Boekrecensie -

Spinnen in het web van Nieuw Rechts

vrijdag 23 oktober 2020 18:37
Spread the love

 

Ex-journalist Paul Ponsaers die zijn carrière verder zette in de academische wereld als socioloog en criminoloog is nog lang niet uitgeschreven. Het emeritaat heeft hem blijkbaar vleugels van tijd gegeven om zijn thema’s verder uit te spitten, want met dit Haatzaaiers is hij op drie jaar tijd aan het vierde deel van een kwartet kloeke publicaties toe. Het begon met Jihadi’s in België (2017) en Loden jaren – de Bende van Nijvel gekaderd (2018) en dit jaar verscheen er al eerder bij dezelfde uitgever het lijvige Terrorisme in België, polarisering en politiek geweld.

Wat drijft haatzaaiers?

In de drie eerste boeken had Ponsaers het in de eerste plaats over terrorisme of politiek geweld, maar in zijn laatste heeft hij het voornamelijk over beïnvloedingsprocessen die zich in de geest van mensen afspelen, namelijk over het traject dat mensen afleggen vooraleer over te gaan tot politiek geweld of, met andere woorden, hoe zij tot extreemrechts gedachtegoed komen. Hoe geraken mensen geradicaliseerd? Daarom richt hij de focus op de haatzaaiers en dat wordt zeer goed geïllustreerd door de cover met een afbeelding van Félicien Rops Satan, semant l’ivraie. De duivel die het onkruid zaait zijn dan de haatpredikers of inspiratoren die het zaad planten van politieke geweldpleging in de geesten van de daders met als doel aan te zetten tot gewelddadige politieke actie.

Wie zijn diegenen die het extreemrechtse gedachtegoed verspreiden? Hoe doen ze dat en vooral: welke denkbeelden liggen daaraan ten grondslag? Wat drijft die haatzaaiers? Dat is het thema en de brede vraagstelling van dit andermaal uitvoerig en zeer goed gestoffeerd boek.

Haatzaaiers bestaat uit zes hoofdstukken vergezeld van een inleiding (voorafgegaan door een mooi voorwoord van Christophe Busch, directeur van het Hannah Arendt Instituut) en een besluit. Vóór Ponsaers aan de ontwikkeling van zijn hoofdvraagstelling begint, gaat hij in op een aantal gewelddaden die door extreemrechts zijn gepleegd gedurende de laatste jaren in verschillende landen. Hij maakt daarin een onderscheid tussen de zogenaamde lone wolves à la Anders Breivik in Oslo en gevallen van georganiseerde terreur zoals in het Bologna van 1980, maar ook het straatgeweld van het Franse ‘Bastion Social’ en de moorden in Duitsland van de Nationalsozialistischer Untergrund (NSU).

Metapolitiek

In het hoofdstuk ‘De hubs van la ‘Nouvelle Droite’ in Europa’ gaat Ponsaers op zoek naar de oorsprong van het Nieuw Rechtse gedachtegoed dat hij in Frankrijk situeert en van waaruit die beweging zich nestelde in diverse landen in Europa. Hij bespreekt achtereenvolgens het zogenaamde ‘Thule Seminar’ in Duitsland, ‘Scorpion’ in het Verenigd Koninkrijk, ‘Diorama Letterario’ in Italië, ‘Futuro Presente’ in Portugal en ‘Hespérides’ in Spanje.

La ‘Nouvelle Droite’ ontstond in de jaren zestig in de Parijse universitaire milieus als een poging om het rechts-radicale gedachtegoed een nieuwe ideologische basis te geven. Figuren als Alain de Benoit, Guillaume De Faye en Dominique Venner namen daarin het voortouw en richtten GRECE (Groupement de Recherche et d’études pour la Civilisation Européenne) op. Zij inspireerden zich op het gedachtegoed van de Italiaanse dissidente marxist Antonio Gramsci die het concept ‘culturele hegemonie’ ontwikkelde en gaven daar, zoals ook Ico Maly in zijn studies over Nieuw Rechts betoogt, een rechtse invulling aan.

Dat rechts gramscianisme had tot doel om via infiltratie in bestaande partijen en media hun gedachtegoed ingang te doen vinden. Wat trotskisten ‘entrisme’ noemden werd ook de agenda van Nieuw Rechts, maar dan met heel andere bedoelingen. Zij doen aan wat Ponsaeers  ‘metapolitiek’ noemt: ze hebben geen ambitie om een eigen politieke tendens te vormen, maar vooral om de geesten klaar te stomen dat rechts en extreemrechts tot het ‘nieuwe normaal’ behoren.

Rechtse denktanks van het GRECE-niveau die zich een intellectueel en wetenschappelijk aureool aanmeten, werden daarin belangrijke instrumenten. Ponsaers benadrukt echter ook dat de praktijk van Nieuw Rechts er vaak heel anders uitziet. Het metapolitieke verhaal blijkt in veel gevallen meer schijn dan werkelijkheid te zijn. Vaak gaat het om wat Ponsaers ‘gerecycleerde activisten’ noemt die opduiken in extreemrechtse politieke partijen zoals het Vlaams Blok (Belang), zoals in de volgende hoofdstukken over België, en dan voornamelijk Vlaanderen, zal blijken.

Schild & Vrienden

Op Belgisch niveau werden de ideeën van La Nouvelle Droite binnengebracht door figuren als Jean Thiriart en zijn entourage van overtuigde pro-kolonialen en pan-Europeanen, maar ook Robert Steuckers, de Belgische GRECE-dissident en Luc Pauwels, oprichter en bezieler van het tijdschrift TeKos (Teksten, Kommentaren en Studies) – een blad dat zich Vlaams, conservatief, onafhankelijk, onkerkelijk, pluralistisch en onafhankelijk van partijen noemt – en vooral de jongere generatie van het Vlaams Blok (Belang) aanspreekt. Ponsaers behandelt ook de figuur van Joris Van Severen, de historische voorman van het facistische Verdinaso die natuurlijk niet tot het jongere Nieuw Rechts behoorde, maar waarnaar extreemrechts in Vlaanderen bij herhaling naar verwijst, ook vandaag nog.

Na die internationale en ook nationale zoektocht naar de spinnen in het web van Nieuw Rechts belandt Ponsaers met zijn drie laatste hoofdstukken in Nederlandstalig België en daarmee komt hij, meer dan in de vorige, zeer dicht bij de politieke actualiteit. Vooral wanneer hij de niet zo smakelijke achtergronden van ‘Schild & Vrienden’(S&V), de belangrijkste identitaire beweging in Vlaanderen, en van de figuur Dries Van Langenhove, begint te fileren. Het blijkt dat deze extreemrechtse studenten van ‘goeden huize’ hun mosterd gingen halen bij het Franse Génération Identitaire (GI) in Frankrijk, maar dat zij op hun voornamelijk Europese ‘schoolreizen’ gingen aankloppen bij ook andere extreemrechtse vrienden.

Typisch voor Vlaanderen en enigszins afwijkend van het Europese patroon van Nieuw Rechts is de katholieke onderstroom die ook duidelijk bij S&V aanwezig is. Uit Ponsaers’ analyse blijkt dat S&V voornamelijk ingebed zit in het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV), een conservatieve Vlaamse studentenvereniging voor mannelijke en vrouwelijke studenten met afdelingen in de Vlaamse universiteitssteden. Het is in de schoot van de Gentse KVHV-kweekvijver dat Van Langenhove in 2017 de Facebook-groep S&V zal opzetten, waar jonge rechtse Vlamingen memes met elkaar konden delen. S&V zal zich ook al snel bekwamen in het ‘trollen’ van linkse organisaties met valse namen en mailadressen.

S&V gaat ook over tot spectaculaire, mediagerichte acties zoals het verstoren aan het Gravensteen in Gent van een actie ten voordele van een humaner vluchtelingenbeleid. Die acties werden dan via sociale media uitvergroot en ook in rechtse kringen in het buitenland gretig gedeeld. De groep zorgde ook voor bodyguards om voormalig staatssecretaris Francken van N-VA te ‘beschermen’ tegen het optreden van ‘linkse ratten’. Door het televisieprogramma Pano van de VRT in  2018 vallen de jolige maskers van S&V echter af en komt de ranzige, racistische, seksistische en antisemitische zijde van hun organisatie bovendrijven. De imagoschade is groot, vooral wanneer blijkt dat vele leden van S&V op korte tijd de rangen van rechtse politieke partijen zijn binnengedrongen.

Fragmentaire ideeën

In zijn besluit schrijft Ponsaers dat achter het identitaire discours van S&V echter oud bloed-en-bodem-extremisme schuilgaat met sterke wortels in de collaboratieperiode en het nationaalsocialistisch gedachtegoed. Het meta-politieke vernis blijkt maar een dun laagje bovenop oude erfenissen. In tegenstelling tot Nieuw Rechts dat eerder Europees denkt, vertoont de identitaire beweging in Vlaanderen eerder regionalistische trekken.

De belangrijkste conclusie van Ponsaers is echter dat Nieuw Rechts en de identitaire bewegingen niet over een interne coherente ideologie beschikken. Ze moeten eerder gezien worden als een samenraapsel van fragmentaire ideeën die te pas en te onpas worden gebruikt. Opvallend blijft dat extreemrechtse militanten afwisselen tussen allerhande verschillende ideologieën, variërend van anti-islam en antisemitisme tot identitair of neonazi, of een mix van dat alles.

Salonfähig extreemrechts

Wie de andere werken van Paul Ponsaers kent, weet dat deze auteur zeer grondig te werk gaat. Dat is ook nu weer het geval. Het boek draagt een indrukwekkende bibliografie met zich mee en haast op elke bladzijde vindt de lezer vaak zeer uitvoerige, expliciterende voetnoten, waardoor het boek de allure krijgt van een naslagwerk. De keerzijde van deze werkwijze is echter het gevaar dat de lezer kan verdrinken in al dat feitenmateriaal dat zo gul wordt aangereikt en waardoor het algemeen kader wat naar de achtergrond zou kunnen verdwijnen. Het verhaal van het bos en de bomen. Om de algemene verhaallijn te bewaken en tevens om de leesbaarheid te vergroten had de auteur misschien kunnen gebruik maken van kaders en/of kleurvakken waarin details van bepaalde cases hadden kunnen opgeborgen worden.

De ondertitel van Haatzaaiers is ‘Extreemrechtse radicalisering’ en dat is een duidelijke terreinafbakening, maar hier en daar gebruikt Ponsaers m.i. ‘extreemrechts’ en ‘radicaal rechts’ door elkaar. (zie bijvoorbeeld p. 34). Zijn dit dan taalkundig synoniemen voor hem of is er, zoals taalkundig antropoloog Jan Blommaert in Let op mijn woorden opmerkt, niet vaak sprake van een strategisch taalgebruik zoals met de termen ‘radicaal links’ en ‘extreemlinks’ die in de modale pers vaak als synoniemen worden gebruikt terwijl ‘radicaal’ etymologisch toch teruggaat op ‘radix’, het Latijnse woord voor ‘wortel’. In die betekenis moet er aan ‘radicaal’ niet per se de connotatie ‘extreem’ of ‘extremistisch’ verbonden worden.

Terwijl ik dit boek aan het lezen was, kwamen leden van Schild & Vrienden en van Voorpost herrie schoppen in de rustige gemeente Puurs waar een jongen van vijftien door vijf jongeren met buitenlandse roots in elkaar werd geslagen. Niet zo netjes natuurlijk, maar het was tevens koren op de molen van Vlaams extreemrechts en een reden om van zich te doen spreken. Hoewel voorzitter Van Grieken van Vlaams Belang aanvankelijk werd aangekondigd als spreker, bleef hij weg van de manifestatie. Toch was Vlaams Parlementslid Wim Verheyden aanwezig, net als de Kamerleden Hans Verreyt en Steven Creyelman.

‘Extreemrechts is intussen salonfähig’, schrijft Paul Ponsaers in zijn boek. In Puurs lieten Schild & Vrienden en Voorpost zien wat ‘haatzaaiers’ zijn. Wordt extreemrechts het ‘nieuwe normaal’?

Ponsaers’ boek is actueler dan ooit. De boodschap van Pepe Mujica die op 85 jaar afscheid neemt van de politiek is dat ook. Ponsaers spreekt in zijn boek natuurlijk niet over hem, want Mujica is geen haatzaaier. Integendeel. In zijn afscheidsspeech zegt de ex-president van Uruguay met de allicht eenvoudigste levenswandel ter wereld: ‘Ik heb een harde les geleerd. Van haat stomp je af, je kan dan niet langer objectief zijn. Haat is blind, net zoals liefde, maar liefde is opbouwend en haat vernielt. Ik ben een man van passie, maar in mijn tuin kweek ik geen haat’.

 

Boekcover.

Paul Ponsaers,  Haatzaaiers, extreemrechtse radicalisering, Gompel & Svacina, Oud-Turnhout, 2020, 244 blz., ISBN 9789463712583

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!