De toegevoegde artistieke en maatschappelijke waarde die onze orkesten genereren, wordt mateloos onderschat.
Van een oud verhaal …
Tot 2017 organiseerden de provinciale overheden wedstrijden en festivals om orkesten te stimuleren tot kwaliteitsverbetering. Die wedstrijden bepaalden of en welke subsidie een orkest ontving. Daarvan konden ze dan vier jaar lang genieten. Deze middelen werden geïnvesteerd in professionalisering (bv. hoogkwalitatieve dirigenten aantrekken of coaches inhuren), instrumentarium, partituren van vaak jonge beloftevolle Vlaamse componisten, verrassende projecten, een maatschappelijke rol, repetitieruimtes en zoveel meer.
Orkesten dragen met andere woorden heel wat bij tot de samenleving en de creatieve industrie. Om dat te kunnen blijven doen, organiseren zij tal van concerten en fondsenwervingsinitiatieven. Helaas levert dat niet voldoende op. De provinciale subsidies waren voor velen het sluitstuk van hun financieel plan.Cultuur, een persoonsgebonden bevoegdheid, verhuisde van het provinciale naar het Vlaamse niveau. Om een warme overdracht mogelijk te maken, riep men voor 2018 en 2019 een transitiereglement in het leven.
Orkesten die in referentiejaar 2014 een subsidie ontvingen zouden daar nog twee jaar lang recht op hebben. Zij kwamen terecht op de zogenaamde nominatim lijst. Zo ontvingen 421 orkesten een gezamenlijke ondersteuning van 477.896 euro, of gemiddeld 1.135 euro per jaar per orkest.
… naar een nieuw verhaal?
Begin 2018 vroeg minister van Cultuur Sven Gatz aan de amateurkunstensector of we geen bijkomende opdracht rond talentontwikkeling wilden aanvaarden, ter vervanging van de provinciale subsidies. Een ruime werkgroep ging daarop enthousiast en constructief aan de slag.
Het resultaat? Het Plan Talentontwikkeling, boordevol vernieuwende ideeën. De minister ontving het op 1 mei 2018 en vond het inhoudelijk zeer sterk. Voor de zomer zou de beslissing vallen, maar het werd wachten … en wachten … en wachten.
Op 24 december, de winter was net in het land, kwam zijn antwoord: “Bij de overgang van de provinciale middelen koos ik ervoor om in de ‘overgangsjaren’ 2018-2019 de amateurkunstenorganisaties onveranderd te blijven ondersteunen via de nominatielijst. Deze middelen worden vanaf 2020 integraal overgeheveld naar de financiering van het nieuwe decreet op de bovenlokale cultuurwerking.” Het Plan Talentontwikkeling ging de diepvries in.
Decreet bovenlokale cultuurwerking? Geen oplossing wat ons betreft!
Geen middelen voor ons plan dus, maar wel voor een nieuw decreet bovenlokale cultuurwerking. Waarover gaat het juist? Het doel van die regelgeving focust op de ontwikkeling en verspreiding van praktijken van culturele organisaties die een antwoord kunnen bieden in de bovenlokale context, dus tussen het landelijke en het lokale niveau (meer informatie vind je op onze website).
Concreet: verenigingen kunnen, als ze een vzw zijn tenminste, projectsubsidies aanvragen voor projecten met een bovenlokale uitstraling. Hierbij hebben we toch een aantal bedenkingen:
- De helft van onze verenigingen wordt uitgesloten. Zij zijn immers geen vzw.
- De planlast ligt veel te hoog voor verenigingen die volledig op vrijwilligerskracht draaien.
- Er is geen garantie dat de middelen daadwerkelijk naar de amateurkunstensector vloeien. Dit decreet staat open voor alle sectoren met een bovenlokale cultuurwerking, dus ook de professionele kunstensector, culturele centra, openbare bibliotheken, de jeugdsector, sociaal-cultureel werk, …
- Enkel de grote orkesten met een regionale werking maken hier aanspraak op, terwijl er zoveel orkesten vooral lokaal een belangrijke rol spelen.
Dat zijn teveel hinderpalen om met deze regeling akkoord te gaan. En dat lieten we in een gesprek ook al weten aan het kabinet van de minister.
Het Gemeentefonds: ook niet geruststellend
Het kabinet verwijst naar de belangrijke rol van de lokale overheden en de gemeentefondsen. Wat blijkt nu? De bestaande cultuurbudgetten werden inderdaad verschoven naar de gemeentefondsen, zonder indexering weliswaar.
Bovendien zijn de middelen niet geoormerkt en kunnen ze dus ook aan andere zaken dan cultuur besteed worden. Onzekerheid troef dus voor de amateurkunsten. De lokale orkesten zijn uiteraard ongerust en hebben de voorbije weken heel vaak aangeklopt bij hun schepenen, maar kwamen even vaak van een kale reis terug. Komen er nu extra middelen voor de gemeentefondsen of niet? Lokaal weet men daar alvast niets van.
Uitgekleed
Op 24 december 2018 kregen we dus antwoord van de minister: VLAMO kreeg een budget toegewezen om te werken rond talentonwikkeling, meer bepaald 225.000 euro (vanaf 2020). Dat is natuurlijk maar een fractie van wat de provincies toekenden: 477.896 euro, plus de organisatiekosten van de wedstrijden en festivals, plus de loonkost van een heel aantal provinciale ambtenaren.
VLAMO krijgt nu de kans om haar Plan Talentontwikkeling te herschrijven tegen 1 mei 2019. Maar laat ons eerlijk zijn: met 225.000 euro voor 1.200 orkesten heb je 187 euro per orkest ter beschikking en dan hebben we nog geen organisatie- of personeelskost meegerekend. Een aalmoes die getuigt van weinig respect voor de 62.000 muzikanten in Vlaanderen.
De sector voelt zich uitgekleed. Wat positief verhaal moest worden, loopt nu af op een sisser: het betekent een pak minder kansen tot vernieuwing in de ondersteuning van onze muzikanten en om van onze samenleving een warmere plek te maken. De voorbije jaren werden al stelselmatig minder middelen toegekend aan onze instrumentale amateurmuzieksector. Eerst was er de kaasschaaf, nu de botte bijl. En die doet minstens zoveel pijn.
Dit artikel is eerder gepubliceerd op De Federatie.