Mijn naam is Ismail Eddegdag en ik ben in juni afgestudeerd aan het Xaveriuscollege in Borgerhout, in de richting economie-moderne talen. In plaats van meteen naar de hogeschool of universiteit te gaan, heb ik gekozen om met AFS een jaar in het buitenland te studeren.
Een niet zo vanzelfsprekende beslissing, maar wel één waar ik nog geen spijt van heb gehad. Ik ben uiteindelijk in de Verenigde Staten beland waar ik mijn laatste jaar van het middelbaar overdoe. Sinds begin september woon ik bij een gastgezin in de op vier na kleinste staat van het land: Vermont.
Net als in elk land ter wereld, gaan er hier ook veel zaken anders aan toe dan in België. Een goed voorbeeld hiervan is het onderwijs.
Credits
Na vier maanden op Amerikaanse schoolbanken te hebben gezeten, heb ik al genoeg kunnen observeren om te kunnen concluderen dat het er hier totaal anders aan toegaat dan in België. Het allergrootste verschil is zonder twijfel het feit dat je niet naar de school gaat die aan je interesses en capaciteiten beantwoordt.
Je gaat hier naar de school in jouw regio. De andere oplossing is kiezen voor een privéschool, maar daar moet je makkelijk 25.000 dollar per jaar voor neertellen.
Een rechtstreeks gevolg van deze manier van werken, is dat de leerkrachten zich moeten aanpassen aan elk individu. Wat betekent dit concreet? Wel, leerlingen die, mochten ze in België wonen, een richting met 6 uur wiskunde per week zouden gekozen hebben, zitten samen in de klas met leerlingen die zelfs moeite hebben om breuken van elkaar af te trekken.
Je kiest hier namelijk niet een bepaalde richting in ASO, BSO, KSO of TSO zoals dat bij ons het geval is. Het secundair onderwijs begint hier met wat voor ons het derde middelbaar zou zijn en in die vier jaar moet je 24 credits weten te verzamelen. Er zijn wat leukere, minder zware vakken die een halve credit waard zijn en andere vakken die dan weer een volledige credit waard zijn.
Duur
Je kan hier ook makkelijk twee soorten mensen van elkaar onderscheiden. De resultaten van de student bepalen namelijk niet of hij al dan niet naar het volgende jaar kan. Je werkt hier, meer dan in België, enkel en alleen voor jezelf.
In het laatste jaar moeten scholieren immers hun schoolresultaten en verwezenlijkingen opsturen naar de universiteiten waar ze geïnteresseerd in zijn. Uiteindelijk word je vaak in maar één universiteit toegelaten.
Wat me het meeste stoort, zijn de belachelijk hoge kosten om verder te kunnen studeren. De kosten om één jaar les te kunnen volgen aan een bepaalde universiteit kunnen soms oplopen tot een slordige 40.000 dollar (!) per jaar. Hierdoor moet een afgestudeerde student heel zijn leven die kosten afbetalen. Onderwijs lijkt hier duidelijk geen basisrecht te zijn.
De meest voor de hand liggende reden voor die hoge studiekosten en het vrij chaotische systeem van het secundaire onderwijs, is het feit dat maar 2 procent van het overheidsbudget naar onderwijs gaat.
“Zo weinig?”, hoor ik u al vragen. Ja, zo weinig! Of toch in vergelijking met Vlaanderen. In Vlaanderen ligt dat cijfer namelijk rond de 40 procent. Dat verklaart ook waarom wij in België niet tot ons pensioen maandelijks aan onze studentenjaren worden herinnerd.
Communistisch België
Wat me ten slotte compleet met verbazing sloeg, is dit: tijdens een klasdiscussie waarin ik België voorstelde, noemde een jongen ons land ‘communistisch’.
Hem proberen uit te leggen dat er een verschil is tussen een grote overheid en een communistische overheid was onbegonnen werk. Hoe vriendelijk en spontaan Amerikanen ook mogen zijn, ze blijven oogkleppen dragen voor wat betreft de kwaliteiten van andere landen.
Amerika is en blijft namelijk het beste land ter wereld. Of dat is toch wat ze aangeleerd krijgen.
© 2014 – C.H.I.P.S. StampMedia