De bittere herstructureringsgolven van de laatste weken drukken de Vlaamse beleidsmakers opnieuw met de neus op de feiten: het Nieuw Industrieel Beleid van Vlaamse minister-president Kris Peeters (CD&V) bestaat uit veel zalvende woorden voor bedrijfsleiders, maar niet uit daden om onze jobs te redden.
Het Vlaams ABVV roept de Vlaamse regering op om eindelijk werk te maken van een gespierd industrieel beleid dat het status quo in vraag durft te stellen.
1. Maak van opleiding de spil van het economisch ondersteuningsbeleid.
We zijn reeds lang vragende partij voor een grondige evaluatie van de Vlaamse overheidssteun. De Vlaamse regering moet met haar bedrijfssubsidies volop inzetten op de enige grondstof die ons gewest rijk is: de kwaliteit van onze werknemers.
Daarom moeten deze subsidies georiënteerd worden naar investeringen in toekomstgerichte opleidingen. Ook de bedrijven moeten harder op hun verantwoordelijkheid op gebied van opleiding worden gewezen. Bedrijven die minder dan 1,9% van hun loonmassa in opleiding investeren, moeten uitgesloten worden van Vlaamse overheidsopdrachten of steun.
2. Maak steun terugvorderbaar in geval van delokalisatie.
Ford kreeg sinds 1996 meer dan 80 miljoen euro strategische steun. Tewerkstellingsgaranties moeten een veel sterker contractueel karakter krijgen. Steun moet terugvorderbaar zijn over een periode van 10 jaar bij brutale afslankingen en sluitingen van winstgevende bedrijven, zeker wanner dit gepaard gaat met delokalisatie van activiteiten.
3. Investeer in maatschappelijke uitdagingen.
De Vlaamse regering moet de sprong wagen naar een investeringsbeleid dat volledig gedreven wordt door maatschappelijke uitdagingen. De vergroening van onze economie en het voorbereiden van de gevolgen van de vergrijzing vormen daarbij twee belangrijke speerpunten.
Waar de privé faalt moet de overheid de fakkel durven over te nemen. Indien de overheid de investeringsmiddelen uit het TINA-fonds (nog 137,2 miljoen euro) niet uitgedeeld krijgt, moet ze deze zelf investeren.
Ook de investeringsmiddelen uit de Europese Structuurfondsen moeten op een meer doordachte manier worden ingezet. Enkel investeringen met een duidelijke impact op tewerkstelling mogen gesteund worden. Daarom moet de inspraak van de sociale partners bij de verdeling van de EFRO-middelen verhoogd worden.
4. Investeer in onderzoek en innovatie.
De Vlaamse regering kan het behalen van de 3%-norm voor investeringen in onderzoek en innovatie niet blijven uitstellen. Deze inspanning moet zowel gedragen worden door de overheid (1%) als door de bedrijven (2%).
In plaats van een groeipad uit te tekenen naar 2020, kan de Vlaamse overheid ook versneld investeren in O&O door op zoek te gaan naar nieuwe inkomsten. Maar ook de bedrijven staan nog ver af van de vooropgestelde 2%. De overheid moet dus via sectoronderhandelingen aan de bedrijven een duidelijk en afdwingbaar engagement opleggen om de investeringen in O&O op te drijven.
In een kleine regio als Vlaanderen kunnen de schaarse middelen daarenboven best ingezet worden op een beperkt aantal clusters waar we het potentieel hebben om werkelijk een competitief voordeel en bijkomende werkgelegenheid uit te bouwen.
5. Beter voorkomen dan genezen.
Het Agentschap Ondernemen kan haar verantwoordelijkheid rond preventief bedrijfsbeleid niet blijven ontvluchten. Waarom werden de toeleveranciers van Ford niet eerder begeleid naar meer gediversifieerde productie?
Ook nu kan (en moet) het agentschap ingrijpen, namelijk door de getroffen toeleveranciers maximaal te ondersteunen in de zoektocht naar nieuwe niches om in te overleven. De doorstartplannen die daarvoor kunnen worden opgemaakt en gesubsidieerd, zijn instrumenten die nu moeten worden ingezet.
6. Een overheid die klaar staat voor de ontslagen werknemers.
De begeleidingscapaciteit van de VDAB is vandaag niet voldoende om de klappen van de voorbije weken op te vangen. In plaats van op dergelijke situaties te voorzien, voert de Vlaamse regering momenteel nog bijkomende besparingen door.
Als we nog willen spreken van enige ernstige hulp in het heroriënteren van ontslagen werknemers, dan moeten de besparingen en de opgelegde personeelsstop bij de VDAB dringend worden teruggeschroefd.
7. Ook in de toekomst heeft Vlaanderen nog industrie nodig.
Ondanks het drama van de afgelopen weken zal ook de industrie in de nabije toekomst met knelpunten op de arbeidsmarkt te maken krijgen. Werken in de industrie moet ook voor jongeren een aantrekkelijke toekomstmogelijkheid blijven.
Om deze redenen is het belangrijk dat ook op sectoraal niveau onderhandeld wordt over het verhogen van de werkbaarheid. Ook hervormingen in het onderwijs kunnen ertoe bijdragen dat meer jongeren kiezen voor technische opleidingen met toekomst.
8. Bel de vakbond niet alleen wanneer het brandt.
De discussie over de toekomst van onze industrie mag niet alleen een zaak zijn van politici, enkele academici en de werkgevers. Momenteel worden de vakbonden op bedrijfs- of sectorniveau opnieuw pas aan tafel gevraagd wanneer er grote herstructureringen op het menu staan. We verwachten van de Vlaamse regering dat ze over alle aspecten van haar industrieel beleid in de eerste plaats in overleg treedt met alle sociale partners.
Mehdi Koocheki, adviseur studiedienst Vlaams ABVV