Uitgerekend het woon-werk autoverkeer krijgt vandaag heel wat federale fiscale stimuli. Ook hier gelukkig federaal, zoniet krijg je een versnipperde fiscaliteit die elke gewestoverschrijdende mobiliteit onmogelijk beleidsmatig beheersbaar maakt. Maar het is wel een verkeerde invulling van de verkeersfiscaliteit natuurlijk.
Een gewestelijke tol voor elke tunnelgebruiker gaat niet uit van de noodzakelijke selectiviteit voor autoverkeer. Je kan een pendelaar die zijn auto verder niet professioneel nodig heeft niet vergelijken met een ouder die in de ochtend kinderen naar verschillende scholen wil brengen. Slim autorijden behoeft geen schuldgevoelens. Het autoverkeer niet-selectief duurder maken (zoals bij een tolheffing) geeft vooral een selectiviteit op basis van het vermogen van de autobestuurder en niet op basis van de aard van de verplaatsing.
Gelukkig bestaat er bij elke overheid een principe dat de opbrengst uit een sector in principe nooit voorbehouden wordt voor dezelfde sector. Gelukkig maar voor onderwijs of gezondheidszorg die nooit voldoende middelen kunnen opbrengen en toch professioneel dienen uitgebouwd. Gelukkig ook dat politiemensen of belastingsdiensten zich niet rijk kunnen werken 🙂
Een beleid uitstippelen is inderdaad moeilijker dan het sympatiek ogende voorstel van Inter Environnement Bruxelles om de opbrengst uit de tunneltol niet voor de financiering van hun renovatie maar voor de uitbouw van het openbaar vervoer te gebruiken..