De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

CIDSE CC BY 2.0

“We moeten lokale ondernemingen steunen, maar in Jemen is er gewoon niets meer”

Bijna 60 miljoen kinderen in crisis- en ontwikkelingslanden hebben dringend humanitaire hulp nodig. Kinderorganisatie Unicef lanceerde daarom onlangs haar grootste oproep ooit. Er is geld nodig voor voedsel, drinkbaar water, gezondheidszorg en onderwijs. Maar massaal voedsel en kledij voorzien kan nefast zijn voor de lokale economie.

dinsdag 17 december 2019 16:00
Spread the love

Unicef vind je overal ter wereld waar een crisis woedt. De organisatie houdt zich bezig met het verdelen van voedsel, medicatie, kledij en andere levensnoodzakelijke hulpmiddelen aan de lokale bevolking, en focust daarbij op de meest kwetsbaren: kinderen. Ondervoeding bij kinderen is een van de meest voorkomende problemen bij jonge kinderen in crisisgebieden.

Om hen aan te sterken, gebruikt Unicef een therapeutische voeding: Plumpy’nut, een energierijke pindapasta die verrijkt is met vitamines en mineralen. “Het wordt geproduceerd door Nutriset, een Franse voedselfabrikant”, vertelt Philippe Henon, woordvoerder van Unicef. “Nutriset levert de voeding aan een gigantisch distributiecentrum in Kopenhagen, dat de grootte heeft van bijna vijf voetbalvelden. Van daaruit kan Unicef met het vliegtuig of de boot binnen de 72 uur hulpgoederen naar eender waar ter wereld transporteren. We versturen trouwens naast Plumpy’nuts ook schoolmateriaal en vaccins.”

Lokale economie in leven houden

Hoe beïnvloeden oorlogen en natuurrampen dit proces? In landen als Ethiopië en Congo hebben franchiseondernemingen de productie van Plumpy’nuts overgenomen. Het gros van de hulpgoederen gaat echter nog steeds via de Deense hoofdstad. Volgens professor Miet Maertens, experte bio-economie aan de KULeuven, moeten we echter lokale ondernemingen de nodige steun geven. “We weten uit het verleden dat we voorzichtig moeten zijn met voedselhulp”, zegt ze. “Gratis voedsel bedelen in landen die zich in een abnormale situatie bevinden, maar waar de voedselmarkten nog wel werken, kan de lokale markt verstoren. Zo’n influx dreigt soms de hele lokale landbouw stil te leggen.”

Ook Unicef probeert lokale ondernemingen in de mate van het mogelijke te steunen. Zo koopt de organisatie de kledij die ze aan kinderen schenkt bijna altijd aan in de landen zelf. “In acute noodsituaties willen we de goederen zo snel mogelijk ter plaatse krijgen”, zegt Henon. “Plumpy’nuts die dichterbij geproduceerd worden, zullen we dan, afhankelijk van de bereikbaarheid, eerst inzetten.” Maar dat blijkt niet altijd even eenvoudig. De kwaliteit van de hulpgoederen speelt een belangrijke rol. “De hulpgoederen moeten aan bepaalde kwaliteitsstandaarden voldoen. We kopen dus enkel goederen aan als ze die bereikt hebben.”

“Gratis voedsel bedelen in landen die zich in een abnormale situatie bevinden, maar waar de voedselmarkten nog wel werken, kan de lokale markt verstoren.”

Kopenhagen is essentieel

De distributie via Kopenhagen is voor Unicef ook goedkoper. De organisatie is voortdurend op zoek naar de beste en laagste prijzen voor haar hulpgoederen. De internationale markt speelt een belangrijke rol. “In dit marktmechanisme worden de internationale prijzen ondersteund”, zegt Maertens. “Als die gaan kelderen, is dat nefast voor boeren over de hele wereld.”

Volgens Maertens heeft Unicef vaak ook geen andere keuze dan haar hulpgoederen vanuit Kopenhagen te versturen. “In Jemen is de oorlogssituatie zo erg dat er zelfs geen markten meer bestaan. Je vindt er de meeste ondervoede kinderen. Gezinnen zijn er op de vlucht en verblijven in kampen. Met dergelijke massamigratie, kan je niet anders dan voedselhulp van buitenaf aanbieden.”

Eens horen bij de buren

Een andere mogelijke oplossing is goederen aankopen in de buurlanden. “Dat kan een positief effect hebben op het land in conflict en kan de lokale voedselproductie stimuleren”, zegt Maertens. Unicef wil bijvoorbeeld warme dekens en kledij aankopen in Jordanië of Libanon, om ze nadien uit te delen in Syrische kampen.

De buurlanden van Zuid-Soedan en Congo zijn in volle ontwikkeling en hebben wel functionerende afzetmarkten. Maar in het geval van Jemen is dat niet zo vanzelfsprekend. “Die landen zitten mee verwikkeld in die oorlog. Het gaat ook over rijke olieproducerende landen, die we niet per se moeten ondersteunen.”

Van vandaag op morgen

Unicef heeft in oorlogsgebieden niet altijd de zekerheid dat de hulpgoederen een succesvolle eindbestemming kennen. “Bij een natuurramp kan je de volgende dag al beginnen met heropbouwen,” zegt Henon. “Je weet dat de situatie op een bepaald moment zal verbeteren. Bij een oorlog heb je die controle niet. De ene dag heb je succes, maar dat kan de volgende dag alweer verdwijnen door meer geweld of een blokkade van de hulpgoederen.”

Professor Maertens benadrukt dat de noodoproep van Unicef zeer terecht is. “Het geld is nodig. Er zijn enorm veel kinderen die dreigen te sterven van de honger.” In gebieden zoals Jemen, Oost-Congo, Zuid-Soedan, Nigeria en het noorden van de Sahel is de situatie zo schrijnend dat de kinderen daar alle mogelijke hulp kunnen gebruiken, of die nu vanuit Kopenhagen of van lokale markten komt.”

 

Hanne De Vleeschouwer – © StampMedia 2019

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!