Nieuws, Politiek, Cultuur, België, Recensie, Guy verhofstadt, Ideologie, Dirk Verhofstadt, Herman van Rompuy, Neoliberalisme, Filosofie, Hans achterhuis, Mark Rutte, Boekrecensie, Frankfurter Schule, Jürgen Habermas, Popper-lezingen, Open samenleving, Hugo Dyserinck, Liberales, Einde van de ideologie -

Verdedigingsrede van Poppers filosofie: ‘De open samenleving onder vuur’

De voorbije jaren organiseerde de denktank 'Liberales' een reeks Popper-lezingen. Dirk Verhofstadt bundelde de bijdragen van Guy Verhofstadt, Mark Rutte, Herman Van Rompuy, Hugo Dyserinck en Hans Achterhuis in een bevattelijk boekje van 147 pagina’s. Het is opgevat als een verdedigingsrede van Poppers filosofie van de open samenleving. Want afgezien van enkele kanttekeningen door Van Rompuy, ontbreekt elke ideologische tegenstem.

dinsdag 18 september 2012 18:50
Spread the love

Popper schreef zijn pleidooi voor een democratische en diverse samenleving, waarin de individuele vrijheid wordt beschermd tegen fundamentalisme en dogmatisme, tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het lijkt misschien vreemd dat liberale denkers deze filosofie vandaag zo enthousiast oppikken, in een periode na de val van de Berlijnse Muur en dus na het einde van de grote verhalen. Een afwijzing van antitotalitair denken is in postpolitieke tijden immers niet bepaald urgent.

Niettegenstaande biedt Popper een denkkader dat perfect aansluit bij de neoliberale ideologie van de Derde Weg. Uit de bijdragen van Rutte en Van Rompuy leren we bovendien dat het hedendaags politiek pragmatisme, met het nodige bochtenwerk, volgens hen kan worden opgevat als een illustratie van Poppers wetenschapsfilosofie: het zogenaamd kritisch rationalisme.

Zo kan men het politieke consensus- en compromisdenken als ‘stapsgewijze ingenieurskunst’, zelfs als een wetenschappelijke attitude voorstellen; op voorwaarde natuurlijk dat men zo liberaal wil zijn om de befaamde inschikkelijkheid ten aanzien van de gevestigde economische machten, vanwege een gebrek aan beginselvastheid, te herinterpreteren in termen van kennis-theoretische feilbaarheid en falsificatie.

De idee van de open samenleving vertrekt vanuit een negatieve definitie: men benadrukt waar men tegen is, om zo de eigen positie te markeren. Zo behelst Poppers visie vooral een afwijzing van elk utopisch en ideologisch denken omdat dit de deur zou open zetten voor religieus fanatisme, communisme, fascisme etc.

Toegepast op onze samenleving waarschuwen de bovenvermelde auteurs ons voor multiculturalisme, neomarxistisch antiglobalisme (!) en moslimfundamentalisme (Dirk en Guy Verhofstadt), voor een eng nationalisme (Dyserinck) en voor het rechtslibertarisme van Hayek (Achterhuis).

Ook het neoliberalisme wordt in dit boek collectief afgestreden, weliswaar in een courante, maar oneigenlijke betekenis. Onder meer David Harvey wees er in zijn toonaangevend boek A Brief History of Neoliberalism (Oxford University Press, 2005) al op dat neoliberalisme niet zozeer een pleidooi is voor een minimale staat en een laissez-faire, maar voor een flexibele verzorgingsstaat voor de markt, eerder dan voor de mensen.

Deze systematische, semantische verdraaiing, die niet alleen in dit boek meermaals terugkeert, illustreert treffend dat ideologie doorgaans hard aan het werk is, net wanneer men stellig beweert er vrij van te zijn. Politici zoals Rutte, Verhofstadt en Van Rompuy zijn namelijk schoolvoorbeelden van hedendaagse neoliberale beleidsmakers, volgens Harveys definitie.

Tevens bevat de boekcover wellicht niet toevallig een sfeerbeeld van het hart van het westers kapitalisme: een straatbeeld van Manhattan.

Voor een doorlichting van de ideologie van de open samenleving, keert men best terug naar de kritiek die Popper doorheen de jaren al kreeg. Leo Strauss wees er in 1959 al op dat de open samenleving kan verzanden in relativisme en nihilisme, vanwege de afwezigheid van een ‘common good’. Door vooral te benadrukken waar men tegen is, mist men een eigen constructief en toekomstgericht project.

Door de afwijzing van vijandige ideologieën, zonder er een duidelijk verhaal tegenover te zetten, dreigt men bovendien te stranden op een normatief nulpunt, met als gevaar dat men vervalt in al datgene wat men net wil vermijden. Men is bijvoorbeeld tegen populisme, hoewel de open samenleving evengoed gedefinieerd wordt in termen van gemeenschappelijke vijanden: toch typisch iets voor populisten.

Men is tegen extreemrechts, maar men pleit zelf voor een harde aanpak van migratie en islamisme. Leo Strauss’ kritiek vertrekt evenwel vanuit een neoconservatieve inspiratie. Desondanks zou een socialist dezelfde bedenkingen kunnen maken.

Slavoj Žižek wijst er bovendien al jaren herhaaldelijk op dat de ideologie van de open samenleving in wezen gesloten is, omdat men niet in staat is buiten een liberaal-kapitalistisch paradigma te denken, verblind door een heiligverklaring (lees: utopie) van de vrije markt.

Daardoor botst men al doemdenkend voortdurend op TINA – there is no alternative – en slaagt men er dus niet in om alternatieve, collectieve samenlevingsvormen te overwegen die een antwoord kunnen bieden op de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw.

Hier kunnen we afronden met een verwijzing naar de erudiete bijdrage van Van Rompuy. Hij wijst er terecht op dat Poppers filosofie een geschikte kandidaat is voor wie niet op zoek is naar de wijsheid van een ander, maar naar de bevestiging van de eigen wijsheid door een ander. Ook een socialist kan, nota bene, evenveel aanspraak maken op de Verlichtingsidealen, het kritische denken en het humanisme die Popper vooropstelt.

Aansluitend op de ‘vierde paradox’ die Van Rompuy vermeldt en die betrekking heeft op de ideologie van de open samenleving – het dogma van het antidogmatisme – voegen we er een vijfde toe: de utopie van het anti-utopisme.

Het afzweren van een utopisch denken is ook een utopie, maar dan in een negatieve betekenis: naïef en onhaalbaar. Het is bovendien gevaarlijk omdat utopisch denken nu eenmaal essentieel is voor elke progressief ingestelde samenleving. Of zoals de filosoof Jürgen Habermas al zei: als utopische oases uitdrogen, dan rest er alleen banaliteit en radeloosheid.

Dat brengt ons bij die andere traditie in de politieke filosofie, die minstens even ver terug gaat als Poppers filosofie en er tegelijk ook de centrale uitdager van is: de Frankfurter Schule; meer bepaald bij een reeks uitermate belangrijke vijanden van de open samenleving, die liberale denkers helaas opvallend dikwijls buiten beschouwing laten: de zogenaamde ‘dialectiek van de Verlichting’, waarbij het vooruitgangsgeloof net het tegenovergestelde bewerkstelligt van wat Verlichting zou moeten zijn.

Dit is bijvoorbeeld vanwege de repressieve tolerantie door de media en de staat, die voortdurend de aandacht vestigen op non-nieuws en non-thema’s. Dit is ook vanwege de hoogconjunctuur van de instrumentele rede (i.e. ‘meten-is-weten’, een struggle for life-denken, een pragmatisch-economische manier van denken in termen van nut en profijt) waardoor de afzonderlijke mens nietig staat tegenover economische machten.

Of vanwege de raadselachtige bereidheid van de technologisch opgevoede massa (eg. media-entertainment, commerciële TV-cultuur, Twitter, Facebook) om immorele situaties te gedogen, zoals de terreur van sociaal onrecht, het tribalisme van de financieel-politieke elite, de ecologische uitbuiting en het structurele geweld van de toenemende ongelijkheid.

Deze recensie verscheen in het jongste nummer van De Leeswolf (september, nr. 6).

Robrecht Vanderbeeken

Robrecht Vanderbeeken is filosoof.

take down
the paywall
steun ons nu!