Elke Van den Brandt (Groen) kaartte dinsdag in de commissie Welzijn
van het Vlaams Parlement de informatie aan die de hulplijn 1712 geeft
aan slachtoffers van verkrachting. Ze deed dit naar aanleiding van de
bevindingen van DeWereldMorgen.be dat de hulplijnen 1712 en
Tele-Onthaal foutieve informatie geven over het verzamelen van sporen
door de huisarts. Ze vermelden ook meestal niet dat je jezelf en je
kleren vóór het sporenonderzoek
niet mag wassen, en zeggen niets over de psychische ontreddering
(posttraumatische stressstoornis, PTSS) waarmee je als slachtoffer te
maken krijgt kort na de verkrachting. Daardoor gaat kostbare tijd
verloren voor het sporenonderzoek, vermindert de pakkans voor de
dader, en vergroot het risico op blijvende psychische en lichamelijke
klachten voor het slachtoffer.
Op onze vraag aan Patrick Bedert, hoofd van de taskforce 1712, of de belofte van minister Vandeurzen
betekent dat het Handelingskader voortaan de juiste informatie over
aangifte en PTSS zal bevatten, antwoordde hij dat de informatie
“correct en volledig zal zijn”. Of de verantwoordelijkheid voor
de aanpassing van de richtlijnen bij het Steunpunt Algemeen
Welzijnswerk blijft, kon minister Vandeurzen nog niet zeggen.
De bereikbaarheid van 1712 uitbreiden tot na de kantooruren vond de
minister nog steeds niet aan de orde: “1712 is nooit bedoeld als
crisisnummer dat permanent bereikbaar is”, herhaalde hij. “Omdat
bellers soms wel nood hebben aan een contact buiten de uren, is een
verwijzing naar Tele-Onthaal op zijn plaats”. Maar ook
Tele-Onthaal bleek in ons onderzoek cruciale informatie niet of foutief te vermelden. Elke Van den Brandt drong er in het Vlaams Parlement op
aan dat Tele-Onthaal, wanneer het de activiteiten van 1712 overneemt,
ook de correcte en volledige informatie voor slachtoffers van
seksueel geweld in de richtlijnen voor medewerkers zou opnemen. In
een reactie op ons vroegere artikel zegt Tele-Onthaal dat oproepers
correct geïnformeerd moeten worden en dat de kwaliteitsbewaking bij
informatie en aanpak rond elke problematiek ook hun zorg is.
Sporenonderzoek
In het artikel dat eerder deze maand verscheen, vertelden we dat
sporenafname, met behulp van een zogenaamde SAS of seksuele
agressieset, pas na aangifte kan en nadat het parket hiertoe opdracht
geeft aan een arts. Meestal is dat een wetsdokter of een arts in een
ziekenhuis die ervoor is opgeleid en met wie het parket hierover
afspraken heeft. Sporenafname zonder dat het slachtoffer een klacht
indient, gebeurt niet: niet bij de huisarts, niet bij de gynaecoloog
en niet in een ziekenhuis. Ines Keygnaert van de universiteit Gent
toonde in een recente studie in de provincie Oost-Vlaanderen nog aan
dat geen enkel ziekenhuis een SAS afneemt als er geen aangifte is
gedaan en het parket daar niet het bevel toe heeft gegeven.
Groot was onze verwondering toen Freya Saeys (Open Vld) in de
commissievergadering dinsdag opmerkte dat sporenonderzoek
zonder voorafgaande klacht wel degelijk kan,
met name in speciale centra voor seksueel geweld. Achteraf door ons
gevraagd welke centra ze bedoelde, noemde mevrouw Saeys: Sensoa,
Sjerp-Dilemma (centrum aan de VUB voor hulp bij ongeplande
zwangerschap) en alle universitaire ziekenhuizen. Bij navraag bleek
dat niet te kloppen. We checkten het bij Erika Frans van Sensoa, dr.
Anne Verougstraete van Sjerp, dr. Gucciardo, hoofd Verloskunde van
het UZ Brussel, dr. Verelst, hoofd urgentiegeneeskunde van het UZ
Leuven, dr. Gilles, referentiearts voor seksueel geweld in het UZ
Sint-Pieter in Brussel, dr. Jacquemyn, hoofd gynaecologie UZ Antwerpen, en dr.
Werner Jacobs, hoofd gerechtelijke geneeskunde van UZ
Antwerpen.
De reden waarom de ziekenhuizen het niet doen, is dat “afgenomen
stalen weinig tot geen bewijswaarde hebben als ze niet in opdracht
van een magistraat worden afgenomen. Er is dan immers geen controle
op de correcte afname en bewaring”, aldus Werner
Jacobs.
Het is ook de reden waarom het UZ Gent, waarvan bekend is dat ze een
pseudo-SAS afnemen als het slachtoffer niet meteen aangifte wil doen, liever ziet dat het slachtoffer eerst een klacht indient.
“Een pseudo-SAS, dat is kweekjes nemen, een slipje bewaren en in
een klein pakketje een jaar in de diepvries bij ons bewaren, meer is
het niet”, zegt dr. Kristien Roelens, afdelingshoofd Verloskunde in
het UZ Gent. “De recentste is al een paar jaar geleden. Wij raden
het slachtoffer altijd aan aangifte te doen, dat is juridisch gezien
sowieso de beste weg”.
Medische vaststellingen
Ook een medisch attest, waarop een arts uitwendige letsels zoals
blauwe plekken en wondjes kan melden, heeft lang niet dezelfde waarde
als een SAS-afname na aangifte. Om te beginnen hoort er al geen
forensische sporenafname bij. Zo mis je een belangrijke kans om
onomstotelijk aan te tonen wie de dader is en het daderprofiel op te
slaan in de DNA-databank. Bovendien wordt de huisarts of gynaecoloog
van het slachtoffer in gerechtelijke procedures vaak gezien als een
vertrouwenspersoon die aan de kant van het slachtoffer staat en dus
niet onpartijdig is.
Een verkrachting of seksueel misbruik bewijzen is erg moeilijk en
materieel bewijsmateriaal kan doorslaggevend zijn. Vaststellingen na
een verkrachting die niet volgens het boekje gebeurden, zijn de
munitie waarmee de advocaat van de verdediging het verhaal van het
slachtoffer aan flarden kan schieten.
Wat een slachtoffer moet weten
Opvallend is verder dat zowel 1712 als Tele-Onthaal in hun reactie op de
bevindingen van DeWereldMorgen benadrukken dat de medewerkers op
basis van een inschatting van de behoefte van de beller, op zijn maat
reageren, en dat je geen standaardantwoord mag verwachten. Uiteraard
niet, maar dat mag nooit een reden zijn om cruciale feitelijke
informatie niet te geven. Hoef je iemand die zegt niet naar de
politie te willen gaan, maar een douche te willen nemen en slapen,
dan niet te vertellen over het wissen of met de tijd verdwijnen van
sporen, of over de hevige PTSS-klachten die kunnen opduiken en die er
net mee voor zorgen dat het slachtoffer een aangifte voor zich uit
schuift?
De Vrouwenraad pleit er zelfs voor dat de hulplijn 1712 slachtoffers
niet alleen correct en volledig zou informeren, maar ook zou
overtuigen om aangifte te doen bij de politie.
Traumapsycholoog Erik de Soir, die vaak slachtoffers van verkrachting
behandelt, onderstreept dat aangifte ook belangrijk is voor het
herstel: “Veel slachtoffers doen geen aangifte om uiteenlopende en
begrijpelijke redenen. Pas veel later beseffen ze dat ze daarmee ook
heel wat sporen hebben uitgewist. Voor de verwerking van een
verkrachting is het voor slachtoffers belangrijk dat ze het bewijs
krijgen dat de dader een billijke straf heeft gekregen en nog
belangrijker dat er na hen geen nieuwe slachtoffers vallen”.
Multidisciplinair
Hoe dan ook heeft telefonische hulp haar grenzen. Een slachtoffer
heeft goede acute medische, psychologische en juridische zorg nodig.
Als België de Conventie van Istanbul ter bestrijding van geweld op
vrouwen en intrafamiliaal geweld ratificeert, zal het verplicht zijn
multidisciplinaire acute opvang voor slachtoffers van verkrachting te
organiseren, waarbij artsen en psychologen, politie en justitie
samenwerken.
Ines Keygnaert van het ICRH (International Centre for
Reproductive Health) aan de universiteit Gent, plant een onderzoek
naar de haalbaarheid van multidisciplinaire referentiecentra seksueel
geweld in ons land, maar de financiering voor het onderzoek is nog
niet rond. Een van de onderzoeksvragen zal zijn of sporenonderzoek
zonder aangifte in die referentiecentra mogelijk moet zijn.