Dit systeem is niet ‘herstelbaar’. Wat nu gebeurt, is geen ‘crisis’, maar de eigenheid van een economie die snel geldelijk gewin voor enkelen als enige drijfveer heeft. Wat nu gebeurt is geen aberratie, geen afwijking van de norm, geen misbruik van het systeem. Integendeel, wat nu gebeurt is de logica van dat systeem.
De analyse van Jo Versteynen, Wouter Snip en Bram Snoek is duidelijk: geld, winst, aandelen, dividenden, profijt, kapitaal of hoe je het ook noemen wil, het kapitalisme in al zijn vormen is gedoemd om te ontaarden tot wat nu gebeurt. Dat standpunt is niet nieuw. Er bestaan reeds talloze gelijkaardige analyses die tot dezelfde conclusie komen. De cruciale vraag is wat er dan wel in de plaats moet komen. Daar pogen deze auteurs in hun boek een antwoord op te bieden.
Wat die oplossing zou kunnen zijn, zeggen deze auteurs reeds in de subtitel van hun boek. Het kapitalisme moet worden vervangen door een sociaal-ecologisch alternatief dat niet langer op kapitaal is gebaseerd. Dat nieuwe systeem moet het algemeen belang, de echte behoeften van de gewone mensen als enige uitgangspunt hebben.
In vier hoofdstukken geven Versteynen, Snip en Snoek een eigen historisch overzicht van wat ze de ‘omgekeerde wereld’ noemen, een wereld waar economie, of liever het kapitalisme, het enige heiligmakende doel is. De maatschappij en het leefmilieu zijn daar totaal ondergeschikt aan. Ook de dienende rol van de Derde Wereld wordt ontrafeld tot wat het werkelijk is: een nog steeds doorgaande brutale uitbuiting ten bate van de grootmachten der aarde.
Sinds de jaren 1980 is de term neoliberalisme de geijkte term geworden om te omschrijven wat er fout is aan het kapitalisme. De term is algemeen aanvaard en dekt goed de lading, maar blijft tegelijkertijd wat misleidend. Er is immers niets ‘fout’ aan het kapitalisme. Het is gewoon een onwerkbaar systeem. De term neoliberalisme geeft de indruk van een nieuw fenomeen, terwijl het in feite gaat om de terugkeer naar de essentie van wat kapitalisme altijd is geweest (na een historisch zeer korte naoorlogse periode van sociale herverdeling), al meer dan een eeuw lang.
Dat ‘oude’ neoliberalisme – in feite slechts een andere naam voor ‘kapitalisme’ – is een verwoestende parasiet die de mens vermaalt tot het ‘onmenselijke’ specimen ‘homo economicus’. De centrale mythe van vrije markt – die noch ‘vrij’ noch ‘markt’ is – kent in dit boek geen genade. Idem dito voor de vrijhandelsakkoorden van verleden, heden en toekomst.
Een mogelijk alternatief
In de drie hoofdstukken van het tweede deel bieden de auteurs hun alternatief aan. Je kan die samenvatten als de antithese van het oude systeem: economie is geen doelstelling, maar een middel voor iets anders, voor de maatschappij, voor de gewone mensen, voor het leefmilieu.
De overheid krijgt in dat model een centrale rol. Zowat de volledige producerende industrie moet worden hervormd. De geldeconomie moet op de schop. Alle industriële en andere economische activiteit wordt voortaan gemeten aan twee maatstaven: de echte menselijke sociale behoeftes, zoals die democratisch worden bepaald, en het ecologisch evenwicht, wat de mens uit de natuur haalt, moet er terug in. Een essentieel onderdeel van dat geheel is de ecologische ‘opschoning’ van het volledige productieproces.
Het centrale beheer van het ‘budget’ door de overheid waakt er over dat die twee voorwaarden permanent worden vervuld. De term budget is enigszins misleidend omdat het hier niet over een klassiek financiële, in geld uitgedrukte, begroting zal gaan, maar een ‘ecologische’ waardebepaling. De details kan de lezer in het boek vinden.
Inspiratie voor verder debat
De auteurs zijn bescheiden. Zij geloven er in, maar zien dit boek toch vooral als een vorm van inspiratie voor verder doordenken: “Overigens zij er nogmaals aan herinnerd dat ondanks de realiteitswaarde van ons voorstel, het vooral bedoeld is als inspiratie voor een maatschappelijke discussie over alternatieven”.
Hoewel dat meestal impliciet blijft, vergelijken de auteurs hun ideeën enkel met de situatie in eigen land, Nederland. Het is een euvel dat wel meer auteurs maken, in Vlaanderen zowel als in Nederland. De Nederlandstalige ‘markt’ (de ironie van deze term hier is onbedoeld) is al relatief klein. Enige uitbreiding naar de Belgische situatie, zou dus wel nuttig zijn.
De wetenschappelijke, theoretische onderbouw is bijwijlen zwak en soms is de toon nogal prekerig. Een diepe overtuiging siert de mens, een overtuiging moet echter ‘overtuigen’ met goed uitgewerkte argumenten. Dat is niet altijd het geval. Af en toe gaan de auteurs er van uit dat bepaalde zaken zo evident zijn dat ze geen uitleg behoeven.
Een boek dat zich richt tot een algemeen publiek, mag niet aarzelen om uit te leggen, telkens weer. Vergeet niet dat deze en gelijkaardige analyses ingaan tegen tientallen jaren indoctrinatie door het tegendeel, in de media, op school, aan de universiteiten, zelfs thuis. Herhaling van vermeende ‘evidenties’ is dus niet uit den boze.
Transitie?
Het oude systeem moet er aan. Het nieuwe is klaar voor gebruik. Alleen, hoe ga je over van het ene naar het andere? Dat antwoord is er niet echt. Het is zeker geen uniek tekort van dit boek. Eerder een euvel dat zowat alle wereldwijd aangeboden economische alternatieven hebben.
Hoe geraak je van het oude systeem af op een manier die de invoering van het nieuwe systeem niet bij voorbaat hypothekeert (of zelfs onmogelijk maakt)? Die vraag is bijna even belangrijk als de vraag naar het alternatief zelf.
Tevens zou het boek aan leesbaarheid winnen als werk werd gemaakt van inkorten en uitsplitsen van al te lange zinnen. Economie is sowieso al niet de meest vlotte literatuur. Dat hebben de auteurs wel met meer economen gemeen: de vooraanname dat iedere lezer wel voldoende voorkennis en economisch inzicht heeft om mee te kunnen met uitwaaierende redeneringen.
16 vragen
De 16 vragen aan politici en beleidsvoerders die het boek afsluiten, geven stof tot nadenken. Wat jammer dat ze in een nogal belerende stijl zijn opgesteld. “Wij hebben gelijk. Dat is een ‘feit’. Dus wat gaan jullie er aan doen?” Dat werkt contraproductief. Bevraagde personen – die meestal verre van overtuigd zijn – haken daar op af. De vragen zelf zijn zeker pertinent, maar kunnen een herschrijving best gebruiken.
Al met al een verdienstelijke bijdrage tot het debat dat verdere uitwerking verdient.
Jo Versteynen, Wouter Snip, Bram Snoek. Economie en politiek out-of-the-box – Sociaal-ecologisch alternatief voor het kapitalisme en andere geldeconomieën, ISBN 978-94-6203-9285