Het belangrijkste wapen dat Bangladesh hanteert tegen de kindersterfte is een uitgebreid vaccinatieprogramma. Kinderen worden ingeënt tegen zes ziekten: difterie, kinkhoest, tetanus, tuberculose, mazelen en polio. “We houden elke geboorte in het land bij, zodat niemand een vaccinatie hoeft te missen. Elk kind telt”, verklaart dokter Mohammad Amjad Ali Fakir, verantwoordelijke voor de gezondheidszorg in het district Mymensingh.

Jarenlang bereikte Bangladesh met de inentingen amper 2 procent van de kinderen jonger dan vijf jaar. Maar in het afgelopen decennium schakelde de regering een versnelling hoger. Ze stelde zich als doel minstens 90 procent van alle kinderen minder dan een jaar oud volledig te immuniseren. In 2008 werd met de hulp van Unicef een campagne gelanceerd om elk district in het land te bereiken.

Het resultaat mag er zijn. Naar verluidt heeft 98 procent van de bevolking nu toegang tot de vaccins, ook mensen in onherbergzame gebieden. Andere ontwikkelingslanden waaronder buurlanden Sri Lanka, India en Nepal, doen het heel wat minder goed. Sinds eind 2006 is polio uitgeroeid in Bangladesh. En vorig jaar slaagde het land erin 35 miljoen kinderen een herhalingsintenting tegen mazelen te geven. Door alle inentingen werden sinds 2008 al ongeveer 9,6 miljoen kinderen jonger dan een jaar gered, schat te regering.

Gezondheidswerkers

De sleutel tot het succes van de campagne zijn de 26.000 gezondheidswerkers die geregeld moeilijk bereikbare gebieden bezoeken. Alleen al het district Mymensingh, op ongeveer 145 kilometer ten noorden van Dhaka, telt 440 van zulke plaatsen. De gezondheidswerkers worden bijgestaan door een even grote groep sociaal assistenten die de gegevens per gemeenschap bijhouden. Ze organiseren maandelijks vaccinatiesessies om zo weinig mogelijk mensen over het hoofd te zien.

Het is geen gemakkelijke job. “Dat lijkt een vlak land, maar er zijn plaatsen die zo afgelegen zijn, dat we er zelfs met de motorfiets niet geraken”, getuigt H A Mohammad Harunor Rashid.