Paul Heslop is programmadirecteur bij de UN Mine Action Service (UNMAS). Tijdens een persconferentie op 4 april 2016 in New York meldde hij dat de UNMAS zich niet alleen richt op het opruimen van landmijnen, maar ook op het onschadelijk maken van niet-geëxplodeerde handgranaten, raketten, clustermunitie en geïmproviseerde explosieven.
Op de persconferentie vertelde UNMAS-directeur Agnes Marcaillou dat terugkerende vluchtelingen uit Irak soms mijnen aantreffen voor de deuren en ramen van hun huis. “Ook Syrische gezinnen die terugkeren worden geconfronteerd met een land dat bezaaid ligt met niet-geëxplodeerde bommen en clustermunitie. Dat kan vandaag of morgen tot hun dood leiden.”
Marcaillou vindt het essentieel dat er aandacht wordt besteed aan de kwestie tijdens de humanitaire top in mei in Istanboel. Om landmijnen en andere explosieven in Irak en Syrië op te ruimen, is volgens haar ongeveer 87 miljoen euro nodig. Dat is een zeer laag bedrag in verhouding tot het bedrag dat wordt uitgegeven aan het kopen van deze bommen en gelijkaardig oorlogsmaterieel, benadrukt ze. Sinds augustus 2015 werd volgens de VN in Syrië ongeveer 14 ton explosief materiaal vernietigd.
De UNMAS boekte in de afgelopen jaren vooruitgang bij het opruimen van landmijnen in Afghanistan en Cambodja. Dat wil echter niet zeggen dat de problemen opgelost zijn, aldus Heslop. In Afghanistan bijvoorbeeld, daalde het aantal doden als gevolg van landmijnen van honderden mensen per maand tot vijf of zes. Het aantal doden als gevolg van andere explosieven ligt echter nog steeds rond zeventig per maand.
In Cambodja wordt al tientallen jaren gewerkt aan het opruimen van landmijnen. Volgens Heslop zal het nog een jaar of tien duren voordat het land vrij is van mijnen.