Thomas Piketty
Thomas Piketty. Foto: Sue Gardner, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0
Boekrecensie - Henri Houben

Thomas Piketty: “Ongelijkheid is een sociale, historische en politieke constructie”

Thomas Piketty is wereldwijd een van de meest invloedrijke economen van de laatste tien jaar. Zijn laatste boek beschrijft de ongelijkheid binnen en tussen landen en hoe die ontstaan is. De economist Henri Houben overloopt de belangrijkste ideeën ervan en geeft ook enkele kritische bemerkingen bij dit briljant boek.

maandag 20 juni 2022 10:41
Spread the love

 

Synthese van drie boeken

Kort is een begrip dat de Franse econoom Thomas Piketty over het algemeen weinig gebruikt. Zijn grote werken, zoals Les hauts revenus en France au XXème siècle (2001), Kapitaal in de 21ste Eeuw (2013) of het nieuwste Kapitaal en Ideologie (2019) beslaan elk bijna duizend pagina’s of meer. Dat is voldoende om meer dan één – zelfs geïnteresseerde – lezer af te schrikken.

Kapitaal in de 21ste eeuw PikettyIn dat opzicht is Une Brève Histoire de l’Égalité een uitzondering op de regel. Zijn lange boeken bleken nuttig om het debat te verdiepen, maar daardoor waren ze minder toegankelijk voor het grote publiek. Zijn nieuwste boek wordt duidelijk gepresenteerd als een synthese van de drie “bouwstenen” die hij eerder afleverde.

Het boek is bovendien gemakkelijk te lezen en geeft een duidelijk beeld van Piketty’s stellingen. Het heeft zo zijn kwaliteiten, maar ook zijn gebreken.

Het werk van de econoom die zich bezighoudt met sociale ongelijkheden, valt uiteen in twee, gemakkelijk te scheiden en toch samenhangende delen. In de eerste plaats is er zijn analyse die meestal nauwkeurig en gedetailleerd is. Daarin toont hij ons met talrijke cijfers en suggestieve tabellen de evolutie van de inkomens en de rijkdom sinds het einde van de 18e eeuw.

Piketty schetst een vrij realistisch beeld van de situatie in Europa en de Verenigde Staten.

De auteur is daarbij uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van de beschikbare statistische bronnen. Die worden gaandeweg beter, maar moeten voor de oudste perioden met de nodige voorzichtigheid worden gehanteerd.

Piketty schetst een vrij realistisch beeld van de situatie in Europa en de Verenigde Staten: een algemene en geleidelijke verrijking van de rijkste sociale groepen in de 19e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog; vervolgens een daling van het vermogen van deze groepen, als gevolg van de oorlogen en de crisis van de jaren dertig; een stabilisatie van deze situatie tijdens de Dertig Glorieuze Jaren (1945-1975); en tenslotte een toename van de ongelijkheid sinds het einde van de jaren zeventig.

Kolonialisme en slavernij

Vertrekkende vanaf de Franse Revolutie belicht hij vanuit dat perspectief het kolonialisme en de slavernij. Beide factoren zouden de bovenstaande evoluties verklaren. Op het eerste gezicht lijkt dat paradoxaal vermits de Franse Revolutie juist erg gebrand was op égalité (gelijkheid). “De huidige verdeling van de rijkdom tussen de landen wereldwijd en binnen de landen zélf draagt de diepe sporen van de erfenis van slavernij en kolonialisme.”

In dit liberale kapitalisme kon er, althans in het begin, geen bevrijding zijn voor wie geketend werd. Van de vijftien Amerikaanse presidenten die aan de verkiezing van Abraham Lincoln in 1860 voorafgingen, waren er elf slaveneigenaar.

“De huidige verdeling van de rijkdom draagt de diepe sporen van de erfenis van slavernij en kolonialisme.”

Thomas Piketty herinnert aan de voormalige Franse kolonie Haïti die dit goed illustreert. Het eiland, waar Haïti deel van uitmaakt was verdeeld tussen Spanje en Frankrijk. Het Franse deel zal later Haïti worden en het Spaanse de Dominicaanse Republiek.

Haïtiaanse_Revolutie

De Haïtiaanse revolutie. Auteur: Auguste Raffet, Wikimedia Commons

Ten tijde van de Franse Revolutie waren er aan Franse zijde ongeveer 450.000 slaven. Zij vertegenwoordigden 90 procent van de bevolking van dit gebied. In 1789, het jaar van de revolutie, arriveerden ongeveer 40.000 nieuwe Afrikanen in de Antilliaanse havens om arbeidskrachten te vervangen die door erbarmelijke arbeidsomstandigheden om het leven waren gekomen. Bij deze cijfers hoeft de mate van overexploitatie van de arbeiders destijds op het eiland geen verder betoog.

Door de gebeurtenissen in Parijs eisten ook de zwarten hun deelname op aan de nieuwe democratie die in de metropool werd gevestigd. Meer concreet eisten ze stemrecht. Dat werd hen geweigerd. Daarom kwamen zij in augustus 1791 in opstand.

Frankrijk stuurde onmiddellijk troepen om de rebellie de kop in te drukken. Twee jaar later besloten de revolutionairen in de metropool toch de slaven te emanciperen, een maatregel die in februari 1794 tot alle koloniën werd uitgebreid. Ze slaagden er echter niet in het besluit effectief af te dwingen.

In 1802 voerde Napoleon de slavernij weer in. Hij kon ze echter niet toepassen op Haïti, omdat de slaven zich daar in 1804 onafhankelijk verklaarden. Alle militaire interventies om de Franse helft van het eiland te heroveren mislukten. De Franse koning Karel X erkende in 1825 de Haïtiaanse soevereiniteit.

Er was echter één voorwaarde die de nieuwe Haïtiaanse regering moest respecteren: de slaveneigenaars moesten voor hun verlies gecompenseerd worden. Dit betekende dat de nieuwe staat 150 miljoen goudfrank aan schuld moest betalen, of 300 procent van het nationaal inkomen van het land in 1825.

Tussen 1840 en 1915 moest de Haïtiaanse staat jaarlijks 5 procent van deze inkomsten afdragen om de Franse schuldeisers terug te betalen. Volgens de huidige gegevens bedroeg de toenmalige schuld 30 miljard euro en dat voor een land met een BBP van 13,6 miljard euro in 2020. Het zou uiteindelijk nog tot 1950 duren vooraleer deze schuld volledig was afbetaald. Door tal van andere problemen bleef Haïti echter in een situatie van afhankelijkheid.

Belang van sociale strijd

De bedenkingen van Thomas Piketty zijn duidelijk beschuldigend en terecht. Hij raamt het extra inkomen per jaar dat Frankrijk vóór de Eerste Wereldoorlog door internationale investeringen verkreeg op 5 procent en voor Groot-Brittannië op bijna 10 procent. Deze bedragen zijn ongetwijfeld onderschat. Niet verwonderlijk dus dat deze twee landen zich in de 19e eeuw enorm hebben kunnen verrijken.

Maar de auteur is ook een van de weinige economen die het belang erkent van de sociale strijd in de economische realiteit. Hij schrijft dat “ongelijkheid bovenal een sociale, historische en politieke constructie is”. Hij voegt eraan toe dat er een langzame, niet-lineaire tendens naar gelijkheid bestaat, die afhankelijk is van een politieke, ideologische en sociale strijd:

“De opmars naar gelijkheid is het gevolg van strijd en opstanden tegen onrechtvaardigheid.”

“Deze opmars naar gelijkheid is het gevolg van strijd en opstanden tegen onrechtvaardigheid, die het mogelijk hebben gemaakt de machtsverhoudingen te veranderen en de instellingen omver te werpen die door de dominante klassen worden gestuurd om de sociale ongelijkheid in hun voordeel te structureren. De opstanden moesten de oude orde vervangen door nieuwe instellingen; nieuwe sociale, economische en politieke regels die rechtvaardiger waren en meer emancipatie voor zoveel mogelijk mensen zouden inhouden.”

Hier vertoont Thomas Piketty’s analyse, die tot nu toe uitstekend was, een leemte. De specialist in statistiek en ongelijkheid komt tot een gerechtvaardigde conclusie, maar hij lijkt een beetje hulpeloos als het erom gaat de relatie tussen werk en samenleving te onderzoeken.

Blinde vlek

Zolang hij op het niveau van cijfers en gegevens blijft, is hij briljant en overtreft hij veel van zijn collega’s. Maar de economische traditie om aan de oppervlakte te blijven en zich niet te verdiepen in de structurele relaties die achter deze statistieken schuilgaan, is nog steeds in zwang en Piketty heeft zich daar niet volledig van kunnen losmaken.

Het begrip uitbuiting is hem dus bijna vreemd, omdat het niet rechtstreeks uit de cijfers naar voren komt. Wat verschijnt zijn sociale ongelijkheden en hij blijft in dit stadium steken. Hij ziet blijkbaar niet in dat het juist de productieverhoudingen tussen bedrijfseigenaren en werknemers zijn, die deze onaanvaardbare discriminaties veroorzaken.

Zoals de boeken van Piketty uitstekend aantonen, zijn het de aandeelhouders die rijk worden. Arbeiders en bedienden die het productiewerk leveren, oogsten geen winsten – enkele zeldzame uitzonderingen daargelaten.

De economische traditie om aan de oppervlakte te blijven en zich niet te verdiepen in de structurele relaties is nog steeds in zwang.

Daarin ligt het probleem met de voorstellen van de Franse econoom. Zijn centrale invalshoek is het doortrekken van de tendens naar gelijkheid die hij in de loop van de geschiedenis heeft waargenomen. Voor hem “leiden de sociale staat en progressieve belastingen tot een systematische transformatie van het kapitalisme“.

En hij gaat verder: “Als deze instellingen tot hun uiterste logica worden doorgetrokken, vormen zij een essentiële stap in de richting van een nieuwe vorm van democratisch, gedecentraliseerd en zelfbesturend socialisme, ecologisch en gemengd, dat het mogelijk maakt een nieuwe wereld te structureren die anders, meer emancipatoir en egalitair is dan de huidige“.

Een dergelijke uitspraak lijkt verdacht veel op een geloofsbelijdenis. Het is evident dat in een wereld waarin de rijken (hoge) belastingen betalen in verhouding tot hun rijkdom de socialezekerheidsmechanismen zullen worden uitgebreid. De strijd tegen discriminatie in het onderwijs onverdroten zal worden opgevoerd. Democratische gelijkheid zal worden nagestreefd en er zal een eind komen aan de milieuverloedering.

De kernvraag luidt of dit alles mogelijk is zonder de structuren van het kapitalisme te veranderen.

Het is evident dat een dergelijke situatie oneindig veel aanvaardbaarder zou zijn dan de huidige toestand waarin de ongelijkheid toeneemt en er regelmatig oorlogen en conflicten opduiken. Maar de kernvraag luidt of dit alles mogelijk is zonder de structuren van het kapitalisme te veranderen.

Hervorming of revolutie?

Op dit punt sluit Thomas Piketty zich aan bij de standpunten die in de socialistische of sociaal-democratische partijen leven, en verwerpt hij de zogenaamde “communistische” experimenten.

Hij merkt op: “Historisch gezien was de socialistische en communistische beweging opgebouwd rond een wezenlijk ander platform, namelijk staatseigendom van de productiemiddelen en centrale planning. Dat mislukte en werd nooit echt vervangen door alternatieve ideeën. In vergelijking daarmee worden de verzorgingsstaat en vooral de progressieve belastingen vaak gezien als ‘zachte’ vormen van socialisme die niet in staat zijn om de diepe logica van het kapitalisme op losse schroeven te zetten”.

Hij beweert dat het “communistische idee” heeft gefaald. Probleem is dat hij in zijn geschriften geen elementen aandraagt die dat aantonen. In dat opzicht deelt hij de analyse van diegenen die zich inspannen om de zogenaamde socialistische staten zoals de USSR, China of Cuba te demoniseren: “laten we daar verder over zwijgen, het sop is de kool niet waard”.

De pogingen van het communisme mislukkingen noemen, heeft economisch gezien geen zin.

Het zou getuigen van een ernstiger wetenschappelijk onderzoek als hij ook zou nagaan wat er bij de communistische experimenten wél heeft gewerkt en wat niet.

Deze pogingen mislukkingen noemen, heeft economisch gezien geen zin. Zeker niet als je weet dat de USSR in 1917 een achtergebleven en technisch onderontwikkeld land was dat in nauwelijks vijftig jaar uitgroeide tot de tweede industriële macht ter wereld. China realiseerde – ondanks alle ups en downs – sinds 1949 een van de sterkste groeipercentages ter wereld. En Cuba schenkt zijn bevolking gratis onderwijs en gezondheidszorg, ondanks de VS blokkade. Haïti, bijvoorbeeld, zou soortgelijke ‘mislukkingen’ wat graag hebben willen beleven.

De tegenstelling die Piketty ontleent aan de conflicten tussen de socialistische en de communistische beweging, tussen “hervorming” en “revolutie”, tussen “zogenaamd democratisch socialisme” en “noodzakelijkerwijs autoritair socialisme”, is niet zo categorisch als hij ze voorstelt.

In de huidige situatie in Europa en de Verenigde Staten kan een zo radicaal programma als dat van de Franse econoom, dat duidelijk haaks staat op wat de Europese socialistische, sociaal-democratische en arbeiderspartijen naar voren brengen, het voorwerp zijn van gerechtvaardigde strijd van de kant van de werknemers en de gewone burgers.

Is het mogelijk om zich te emanciperen binnen het kapitalisme of is het absoluut noodzakelijk om het kapitalisme te ontmantelen?

Sommige fundamentele eisen inzake de belasting op rijkdom, de democratisering van het onderwijs, de democratisering van het politieke leven, de ontwikkeling van de sociale zekerheid en de openbare diensten, en de opwarming van de aarde, kunnen iedereen samenbrengen.

Une-breve histoire de l'égalite Piketty Deze meningsverschillen liggen niet op dat niveau maar in het karakter dat men aan deze gerechtvaardigde strijd geeft: creëren zij op zich de mogelijkheid om zich te emanciperen binnen het kapitalisme of tonen zij aan dat het absoluut noodzakelijk is een stap verder te gaan en het kapitalisme te ontmantelen om het door een ander systeem te vervangen?

 

Thomas Piketty, Une Brève Histoire de l’Égalité, Editions du Seuil, Parijs, 2021, 351 p. De citaten in deze tekst verwijzen naar deze editie.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!