Onbegonnen werk om dit boek samen te vatten of in één recensie weer te geven. Ik ben een niet zo geïnteresseerde leek in de antropologie en een geïnteresseerd leek in geschiedenis, een schoolvak waar ik altijd goed in was – in tegenstelling tot de meeste van mijn klasgenoten.
Academici in de antropologie en de geschiedkunde zullen zonder twijfel een contradictie zien in een gebrek aan interesse in antropologie en grote interesse in geschiedenis, maar zo is het maar.
Wat we ‘geschiedenis’ noemen is in feite het verleden dat we min of meer kennen, terwijl antropologie staat voor geschiedenis waar we aan de hand van het weinige dat we hebben hypothesen over ontwikkelen en daarrond speculeren (om het niet ‘fantaseren’ te noemen).
Deze recensie is net als elke andere een subjectieve weergave van eigen indrukken. Ze is per definitie onvolledig. Mijn enige ambitie is u, lezers van deze recensie, over te halen dit boek te kopen én effectief te lezen.
Jager wordt boer wordt stedeling
Als student aan de landbouwschool in Vilvoorde kreeg ik wat basisinzichten mee over de ontstaansgeschiedenis van de landbouw. De term is in feite een containerbegrip voor heel diverse systemen van ‘bouwen op het land’. Landbouw is akkerbouw, veeteelt, bosbouw, bijenteelt en zelfs visteelt hoort er bij.
De zoektocht naar nieuwe vormen van landbouw in evenwicht met de natuur is in feite de zoektocht naar oude vormen van landbouw die eeuwenlang hebben bestaan. Veel later na de landbouwschool kreeg ik als werkend student Politieke Wetenschappen aan de VUB in het eerste jaar een cursus ‘Inleiding tot de antropologie’ die dat model bevestigde.
We zijn allen grootgebracht met het concept dat de eerste mensen in kleine zwervende groepen leefden van jacht en verzamelen van eetbare dingen in de natuur. Geleidelijk gingen die zelf de eetbare planten kweken op gronden die ze met dat doel inpalmden.
Van het een kwam vervolgens het ander, grotere akkers, grotere voorraden. Die vergden planning en coördinatie. Zo ontstonden klassen van mensen die niet zelf voor hun eigen dagelijkse voeding zorgden.
Lineaire geschiedenis
Grote voorraden betekenden ook handel over verre afstanden, om te verkopen wat we teveel hadden en aan te kopen wat we niet of te weinig hadden. Kleine woonconcentraties van handelaars leidden tot de eerste steden en zo ging het verder tot de hedendaagse maatschappij.
Het is een lineair evolutiemodel dat op meerdere manieren nog steeds een impact heeft op hoe wij denken over het verleden en het heden. Dit model suggereert vooral dat we nu in een soort definitieve fase zouden zijn beland van staten, steden, industrie, handel, reizen, werken, legers, grote bedrijven …
Niet toevallig dat al die grote ondingen, multinationals, legers, staten grote voorstanders zijn van dit lijnrechte ‘lineaire’ evolutiemodel. Daar halen ze hun argumenten uit om ondermeer industriële mega-landbouwindustrie als een logische evidente evolutie te verkopen.
Graeber en Wengrow zetten dat idee van rechtlijnige evolutie met Het begin van alles op zijn kop. Het is helemaal niet zo lineair verlopen. Zogenaamde tussenfasen duurden langer en waren stabieler dan de zogenaamde definitieve periodes.
Ze vinden zich om te beginnen niet in het concept om de leefwijzen van vroege groepen jagers/verzamelaars met dieren te vergelijken en aarzelen niet hun collega’s daarover te bekritiseren. Dat doen ze echter zalvend en met enig gevoel voor sarcasme.
Zo citeren ze bekend auteur Yuval Noah Harari in zijn boek Sapiens: een kleine geschiedenis van de mensheid (2014): “Sommige (groepen) kunnen net zo hiërarchisch, gespannen en gewelddadig zijn geweest als de gemeenste chimpanseegroepen, en andere net zo ontspannen, vredig en wulps als een stel bonobo’s.”
Harari had volgens beide auteurs evengoed kunnen schrijven “zo gespannen en gewelddadig als de gemeenste motorbende” en “zo ontspannen, vredig en wulps als een hippiecommune”.
Ongelijkheid, van alle tijden?
We doen dan wel of we weten wat een moderne staat is, of hoe maatschappelijke ongelijkheid ontstaat, maar “De zoektocht naar de ‘oorsprong van de staat is bijna net zo oud, en vurig gecontesteerd als het zoeken naar de ‘oorsprong van maatschappelijke ongelijkheid’ – en in vele opzichten zijn beide een vruchteloze onderneming. Het is algemeen geaccepteerd dat, tegenwoordig, vrijwel iedereen in de wereld onder het gezag van een staat leeft.”
Is dat wel zo en had het ook anders kunnen lopen? Moet het ook zo blijven? Het kan wel degelijk anders, daar vinden Wengrow en Graeber tonnen bewijsmateriaal voor in het verleden.
Heel onze geschiedschrijving wordt gedomineerd door denkpatronen die we al dan niet bewust blijven toepassen. Zo krijgen culturen die grote kunst voortbrachten onze aandacht, ook als dat culturen zijn waar gruwelijke massa-executies van gevangenen, slaven of ondergeschikten werden gepleegd of andere gruwel.
Ook culturen die grote leiders voortbrachten verdienen onze interesse (waarbij ik open laat wat ‘groot’ hier betekende). Daarentegen: “Perioden van relatieve vrijheid en gelijkheid neigen te worden genegeerd in het grotere geheel van de geschiedenis.”
Wengrow en Graeber tonen bovendien aan dat despotisme en individuele vrijheid ook konden samengaan. “… de meeste keizers in de oudheid (zagen) blijkbaar weinig reden om in te grijpen (tegen lokaal onafhankelijk zelfbestuur) omdat het ze eenvoudig weinig kon schelen hoe hun onderdanen de straten schoonhielden of hun afwateringsgeulen onderhielden.”
Grote ongelijkheid was dus niet altijd in tegenspraak met vrijheid. Despoten konden bij gebrek aan politie of leger alleen maar hun totale overmacht laten gelden in hun nabijheid.
Als het hen niet beviel, gingen ondergeschikte mensen gewoon weg om ergens anders te leven, ver weg van hun lokale tiran, die in hun dagelijks leven in feite niet bestond, zolang ze maar niet in elkaars buurt kwamen.
Duizenden jaren oude ontdekkingen, nu nog gebruikt
We denken graag dat we ons hedendaags comfort te danken hebben aan de technologische uitvindingen van de voorbije pakweg 150 jaar. Niets is minder waar. “Veel van die neolithische ontdekkingen hadden hetzelfde cumulatieve effect van blijvende veranderingen in het dagelijks leven als het automatisch weefgetouw of de gloeilamp.”
“… elke dag profiteren we tijdens het ontbijt waarschijnlijk van wel tien dergelijke prehistorische uitvindingen. Wie was de eerste die uitvond dat je brood kon laten rijzen door een micro-organisme toe te voegen dat we kennen als gist? We hebben geen idee, maar we kunnen er vrijwel zeker van zijn dat ze een vrouw was, en dat ze vandaag de dag zeker niet als ‘wit’ zou worden beschouwd als ze naar een Europees land zou willen emigreren; en we weten absoluut zeker dat haar prestatie de levens van miljarden mensen nog steeds verrijkt.”
Het is al evenmin zo dat de ontdekking van de basisprincipes van landbouw (waarmee meestal ‘akkerbouw’ wordt bedoeld, zie hierboven) onmiddellijk leidde tot het ontstaan van de eerste landbouwgemeenschappen.
Integendeel, die kennis bestond al veel langer voor ze werd toegepast of voor ze structureel en grootschalig werd toegepast. Bovendien, heel wat gemeenschappen switchten na een periode van landbouw terug naar jacht- en verzamelen.
Anderen waren tevreden met een mengelmoes van beiden. Het was al eeuwen geweten hoe men rijst, tarwe en maïs kon kweken voor die kennis massaal werd toegepast. Er waren zelfs maatschappijen van jagers die steden bouwden en een deel van het jaar sedentair leefden.
Vrijheid in theorie, vrijheid in de praktijk
In plaats van vrijheid als een ‘abstract ideaal of formeel principe’ te huldigen kozen Wengrow en Graeber er voor basisvormen van maatschappelijke vrijheid te onderzoeken “die je ook werkelijk in de praktijk zou kunnen brengen”:
- “de vrijheid om uit je omgeving te vertrekken of je opnieuw te vestigen”;
- “de vrijheid om bevelen die door anderen worden uitgevaardigd te negeren of niet op te volgen”;
- “de vrijheid om volledig nieuwe maatschappelijke werkelijkheden te creëren, of je tussen verschillende maatschappelijke werkelijkheden te begeven”.
We geloven graag dat we vandaag in volledig vrije maatschappijen leven, maar aanvaarden tegelijkertijd om die vrijheden niet toe te passen, in de ratrace van ons economisch bestel. We moeten vaststellen dat we van de vrijheden, zoals ze hierboven worden geformuleerd, zo goed als nooit genieten.
De Europese voordeur
Er staan zaken in dit boek die al min of meer bekend zijn, maar die hier handig gebundeld en uitgewerkt worden. Het besef is al eerder doorgedrongen dat de archeologische voorsprong van Europa op de rest van de wereld alles te maken had met de beschikbaarheid van middelen en de rotsvaste overtuiging – nog voor de eerste spade in de grond werd gestoken – dat alles hier ooit begonnen is.
Sindsdien hebben we het wel door. Europa was een primitieve laatkomer in de geschiedenis van de mensheid. Nu evident maar kan niet genoeg herhaald worden.
“De reden waarom het archeologisch vondstmateriaal uit Europa zo rijk is, is dat Europese overheden over het algemeen rijk zijn, en dat Europese professionele instellingen … zich al veel langer bezighouden met de prehistorie aan hun voordeur dan die in andere werelddelen.”
‘Het begin van’ een kanjer
De Engelse titel The Dawn of Everything geeft het boek wat accurater weer dan Het begin van alles, maar ‘dawn’ laat zich (net als zijn antoniem ‘dusk’) niet kort vertalen: ochtend, ochtendgloren, morgen, morgenstond, zonsopgang, het krieken van de dag …
Je zegt in het Engels ‘It started dawning on me’, wanneer je bedoelt dat je iets begint te beseffen of te begrijpen, dat ‘het licht begint te schijnen’. Die dageraad zie je wel terug in een uitdrukking als ‘het begon me te dagen’.
Dawn betekent letterlijk ‘het worden van de dag’, de overgang van donker naar licht, het eerste daglicht, het ontstaan van de dingen. Het ‘begin’ is vager, maar laat dat de pret niet bederven, dit is zonder meer een uitzonderlijk goed boek.
Het begin van alles is een enorme kanjer. Tussen andere boeken voor recensies door heb ik het hoofdstuk per hoofdstuk of tussentitel gelezen.
572 pagina’s tekst met amper wit tussen de hoofdstukken is veel – in feite ‘slechts’ 566, want Nederlandstalige uitgevers nemen niet de goede praktijk over van de Angelsaksische wereld om pagina 1 te beginnen bij de eerste bladzijde van de tekst en niet bij het titelblad.
Met noten, kaarten- en namenregister erbij wordt dat 655 pagina’s. Het hadden er zelfs 722 kunnen zijn. Uitgeverij Maven Publishing nam de wijze beslissing om de literatuurlijst van 67 pagina’s in de oorspronkelijke versie weg te laten en te verwijzen naar deze link op zijn website.
Een vervolg? Een samenvattende pocket?
Antropoloog David Wengrow is (nog) niet zo bekend in andersglobalistische milieus, maar David Graeber klinkt daar als een klok en staat garant voor succesvol verkoop. Graeber wordt erkend als de vinder van de uitdrukking ‘De één procent’ tijdens de Occupy-beweging, maar zelfs weerlegde hij dat.
Ik hoop dat kopers het boek niet alleen prominent in hun boekenrek zullen plaatsen naast die andere kanjer van Thomas Piketty zonder het echt te lezen.
Dat zou jammer zijn, want dit boek is zeer de moeite waard om helemaal gelezen te worden. Eerlijkheidshalve moet ik hier wel vermelden dat ik de noten – goed voor 71 pagina’s – zelf ook niet gelezen heb.
Sommige voetnoten zijn zeer uitgebreid, maar mijn leeservaring zegt me dat die weliswaar een wetenschappelijke sérieux verlenen aan een werk, maar hoogstens interessant zijn voor collega-wetenschappers – niet voor de geïnteresseerde leek.
Een ingekorte pocket zou welkom zijn voor wie zich door dit volume laat afschrikken. Deze nieuwe inzichten moeten immers brede toegang vinden bij het publiek. Rutger Bregman op de cover: “Over dit boek zullen we het nog jaren hebben”. Dat klopt.
Het zou oorspronkelijk het eerste deel van een trilogie worden. Jammer dat David Graeber er niet meer bij zal zijn voor het vervolg. Hij stierf onverwacht op 59-jarige leeftijd, kort voor het manuscript definitief werd goedgekeurd voor publicatie (zie Vaarwel David Graeber – 1961-2020).
Om kandidaat lezers/lezeressen over te halen het boek aan te kopen, geef ik graag deze tip: ik plaats een paar bladwijzers om enkele volgende hoofdstukken visueel af te bakenen en lees één hoofdstuk per leesbeurt. Dit boek kan je trouwens gemakkelijk met tussenpozen lezen.
De massa informatie in Het begin van alles kan overweldigend overkomen, maar het is niet de bedoeling dat je alles onthoudt wat in dit boek staat.
De gegevens, de namen, de verbanden, het is teveel om op te noemen. Wat bijblijft is de essentie, het inzicht dat er nog zeer veel is dat we niet weten én dat we met dit boek een belangrijke stap vooruit zetten op vlak van kennis en inzicht in ons verleden.
Permanente overgang
Wat ik er bovendien uithaal is de relativiteit van het begrip ‘overgangsperiode’. Sommige zogenaamde tussenfazen tussen maatschappelijke vormen gingen honderden tot duizenden jaren mee. Wie in het midden van een dergelijke periode woonde vond zijn maatschappelijk model vast heel stabiel en vanzelfsprekend.
Wij bekijken onze maatschappij – zeker in Europa (en zijn zijscheuten in de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland) al te gemakkelijk als een soort eindfase. Gaat het kapitalistisch systeem nog lang mee?
Ooit beschrijven de antropologen en sociologen van de volgende eeuwen dit systeem als een chaotische overgangsfase naar iets anders, hopelijk naar iets beter dan wat het nu is.
In feite komt het hier op neer. Er bestaat niet zoiets als ‘de definitieve maatschappij’. Staten, centrale regeringen, grote legers en nog veel grotere bedrijven zijn allesbehalve stabiele gegevens. De wereld is in permanente overgang.
Klimaatverandering
De klimaatverandering heeft heel wat nieuw archeologisch materiaal beschikbaar gemaakt. Diezelfde klimaatverandering zal tevens het einde betekenen van dit verwoestende economische systeem.
De vraag is niet of dat zal gebeuren maar wanneer. Wie er de zelfverheerlijkende intentieverklaringen van Davos en consoorten op naleest ziet immers het onvermijdelijke: de belanghebbenden zien de muur niet waar ze op afstevenen (of ‘afvliegen’).
Zie de tweet hieronder en de commentaar die het satirische World Ecommunist Forum er bij heeft geplaatst. De waanzin van de deelnemers aan het echte World Economic Forum kan niet beter geïllustreerd worden.Dit systeem is gedoemd ten onder te gaan aan zijn eigen contradicties.
As our delegates fly in today for the first day of #Davos2022 we’re excited to talk about climate change. pic.twitter.com/3NbtzBPBFB
— World Ecommunist Forum (@EcommunistForum) May 22, 2022
We kunnen hopen dat die ondergang niet lang meer op zich laat wachten en op een manier gebeurt die nog een redelijke kans laat voor de mensheid, maar zeker is dat niet.
Systemen komen en gaan, maar wat dit systeem onderscheidt van alle vorige is dat het technisch in staat is om alle menselijke leven op aarde te vernietigen. Albert Einstein zei ooit: “Ik weet niet of er een Derde Wereldoorlog komt of niet, maar ik weet zeker dat een Vierde Wereldoorlog met de knuppel zal gestreden worden.”
Aan jonge mensen die me vragen of er een nieuwe Wereldoorlog dreigt in Oekraïne zeg ik steeds hetzelfde. Dat weet ik niet, wie beweert dat wel te weten mag je niet vertrouwen.
Wat ik wel zeker weet, is dat je deze dreiging zeer ernstig moet nemen. Vanuit dat besef kan de energie en de motivatie komen om er iets aan te doen, om dit te voorkomen. Niets doen is immers de kans vergroten dat het wel gebeurt. Reden genoeg om in actie te schieten.
In hun laatste hoofdstuk schrijven beide auteurs nog dit: “Tot slot hebben die dingen (die ze in het boek beschrijven) echt bestaan, zelfs als onze gebruikelijke manieren van naar het verleden kijken erop gemaakt lijken te zijn om ze in de marge te plaatsen in plaats van in het centrum. In dit boek is veel tijd besteed aan het maken van een nieuwe schaalverdeling; aan het ons in herinnering brengen dat mensen ook werkelijk zo hebben geleefd, vaak eeuwenlang, zelfs millennia …”
“Het betekent dat we zouden hebben kunnen leven onder wezenlijk verschillende opvattingen over waar de mensenmaatschappij werkelijk om draait. Het betekent dat massale onderwerping, genocide, gevangenkampen, zelfs het patriarchaat of regimes van loonarbeid nooit hadden hoeven bestaan. Maar aan de andere kant laat het ook zien dat, zelfs nu, de mogelijkheden voor menselijk ingrijpen groter zijn dan we geneigd zijn te denken.”
Het hoeft helemaal niet te gaan zoals nu. Het kan wel degelijk anders. Het verleden toont dat machtige gemeenschappen verdwenen zijn, dat zogezegd zwakke maatschappijvormen zonder centraal gezag, zonder koningen en keizers, zonder legers, zonder multinationals eeuwenlang konden bestaan, grote steden ontwikkelden, verre reizen mogelijk maakten.
Er is niets dat bewijst dat het niet opnieuw zou kunnen.
Het begin van alles brengt wijsheid in het debat over onze toekomst. Alleen al daarom is dit een aanrader.
David Graeber & David Wengrow, Het begin van alles, een nieuwe geschiedenis van de mensheid, Maven Publishing, Amsterdam, 2022, 665 blz., ISBN 97894932132265