Kleine onafhankelijke podia versus Culturele Centra
Cultuur, klein podium -

Kleine onafhankelijke podia versus Culturele Centra

donderdag 6 februari 2014 14:31
Spread the love

Opnieuw gaat er een nieuwe Cultuurcentrum open. En toch… blijf ik me vragen stellen. Het gaat hem enkel over het feit, niet over de al dan niet goede werking, maar over het feit dat er ooit een beslissing genomen is om miljoenen te investeren in Culturele Centra tout court. Om het wiel telkens opnieuw uit te vinden, terwijl er voldoende individuele initiatiefnemers op maat met goestingen zijn. Maar de middelen zijn reeds verdeeld,… Jammer…

Vooreerst het pretentieuze begrip “centrum”, terwijl alles afhankelijk is van mensen. Het begrip ‘centrum’ passeert de vele individuele muziekbeoefenaars, de talrijke verenigingen, de verhalenvertellers bij het familie-eten, de talrijke ontmoetingen tussen mensen, al het mooie op straat (beeld, tuinen,…), overal waar mensen vanuit hun cultuur iets nieuws creëren. Iets het middelpunt noemen van cultuur, heeft iets pretentieus….

Ik het 12 jaar geleden samen met heel wat vrienden ‘t Smiske opgericht. Een klein kunstencentrum waar heel wat gelijkaardige grote namen zoals in CC’s ons klein podium aandoen. We hebben een heel grote dynamiek, zitten (of zaten) met onze tentakels in het politieke en verenigingsleven, alsook het cultureel veld is ons niet onbekend. Pluralistisch laten we iedereen zoveel mogelijk zijn ding doen en laten we meningen vrij zijn.

Maar het wordt wel moeilijker. De subsidies zijn weggevallen. Er worden van overheidswege keuzes gemaakt. En het contrast is vandaag zo groot. Net op het moment dat de subsidies wegvallen en dus de erkenning van de overheid, gaat het cultureel centrum tegenover onze deur open. David en Goliath. ‘t Is maar een metafoor.

Ik weet het. Het is pretentieus om te vinden dat de overheid zelf maar moet zien wat er in het cultureel veld gebeurt. Ik wil wel geloven in deskundigen. Maar deskundigen, wat dat ook betekent, moeten mijn inziens zelf goed voelen waar het bruist en noodzakelijk is om niet verloren te laten gaan. Ik noem mezelf een deskundige, een ervaringsdeskundige met een opgebouwd netwerk van jaren….

Tijd steken in subsidiedossiers is een vak apart, daar worden zelfs bedrijven voor opgericht, cursussen voor ingericht,… het neemt gigantisch veel tijd in beslag. Sommige organisaties nemen er speciaal iemand voor aan.
Het klinkt pretentieus om te zeggen dat het bij ons bruist als ik zeg dat er 2 soms 3 concerten per week doorgaan met in diezelfde week ook nog tal van repetities, ontmoetingsmomenten (destdagcafé en zondagcafé), vormingsmomenten, tentoonstelling, dynamiek rond een speerpunt van folk en volksmuziek (Den Appel),… en dat week na week na week, nu jaar na jaar,… 12 jaar lang.

Ik had altijd gehoopt dat net door het te doen, het de beste garantie is om te tonen wat we zijn: laagdrempelig, avontuurlijk, kwaliteit, naar de essentie, geen onnodige franjes,… Neen, blijkbaar is het opblazen wat ge nog gaat doen belangrijker dan het parcours  dat men opgebouwd heeft. Erkenning krijgt men niet, maar moet men afdwingen.

Waar het me eigenlijk omgaat, het vorige was maar wat gal, is dat er in CC’s heel wat geld nodig is. Anderzijds is het een tijd waar de kloof rijk en arm groter wordt. Waar financieel de toekomst onzeker is. Waar sparen steeds minder evident wordt. Ik maak de vergelijking tussen kleine podia en culturele centra. Ik viseer niet specifiek die van mijn eigen gemeente.

Een cultureel centrum zorgt voor werkgelegenheid en da’s belangrijk. Bijvoorbeeld 7 personeelsleden met elk een eigen functieprofiel, zijnde de programmator, de technieker, de ticketverkoop, het kuispersoneel, de directeur, de klusjesman,… Ieder zijn vak en dat zo goed mogelijk. Veelal decretaal vastgelegd volgens barema’s of categorie cultuurtempel. Kleine podia werken met enkele sterkhouders die alles zelf proberen te doen (koppigaards omdat er te weinig geld is): boekhouding, programmatie, website, promotie, kuisen, techniek, coördinatie, publiek kennen, klusjes, netwerken…. Ook hier kan men geen steken laten vallen. De sterkhouders moeten alles kunnen. De jobinhoud is de laatste man zijn, van alles verstand hebben. De kundes zitten gezamenlijk in maar enkele personen.

Kleine podia werken met vrijwilligers die ze werven, energie insteken, opleiden,… maar ook zien verdwijnen. Da’ s een normale gang van zaken. Men blijft zolang men iets terugkrijgt of leert. Is de verwondering verdwenen of kan men het niet vinden met de huidige ploeg stokt dat en gaat de dynamiek verder zonder het individu die nieuwe opportuniteiten heeft. Allemaal menselijk. Maar meer vanuit overtuiging, omdat men het graag doet,…. Het zijn ervaringsplekken voor iedereen, opleiding, compagnie,…
Maar vooral het kost de gemeenschap quasi geen geld. In Asse kost het nieuwe cultuurcentrum meer dan 12 miljoen euro gemeenschapsgeld. En dat is dan nog maar opstart… den bouw. Eigenlijk vind ik dat decadent. Hoeveel het onderhoud en de werking kosten heb ik niet nagepluisd.

Vaak zijn culturele centra ingebed in een gemeente. Met het geheel van de mogelijkheden die een gemeente kan bieden (gemeenteblad, extra gemeentepersoneel, financiële buffer indien nodig, gemeentelijke accommodatie, gemeentelijke uitstraling,…). Verenigingen zoals kleine podia vaak zijn, zijn dat niet, zo ingekapseld in een bredere structuur.

Vaak willen we dat ook niet, omdat we net eigenzinnigaards zijn, onafhankelijke denkers, pionnen die het uit liefde voor muziek doen en niet in de eerste plaats omdat het onze job is (het is onze job ook niet, het is ons vrijwillig engagement). Plekken met karakter, met elk een eigen uitstraling,… Elk een tikkeltje anarchistisch eigen ding. Diversiteit in het cultuurveld. Daardoor kunnen we net muzikanten hun eigen ding laten doen. Ze moeten geen mainstream verkoopbaar product maken. Het is liefde voor de muziek! Het moet wel goed zijn! Daar staan we op…. net zoals culturele centra. Het moet ons en het publiek geraakt hebben (en achteraf moeten we het de muzikant ook mogen kunnen zeggen wat we ervan vinden, als mens). Wij zijn kwaliteitslabels! Wij zijn springplanken. Ik mis die geestdrift en ondersteuning voor kleine podia vanuit het beleid, vanuit de politiek, vanuit de administratie,…

Maar Cultuur verwordt langzaam tot een commercieel ding. Artiesten bereiden shows voor die ze verkopen aan CC’s. Daar is ook meer geld te rapen. Op zich geen abnormale zaak, zo werkt het nu eenmaal. Met één concert in een cultureel centrum verdienen ze vaak meer dan in 4 of 5 keer spelen in kleine zaaltjes. Maar toch… er klopt iets niet. Men is toch muzikant om veel te spelen, telkens opnieuw en opnieuw? Muzikant-zijn is geen merknaam, maar wat men doet als men muziek maakt. Maar misschien verstaan we elkaar niet….

Muziek, kunst,…. wat is dat voor mij? Op een of andere manier is het een basisbehoefte. Een samenleving zonder cultuur wordt ziek. Als ik me niet goed voel, moet ik me troosten aan muziek, als ik het allemaal een lelijke boel vind, moet ik verrast kunnen worden door een kunstwerk om het tegendeel te voelen. Als ik me net gekoeioneerd voel moet ik geen administratie tegenkomen, maar een straatmuzikant die de droefheid van een verloren ziel bezingt. Ik voel me daar vreemd genoeg beter door. Kunst oordeelt niet rechtstreeks, maar zoekt wel schoonheid. Het is een zachte verheffing uit de ‘t is niet allemaal kommer en kwel…

Bij kunst kan de zachtheid opnieuw losweken, mogen de gevoelens zijn,… ‘t is daarbuiten soms een harde wereld 😉
Kunst heeft iets religieus, iets dat iets negatiefs positiefs tracht te maken…. of op zijn minst het perspectief van kijken verandert.
Mensen uit hun vertrouwd kader halen om bij elkaar schoonheid te ervaren is ook zulk een vorm van ‘beter maken’.  Het hoeft niet, het is vrijblijvend,… maar men wordt er zelf wat creatiever van, wat gevoeliger, wat wijzer,… dat wil ik echt geloven. Dat dat iets als  zin van kunst is…  Zo is een goei mop, een goei gesprek,… bij uitbreiding ook kunst. Als ik er me beter bij voel, letterlijk, mezelf voel lachen, voel wenen,…. mezelf beter bij VOEL dus. Het me verheft uit de situatie.
Dat is zowel binnen de economische realiteit als erbuiten zo.

Maar als ik een zaal heb van 300 man en een hele politieke gemeenschap als controle-organisme,… dan zit ik met beperkingen. Dan zit een heel cultureel veld met beperkingen. Ik mag niet te avontuurlijk gaan, de mensen moeten ontspannen, niet te moeilijk aub. De artiest moet al een merknaam hebben, liefst van radio en televisie,…. Heel kort door de bocht wil ik hiermee duiden dat de mainstream door de mainstream gevoed wordt. Het is een vicieuze cirkel.

Zo zitten we vaak in een spiraal. Avontuurlijk programmeren is een risico, zeker voor grote zalen. Chapeau voor de programmator die het aandurft, want hij moet zich verantwoorden aan een hele algemene vergadering, ‘t is toch belastingsgeld. Zolang alles goed gaat geen probleem, als het minder gaat wordt de kleine avonturier in de programmator langzaam gedood. Kleine podia kunnen hier perfect aanvullend op inspelen. Zij krijgen door de jaren een neus voor de zaadjes die groot worden. Yevgueni, Buurman, Laïs,… en tal van anderen zijn in hun beginperiode in kleine podia zoals ‘t Smiske gepasseerd. We wisten toen al wat een talent er in zat. Dat zie je, dat riek je,… dat voel je. Dat is ons netwerk, onze dada, onze intuïtie die steeds scherper wordt,… Maar we hebben het voordeel dat onze risico’s niet zo groot zijn, dat het ons eigen werkingsgeld is, dat we gewoon tout court kunnen ‘spelen’ omdat het veel minder gemeenschapssgeld is. We hebben net de mogelijkheid om onze neus te volgen, zonder veel verantwoording. En daarenboven kunnen we het heel laagdrempelig houden qua inkomgelden. Dat is de expertise die we langzaam mochten leren…

De overheid, ook een gemeente, maakt hierin keuzes. Kleine podia geven voeding aan zaadjes. Culturele Centra plukken ze vaak uit de catalogi van de boekingskantoren. Het verhaal van de risico’s…. en vraag en aanbod, van het promotieverhaal dat er mee aan vast hangt…  Ik vind het jammer. Men blijft op begane paden wandelen, terwijl langzaam we eigenlijk niet meer weten hoe het financieel in dit land verder zal gaan. Hebben we nog geld voor grote prestigeprojecten op te zetten? Te blijven ondersteunen…?

Met het geld van één cultureel centrum kunnen tal van kleine grensverleggende initiatieven opgezet worden. Terwijl het een alternatief kan zijn om net heel veel kleine podiumkansen aan te bieden aan muzikanten. Elk podium met een eigen karakter. Hoe meer podia, hoe meer werkgelegenheid, hoe diverser vanalles kan… hoe minder binnen de lijntjes alles gekleurd moet zijn. Want, ik spreek uit ondervinding, ons publiek kijkt de muzikant rechtstreeks in de ogen, daar zijn geen maskers mogelijk, het moet eerlijk zijn. Als mens. Achteraf… daarom dat ik muzikanten op een klein podium veel hoger acht: ze zijn zoveel kwetsbaarder. Ze staan er quasi naakt. want net het licht in de ogen verraadt de eerlijkheid. En achteraf krijgen ze hun evaluatie.

We zijn met muziek bezig, er is achteraf geen anonieme evaluatie in de cafétaria. De muzikant staat aan de toog, er is geen ontwijken aan. Zowel voor hem/haar of het publiek. Doch ont-moetingscentra worden echter al es platgewalst door de vele ‘moetens’ waar ze moeten aan voldoen….

Alles van waarde is weerloos, zei Lucebert.

Ik geloof in de kwetsbaarheid. Het is het beste wapen tegen ongevoeligheid, tegen onverschilligheid,… het is het mooiste geschenk dat we aan elkaar kunnen geven. Maar nu ben ik te lyrisch. Mijn excuses.
 

take down
the paywall
steun ons nu!