Cultuur, Democratie, Gent, Vooruit, Mind the book, Rob Riemen, Ian buruma, Beschaving -

Over Cultuur, haar vermeende klatergoud en de Halfvastenfoor

zondag 11 maart 2012 17:30
Spread the love

Ian Buruma veegde Rob Riemen de mantel uit tijdens de dagopener van Mind The Book, het alternatief boekenfestival in de Gentse Vooruit. Riemen, directeur van het Nexus Instituut en auteur van o.a. de ‘Adel van de geest’, zou zich volgens Buruma gedragen als een dominee die cultuur en literatuur verheft tot een pseudoreligie en het als dogma oplegt aan het gepeupel. Riemen zou geen oog hebben voor de verzuchtingen van wat Buruma de niet-intellectuele klasse noemt. Rob Riemen, de man die gracieus strooit met citaten van denkers à la Socrates, Spinoza, Nietzsche en Thomas Mann, ziet cultuur te veel als een magic pill om de gezwellen op het aangezicht van de westerse beschaving mee te genezen, aldus Buruma.

De gezwellen op het gezicht van de beschaving zouden zich niet beperken tot een lichte vorm van acné die de democratie tart tijdens haar puberteit, om vervolgens te verdwijnen wanneer ze haar volle wasdom bereikt zou hebben. Als we de talrijke politieke analyses mogen geloven gaat het veeleer om etterbuilen ten gevolge van een aftakelend weefsel. Nederland kent haar gedoogconstructie met de PVV van Wilders. De regeringsvorming in België sleepte meer dan 500 dagen aan. Italië en Griekenland kennen hun technocraten en Cameron leidt een als rariteit opgevoerde en zeldzame coalitieregering in Groot-Brittannië. De ondertussen platgetrapte ‘kloof-tussen-burger-en-politiek-analyse’ wakkert de vlam van dit debat aan en middels de zuurstof van de ‘democratie-als-particratie-argumenten’ krijgt men algauw een speels brandend vuurtje. Au secours, want het brandt in het pantheon van de democratie.

Men kan smalend doen over dergelijke analyses en ze weglachen tot de volgende verkiezingen om ze vervolgens pijnlijk aan den lijve te ondervinden. Of men kan er hysterisch over staan schreeuwen en koortsig staan krijsen dat het model stilaan in het vuilnisvat van de geschiedenis zou horen. Riemen, van zijn kant deed op Mind The Book, in navolging van zijn boek ‘De eeuwige terugkeer van het fascisme’, iets geheel anders. Hij legde er de vinger op de permanent verblijvende bacil in het lichaam van de beschaving. Wanneer dit lichaam vrolijk rondhuppelt zonder zich te hoeden voor het barre weer en die verdomde ziektekiem negeert in een roes van ongenaakbaarheid, juist dan kan die bacil wel eens onverwacht tot uitbarsting komen. De geschiedenis heeft aangetoond voor welk soort ziektes die beschaving vatbaar is.

Beschaving is echter een moeilijk te definiëren woord. De reden daarvoor ligt misschien in de neteligheid om beschaving uit te roepen tot een afgewerkt product. Beschaving, en nu spreek ik over de ideaal democratische variant ervan, is misschien net de mogelijkheid om middels democratie de grenzen ervan te laten fluctueren. Die grenzen op hun beurt worden bepaald door het handelen van mensen onderling. Dat onderling handelen, vergt echter een gedeelde basis die volgens Riemen in de cultuur ligt – je mag het me verwijten, maar daar volg ik hem in. Riemen spreekt hier niet over een enggeestig cultuurfascisme, maar eerder in tegendeel. Hij heeft het daarentegen over cultura animi, de cultivering van de ziel. Het is de idee dat de mens zich moet verheffen en moet uitstijgen boven zijn instincten en fysieke behoeften. Buruma vond dit waarschijnlijk naar spiritualiteit ruiken, hetgeen hem Riemen deed verdenken een cultuurdominee te zijn.

Vanuit dat standpunt besloot Buruma dat Riemen cultuur, literatuur en filosofie verheft boven al de rest en al hetgeen dat zich aan de sokkel van deze kunstzinnige monumenten bevindt reduceert tot onbelangrijk. Buruma argumenteerde daartegenover dat voetbal voor de niet-intellectuele klasse veel belangrijker is dan Kafka en Goethe. Hij articuleerde aldus dat het leven al moeilijk genoeg is voor de werkende klasse. Binnenin zijn schrijvershoofd moet er een echo weergalmd hebben, fluisterend dat het brein van de arbeider daartoe te klein zou zijn. Ontdoet Buruma folkloristisch vertier zodoende niet van haar praal? Mist hij op die manier niet de schoonheid van eenvoudig vermaak? Mij klinkt het als: voetbal voor de simpelaar, Kafka voor de geleerde. Vanuit dat cultuurpessimistische en bijna misantropische gezichtspunt opperde Buruma – wat mij betreft geheel onterecht – dat Riemen geestdrift in voetbalstadions als minderwaardige menselijke uitingen zou beschouwen. De verdraaiingslogica waarbij Buruma een ander onrechtstreeks verwijt een cultureel superioriteitsgevoel te propageren, terwijl hijzelf – nota bene badend in de lof over diens schrijverschap – even onrechtstreeks een strikte opdeling tussen cultuur voor de één en cultuur voor de ander etaleert, bezorgt me een wrange nasmaak in de mond.

Het is dus niet Riemen, de gedoodverfde cultuurdominee die een schopenhaueriaanse trap construeert om er alle cultuuruitingen volgens een strikte rangorde in onder te brengen. Riemen zegt daarentegen wel dat hetgeen we als cultuur met hoofdletter C schrijven een belangrijk uitgangspunt is tot samenleven en dat de verenigende kracht daarvan sterker is dan de verenigende kracht van geestdrift. Geestdriftig staan brullen in een voetbalstadion is een prachtig monument van vertier dat menig voetballiefhebber bindt, dat wel. Het is een prachtvoorbeeld van solidariteit en identificatie, dat ook. Alleen, het is een identificatie die verloopt middels distantiëring. De solidariteit eindigt – op flessen getrokken – bij de kleuren, het logo, de spelers en de kantine van de voetbalploeg. Ofschoon Europa haar UEFA-beker heeft, kent de vermeende Europese solidariteit ogenschijnlijk net iets minder vurige aanhangers.

Misschien bevindt beschaving zich op het snijvlak tussen emotie, verlangen, lust en geestdrift enerzijds en menselijke rationaliteit anderzijds. Opnieuw niet te definiëren, maar wel richtinggevend. Ik kan bijvoorbeeld perfect genieten van de gelukkige gezichten die op de Halfvastenfoor smikkelen van suikerspinnen, braadworsten naar binnen spelen waarvan ze het verschil niet smaken tussen het broodje en de servet errond en de ziel uit hun lichaam lachen die nochtans ’s maandags opnieuw haar eeuwige last op zich zal nemen. Het is me mooi verpozen tussen giechelende tieners en aangeschoten volwassenen, maar daags nadien dompel ik me graag onder in de stoffige wereld van Dostojevski en zijn vrienden. Een kruiperige aristotelische gulden middenweg? Misschien. Maar het lijkt me in ieder geval een aangenamer constellatie dan degene waarbij cultuurvariant vervelt tot cultuurdeficit.

take down
the paywall
steun ons nu!