Opinie - Claire Lim

Monopolie van Big Pharma schaadt ontwikkelingslanden 

Patenten op medicijnen maken het ontwikkelingslanden onmogelijk een competitieve industrie te ontwikkelen, ondanks het feit dat ze in sommige gevallen die patenten mogen breken, zeggen Claire Lim en Jomo Kwame Sundaram.

woensdag 12 februari 2020 14:57
Spread the love

Veel medicijnen en medische testen zijn onbetaalbaar voor het grootste deel van de wereldbevolking. Dat is te wijten aan de macht van transnationale farmaceutische bedrijven om hun monopolistische macht te misbruiken. Wetgeving over intellectueel eigendom maakt het mogelijk prijzen hoog te houden en maximale winst te behalen op de lange termijn.

Het meeste basisonderzoek gebeurt met overheidsgeld en in de afgelopen jaren ook vanuit filantropische initiatieven. Als zich een commercieel aantrekkelijke kans aandient, financieren durfkapitalisten het patent en de marktintroductie. Alle winst gaat vervolgens naar de patenthouder.

Patenten, een vorm van intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten), zijn volgens velen noodzakelijk om innovatie te stimuleren en de onderzoeks- en ontwikkelingskosten te dekken. Een tijdelijk wettelijk monopolie zou daarvoor nodig zijn.

IE-rechten en monopolies

Na het verkrijgen van patenten, nemen patenthouders doorgaans extra maatregelen om potentiële concurrenten af te schrikken en te ondermijnen. En om hun monopoliepositie met alle beschikbare middelen te versterken en uit te breiden. Private bedrijven gebruiken hun monopolie om exorbitante prijzen te vragen.

In 2015 kocht Turing Pharmaceuticals de rechten op Daraprim, een medicijn dat kanker- en hiv-patiënten gebruiken om dodelijke parasitaire infecties te voorkomen. De prijs vervijftigvoudigde vervolgens van 13,50 dollar naar 750 dollar. Aan het hoofd van het bedrijf stond Martin Shkreli, die in de Amerikaanse media wordt afgeschilderd als ‘Pharma Bro’ en ooit “de meest gehate man van Amerika” werd genoemd.

Evergreening

Private bedrijven proberen hun monopolies telkens te vernieuwen, door “vervolgpatenten” te registreren op basis van een minimale aanpassing van de originele uitvinding. Dit zogenoemde evergreening gebruiken bedrijven om langdurig hun monopoliepositie vast te houden.

Anderen houden zich bezig met patent trolling, het verkrijgen van zoveel mogelijk patenten om geld te verdienen aan rechtszaken en licenties, zonder zelf iets uit te vinden of producten te maken. Dit soort praktijken maakt het mogelijk voor patenthouders om degenen die de patenten nodig hebben, te chanteren. Soms gebeurt dit door het creëren van “patentwebben” – webben van elkaar overlappende intellectuele eigendomsrechten – en de bijbehorende knelpunten die het gebruik van de gepatenteerde kennis beperken en verdere innovatie hinderen.

Biologie

Voordat de VS zich terugtrokken uit het Trans-Pacific Partnership (TPP) in januari 2017, zouden de TPP-bepalingen zo ver gaan dat ook “biologie” daaronder viel, dat wil zeggen substanties die de natuur zelf voortbrengt, zoals insuline voor diabetespatiënten.

Deze kwalijke TPP-bepalingen zijn geschrapt in het Comprehensive and Progressive TPP (CPTPP), dat er kwam na de terugtrekking van de VS, maar ze kunnen eenvoudig opnieuw geïntroduceerd worden, bijvoorbeeld om de VS over te halen weer mee te doen met het TPP.

TRIPS

Via diverse middelen hebben IE-regimes in Amerikaanse stijl zich wereldwijd verspreid nadat de Wereldhandelsorganisatie (WTO) de overeenkomst inzake Handelsgerelateerde Aspecten van Intellectueel Eigendomsrecht (TRIPS) had aangenomen.

Onder TRIPS moeten alle WTO-leden een minimaal niveau van IE-bescherming handhaven, waaronder patenten voor minimaal twintig jaar. Dat geldt ook voor geïmporteerd intellectueel eigendom geregistreerd in andere landen.

TRIPS bepaalt de voorwaarden voor het gebruik van een “verplichte licentie” die overheden toestaat om een derde partij of overheidsinstantie een licentie te verstrekken om een gepatenteerde uitvinding te gebruiken zonder toestemming van de patenthouder.

Vermijdbare kosten

Er zijn geen duidelijke bewijzen dat TRIPS ontwikkelingslanden helpt door het aantrekken van buitenlandse investeringen, het stimuleren van technologieoverdracht en meer innovatie. In plaats daarvan legt TRIPS ontwikkelingslanden substantiële, vermijdbare kosten op.

Ontwikkelingslanden die gebruik maakten van de TRIPS-concessies, kregen te maken met internationale druk van grote farmaceutische bedrijven en hun regeringen. Die probeerden het gebruik van deze uitzonderingen te beperken of helemaal te elimineren.

Maleisië was het eerste land dat gebruik maakte van verplichte licentie onder TRIPS, voor de productie van sofosbuvir voor de behandeling van hepatitis C. De patenthouder van dit medicijn is Gilead, dat voor een volledige kuur bijna 300.000 RM (66.000 euro) vraagt. De generieke variant kost iets meer dan 1000 RM (221 euro). Big pharma in de Verenigde Staten heeft druk uitgeoefend op Maleisië om te stoppen met het gebruik van deze verplichte licentie.

Intellectuele piraterij

Ontwikkelingslanden zijn meestal niet in staat om de monopolistische praktijken van transnationale farmaceutische conglomeraten te controleren. Dat heeft te maken met hun onderontwikkelde antitrustregimes, zwakke wetshandhaving en invloedrijke bedrijven.

Die bedrijven “herverpakken” medicinale producten en processen op basis van “traditionele kennis” uit ontwikkelingslanden soms om er patenten op aan te vragen. Dat doen ze ook met “biologische producten”, producten die de natuur zelf ons biedt.

Kurkuma

Kurkuma wordt bijvoorbeeld in India alom gebruikt als medicijn, in voedsel en als kleurstof. In 1995 verstrekte de VS aan de Universiteit van Mississippi een patent voor het gebruik van kurkumapoeder om wonden te behandelen. Daarmee kreeg de universiteit het exclusieve recht kurkuma te verkopen en distribueren.

De Indiase Raad voor Wetenschappelijk en Industrieel Onderzoek (CSIR) maakte bezwaar, met het argument dat kurkuma al eeuwenlang gebruikt wordt in India. De Raad kwam met historische referenties in Sankrit, Urdu, Hindi en andere talen. Het Amerikaanse patent werd uiteindelijk ingetrokken omdat het niet “innovatief” genoeg was. Maar daarvoor was een Hercules-inspanning nodig.

Alternatieven

Ontwikkelingslanden hebben niet de mogelijkheid om de overdracht van technologie te eisen, wat hun mogelijkheden om zelf technologische capaciteit te ontwikkelen verder beperkt. Regeringen van ontwikkelingslanden krijgen te horen dat ze daarom moeten industrialiseren door transnationale bedrijven vriendelijk te vragen “waarde toe te voegen” door bedrijfsonderdelen naar hun economieën te verplaatsen.

In Innovation, Intellectual Property and Development suggereren Joseph Stiglitz, Dean Baker en Arjun Jayadev alternatieven om innovatie te stimuleren, vooral voor rijke landen. Tot die alternatieven behoren: gecentraliseerde directe financiering voor R&D; gedecentraliseerde financiering via belastinguitzonderingen voor onderzoeksuitgaven; het instellen van prijzen om innovatief onderzoek te belonen en het oprichten van opensourceplatforms om het vrije delen van kennis te stimuleren.

Zonder de sterke private monopolies die mogelijk gemaakt worden door IE-rechten, kunnen de huidige exorbitante prijzen voor medicijnen aanzienlijk verlaagd worden, terwijl ontwikkelingslanden veel betere vooruitzichten krijgen om een internationaal competitieve industrie en technologie te ontwikkelen.

Claire Lim is advocaat en Jomo Kwame Sundaram is econoom. Beiden zijn verbonden aan het Khazanah Research Institute in Maleisië. Ze schrijven dit artikel op persoonlijke titel.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!