Onderzoeksjournalist Kristof Clerix meldt in Knack dat twee politiewaakhonden, het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten (Comité P) en de Algemene Inspectie Politie (AIG), met elkaar in de clinch liggen.
De oorzaak zou liggen in een onderzoek van het Comité P over integriteitsschendingen binnen de AIG. Met deze “melding” weet je wel dat er een probleem is, maar niet waarover het juist gaat. Wat zijn “integriteitsschendingen” en welke vorm nemen die aan?
Frank Schuermans, voorzitter van nog een derde controleorgaan op dezelfde diensten, het Controleorgaan op de politionale informatie (COC), dat zich bezighoudt met gegevensbescherming, geeft verdere toelichting:
“In haar visienota pleit de AIG voor de afschaffing van het Comité P. Dat is juridische onzin. De AIG hangt af van twee ministers en voert dus interne controle. Dat is goed, maar interne controle volstaat niet. Je hebt ook externe controle nodig. Dat verschil is essentieel.”
Frank Schuermans is gewezen parketmagistraat, gewezen adjunct-kabinetschef van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte (SP.a, Vooruit), gewezen lid van het Comité P, gewezen lid van de Privacycommissie, en nu voorzitter van het COC). Hij legt “bijna” de vinger op de wonde.
Hij heeft gelijk wanneer hij zegt dat er een verschil is tussen interne (AIG) en externe controle (Comité P). Dat Schuermans de echte vraag ontwijkt is begrijpelijk. Hij kon van het éne naar het de andere orgaan surfen en zijn loopbaan afsluiten als voorzitter. De echte vraag zit evenwel ergens anders. Wat is het resultaat van de nieuwe vormen van toezicht en waarom moeten er drie zijn?
Toezicht op de politie is er altijd al geweest. Bestuurlijk gebeurde dat door de minister van Binnenlandse zaken, gerechtelijk door de parketten. De door het eerste parlementaire Bendeonderzoek vastgestelde “disfuncties” toonden aan dat dit toezicht erg onvolkomen was.
Vercommissionering
Daarom was de oprichting van het Comité P en het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Comité I) één van de voornaamste gevolgen van dat onderzoek. Door de oprichting van twee nieuwe organen verdween de vraag waarom het vorige toezicht onbehoorlijk was naar de achtergrond. Noem dit het gekende fenomeen van de “vercommissionering”.
Het verslag van de Bendecommissie had evenwel de echte oorzaak wél aangegeven. De voornaamste “disfunctie” lag in de overmacht van het parket bij de bepaling van de onderzoekspistes en van de onderzoeksstrategie wat uiteraard een rechtstreekse invloed had op de werking van de politiediensten.
En dat maakte het gebrek aan samenwerking tussen de Gerechtelijke Politie bij de parketten en de Rijkswacht tot een ware politieoorlog. Dat het tussen die diensten tot deze oorlog kwam was maar de veruiterlijking van een meningsverschil tussen de toenmalige minister van Justitie Melchior Wathelet (PSC, CDH, Les Engagés) en deze van Binnenlandse zaken Vande Lanotte.
De justitieminister stond achter de procureurs-generaal, die hun eigen politiedienst niet wilden afstaan. Vande Lanotte wou van de Rijkswacht de sterkste en alles omvattende politiedienst maken. Dat is door de oprichting van de “geïntegreerde” politie op twee niveaus ook gebeurd. De Gerechtelijke politie bij de parketten werd opgeslorpt door de Federale politie die niets anders is dan de voortzetting van de Rijkswacht.
Het grote verschil tussen de oude en de nieuwe vormen van toezicht ligt echter niet in de vraag wie het gezag heeft over de toezichtsorganen. De interne inspectie rapporteert aan de minister van binnenlandse zaken, de vaste comités aan het parlement.
Wat heeft de burger eraan?
Het is de voornaamste vraag wat er met de onderzoeken, vaststellingen en aanbevelingen van deze toezichtsorganen gebeurt. Wat doet het parlement met de verslagen van de Vaste Comités P en I, en wat doet de minister met deze van de AIG? Het is een studie op zich waard.
Hierbij komt nog een andere vraag die bij nader toezien wellicht nog belangrijker is: Wat heeft de burger er aan?
Als er al wat van de verslagen van de AIG naar buiten komt gebeurt de communicatie zoals je in het artikel van Kristof Clerix kan lezen, een overname van een weinig of niets zeggend Belga-berichten.
In de verslaggeving van beide Comités is de vertrouwelijkheid zelfs ingebouwd. Enerzijds krijgt de burger-klager geen inzage van de onderzoeken zodat hij er niets kan mee doen, anderzijds blijft ook de bespreking in de parlementaire “begeleidingscommissie” afgeschermd tot de algemene vaststellingen en de niet persoonsgebonden gegevens.
In beide gevallen ontbreekt in de twee toezichtsorganen ook wat het gerechtelijk toezicht daadwerkelijk maakt: noch de AIG, noch de Comités P en I kunnen sanctionerend optreden.
Dat kan een rechter wél en daarbij is het parket partij. Geen wonder dus dat de betwisting tussen de twee controleorganen eindigt waar het toezicht wél enig daadwerkelijk gevolg kan hebben.
Walter De Smedt is gewezen lid van de Vaste Comités P en I