In de inleiding van De trotse bedelaars vertelt de Franse schrijver Roger Grenier (1919-2017) dat Albert Cossery bevriend was met de Amerikaanse auteur Henry Miller (1891-1980). Die nam in zijn The Books in My Life (1952) zes boeken van Cossery op. In Millers lijst krijgt Cossery een plaats naast literaire iconen als Fjodor Dostojewski, Giovanni Boccaccio, Walt Whitman en James Joyce.
Miller zorgde er voor dat Albert Cossery in de VS werd vertaald en uitgegeven. Cossery heeft ondanks al die lof pas op hoge leeftijd vanaf 1990 echte erkenning gekregen (meer informatie over zijn leven en werken vind je in de recensie van De luiaards in de vruchtbare vallei).
Net als dat boek situeert De trotse bedelaars zich in een onbepaalde Egyptische stad, die zonder de minste twijfel Caïro is, wat nooit expliciet wordt bevestigd. De hoofdpersonage is ook nu weer allesbehalve sympathiek en zeker niet aangenaam in de omgang. Bedelaar Gohar is, zoals de titel van het boek zegt, trots om bedelaar te zijn.
Cossery ontkent de sociale oorzaken van armoede en uitbuiting niet. Hij minacht bedelaars niet. Hij heeft het hier over die kleine minderheid van bedelaars die uit pretentieuze luiheid bedelaar zijn. Bedelaar Gohar is overtuigd dat iedereen dommer en slechter is dan hijzelf. Hij staat immers boven de oppervlakkige, domme maatschappij. Trouwens, ooit geraakt hij hier wel uit, dat weet hij zeker, maar in ieder geval zonder er enige inspanning voor te doen.
Gohar houdt zich moeizaam staande met een mager loontje voor de boekhouding van een bordeel en met het schrijven van brieven voor de ongeletterde prostituées daar. Zelf is hij er geen ‘klant’, niet omdat hij niet zou willen. Hij heeft er het geld niet voor. Een veel te jonge prostituee vindt hij wel zijn aandacht waard.
In bizarre en compleet zinloze omstandigheden wurgt hij haar. Politie-inspecteur Nour El Dine legt de puzzel vrij snel samen en verdenkt hem zowat onmiddellijk. Hoe knoeierig Gohar die moord ook begaat, hij geraakt er toch mee weg. Per slot van rekening zijn zowel de dader als het slachtoffer marginalen in de maatschappij. Dit is echter geen thriller. Je weet direct wie de moordenaar is en je weet dat de inspecteur op het juiste spoor zit.
Waar het voor Cossery om gaat zijn de overpeinzingen van de personages, in hoofdzaak Gohar en Nour El Dine, over hun leven, over de zin van hun bestaan en over hun innerlijke leegte. Hij neemt hun bedenksels ernstig en tegelijk spot hij er mee. Cossery kan dat. Hij doet dit met hetzelfde soort karakters als in De luiaards in de vruchtbare vallei.
Toch heb je nooit de indruk dat hier een formuleschrijver aan het werk is, die zijn vaste ingrediënten wat door elkaar schudt voor een ‘nieuw’ boek. Deze auteur doet niet aan vrolijke literatuur. En toch blijf je lezen. Hij kan immers vertellen. Geen enkele zin is teveel of te lang. Er staat niets in om het verhaal te rekken.
Albert Cossery heb ik ontdekt met De luiaards van de vruchtbare vallei in 2020. Het was me toen niet opgevallen, maar dat was niet de eerste herpublicatie van zijn boeken door uitgeverij Jurgen Maas. In 2019 verscheen reeds Grote dieven, kleine dieven, vertaling van zijn laatste boek Les Couleurs de l’infamie dat in 1999 werd gepubliceerd. Dit boek krijgt binnenkort eveneens een plaats in mijn boekenkast. Onvermijdelijk.
Albert Cossery. ‘De trotse bedelaars.’ Jurgen Maas, Amsterdam, 2021, 280 pp. ISBN 978 9491 9218 72. Verdeling in België door uitgeverij EPO.
Zie ook de recensie van De Luiaards in de vruchtbare vallei (2020).