De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Beeld: Marko Kafé/CC BY-SA 4.0
Jan Mulock Houwer

Simone Weil en Europa

vrijdag 7 juni 2024 10:34
Spread the love

 

“Het lijkt me onmogelijk zich een wedergeboorte van Europa voor te stellen zonder rekening te houden met wat Simone Weil (1909-1943) stelt wat daarvoor nodig is”, schreef Albert Camus in 1949. Hij doelde daarmee op welke waarden de opbouw van een nieuw Europa na WO-2 gestoeld zou moeten zijn.

Twee jaar later gaat er in Europa een project van start, geleid door bevlogen idealistische mensen, waaruit uiteindelijk een Europese Unie van niet minder dan 27 lidstaten is ontstaan. Inmiddels is men binnen die gemeenschap aan dat verband gewend geraakt. De spectaculaire ontwikkeling ten goede ervan is zo goed als buiten zicht geraakt en wordt door veel mensen zelfs als knellend ervaren.

Anno 2024 lijken de oorspronkelijke idealen te zijn vergeten, noteert Rutger Bregman in een recent artikel in De Correspondent aan de vooravond van de Europese verkiezingen. “Wie vergeet wordt gemakzuchtig”, schrijft hij, en “zo kon het gebeuren dat de Unie van 28 of inmiddels 27 lidstaten begon af te drijven van haar idealen”.

Door verbazend velen in de huidige lidstaten wordt de Europese Unie tegenwoordig als niet meer dan een economische belangengemeenschap gezien, waarin nationale (groeps)belangen verdedigd moeten worden, terwijl het liberale democratische model van de EU door velen buiten de Unie (in landen als Oekraïne en Georgië) juist als een na te streven ideaal van een waardengemeenschap gezien wordt.

Bregman opent zijn artikel met te stellen dat, hoewel er veel op de EU aan te merken is, Europa op gebieden als klimaat, mensenrechten en solidariteit een baken kan zijn voor de hele wereld. “Dat is iets om trots op te zijn – maar het schept ook verplichtingen.” En daarmee zijn we terug bij de opmerking van Camus, nadat hij alles wat Simone Weil in 1943, haar ultieme levensjaar, opgeschreven had na de oorlog postuum in handen kreeg.

Waarvoor strijden wij?

Eind december 1942 stelt de dan 33-jarige Simone Weil aan de organisatie van Vrije Fransen in Londen, die zich bezighoudt met het verzet in Frankrijk en nadenkt over de wederopbouw van dat land en Europa na de oorlog, de cruciale vraag: Waarvoor strijden wij? Zelf geeft zij antwoord op die vraag en onderbouwt dat in nog geen vier maanden met een tiental essays, waaronder een kort essay getiteld Studie van een verklaring van de verplichtingen tegenover de mens.

Die ideeën werkt zij verder uit in een onvoltooid gebleven werk (dat zij als haar tweede grote oeuvre beschouwt) onder de titel “Prelude van een verklaring van de plichten tegenover de mens”. Na de oorlog zal die tekst door Camus onder de titel Verworteling (L’Enracinement) worden uitgegeven. Het verschil in de door haar bedachte titels zit hem in het verschil tussen de begrippen verplichting en plicht. Zij ziet daarin een hiërarchisch verschil van enerzijds ethische waarden waartoe het eerste begrip behoort en van morele waarden waartoe het tweede behoort.

Ethische waarden zijn in haar visie onvoorwaardelijk en niet gebonden aan enig object, persoon of gebeurtenis. Daarom zijn ze universeel. Het uitgangspunt is het Goede en de drijvende en verbindende energie is de inclusieve (of allen omvattende) Liefde. Voorbeelden van die waarden zijn waarheid, orde, schoonheid, gerechtigheid, verplichting; zij zijn van uitsluitend kwalitatieve aard en worden door de mens via zijn ziel intuïtief aangevoeld. Ze zijn in de mens als het ware aangeboren aanwezig. Dat is aan allen gegeven en hierin zijn de mensen onderling volstrekt gelijk.

Morele waarden hebben volgens Simone Weil altijd met feiten te maken. Ze zijn voorwaardelijk, persoonsgebonden en objectafhankelijk

Morele waarden hebben volgens haar altijd met feiten te maken. Ze zijn voorwaardelijk, persoonsgebonden en objectafhankelijk. Voorbeelden zijn recht, rechtsstaat, democratie, plicht, persoonlijkheid, identiteit; zij zijn door de mensen in onze wereld verworven zo niet bevochten. Het uitgangspunt is de Persoon (lichaam en geest/brein) en de ontplooiing ervan en de drijvende energie is de kracht en daarmee de macht.

Deze waarden zijn door het verstand beredeneerd via het causaliteitsdenken van de Verlichting. De mens moet hiervoor kritisch kunnen denken. De mogelijkheid daarvoor hangt af van zijn intellectuele vermogens. Daarin zijn de mensen onderling ongelijk, iets wat onverbiddelijk aan het licht komt zodra mensen zich in onderlinge competitie trachten te bewijzen en op de sociaaleconomische ladder trachten op te klimmen. Het geven van gelijke leermogelijkheden, zelfs onder de meest ideale omstandigheden, zal die ongelijkheid niet oplossen, volgens Weil zal de ongelijkheid zelfs alleen maar doen toenemen.

Tenslotte is er nog een derde niveau van waarden te noemen. Dat heeft als uitgangspunt de belangen met als drijvende energie het geld en het sociale prestige. Dit is het niveau van het amoreel denken en handelen (met inherent het gevaar van immoreel denken en handelen). Typische waarden in deze categorie zijn ambitie en doeltreffendheid.

De denk- en werkwijze is het utiliteitsdenken van het verstand en de drijfveren zijn de behoeften en begeertes van lichaam en geest/brein (dus van de Persoon) en overwegingen van praktische aard. Op dit niveau moeten de mensen zich bewijzen door competitie. Ook op dit niveau zijn de mensen in hun capaciteiten onderling ongelijk en daarin ligt de wortel van de strijd om de macht en van de uitbuiting.

In de optiek van Simone Weil dienen de ethische waarden als houdingbepalend altijd leidend te zijn voor het handelen in onze manifeste wereld

In de optiek van Simone Weil dienen de ethische waarden als houdingbepalend altijd leidend te zijn voor het handelen in onze manifeste wereld, en dat speciaal voor het toepassen van de morele waarden daarin. Zo moet het bovengenoemde besef van verplichting volgens haar altijd leidend zijn, vooral voor de overwegingen en beoordeling over de rechten en plichten in onze maatschappij.

Voortkomend uit een agnostisch, zeer intellectueel gezin, wordt Simone al op de middelbare school zeer cartesiaans geschoold door haar leermeester Alain, die van grote invloed zal blijven in haar latere ontwikkeling, aanvankelijk op de universiteit (tot en met 1931), vervolgens in onderwijs, vakbondswerk en sociaal activisme (tot en met 1934), daarna in de praktijk als ongeschoolde arbeider in fabrieken (1935) en later als vrijwilliger aan het front van de Spaanse Burgeroorlog (1936).

Vanuit haar grote sociale bewogenheid onderzoekt zij wat er met het rationele denken en de idealen van de Verlichting bereikt en verbeterd kan worden in de omstandigheden van de arbeiders (La condition ouvrière 1937). Daarbij stuit zij op de grenzen van het in haar tijd heersende rationele causaliteits- en utiliteitsdenken en de gevolgen en beperkingen ervan.

Daarnaast onderzoekt zij in de praktijk de waarde van de subjectieve beleving naast die van de objectief bedoelde rationele analyse. Het is vanaf 1937 dat zij zich als gevolg van christelijk-mystieke ervaringen in toenemende mate ook open probeert te stellen voor de mogelijke inbreng van een andere dan onze manifeste werkelijkheid. Zij noemt die realiteit bovennatuurlijk. Dat culmineert in de eerste oorlogsjaren in een spirituele ontwikkeling waarin zij zich onder andere bezighoudt met het bestuderen van levensbeschouwingen van zowel oosterse als westerse, namelijk antiek Griekse en vooral katholiek-christelijke oorsprong.

In die tijd wendt zij zich tot het katholicisme, echter zonder zich daartoe te bekeren

In die tijd wendt zij zich tot het katholicisme, echter zonder zich daartoe te bekeren. Uiteindelijk zal deze ontwikkeling in 1943 leiden tot het besef van de noodzaak om anders te kunnen denken dan in de gangbare patronen van die tijd om na de oorlog een zinvolle samenleving te kunnen opbouwen in haar land en in Europa. In eerste instantie vereist dat de appreciatie van een waardenhiërarchie waarvan het hoogste niveau die van het hierboven beschreven universele waardenbesef getuigt.

Deze waarden komen voort uit de christelijke boodschap zoals Weil die ziet. Camus (die niets met religie heeft) zal met instemming hiervan zeggen dat het getuigt van een werkelijke christelijkheid. Mogelijk omdat het ook voor een seculiere samenleving van grote waarde kan zijn. Zeker in Europa omdat het voortkomt uit zowel de antiek Griekse als de christelijke wortels van de Europese beschaving.

Simone Weil zag een algemene, zowel fysieke als psychische, ontworteling van mensen

In haar tijd zag Simone Weil een algemene, zowel fysieke als psychische, ontworteling van mensen in haar land sinds de Eerste Wereldoorlog als gevolg van zowel de snelle sociaaleconomische veranderingen als de toen opgetreden secularisatie. Grote armoede ontstond aan de onderkant van de maatschappij terwijl vaste waarden als geestelijke oriëntatiepunten wegvielen.

Allerwegen leken mensen moreel stuurloos te zijn geworden. In die context dacht zij dat een gedeeld waardenbesef voor allen van het grootste belang zou zijn om mensen opnieuw te kunnen motiveren om na de catastrofe van de Tweede Wereldoorlog zinvol een nieuwe samenleving op te bouwen. Zoals hierboven besproken zou het hoogste waardenniveau voorop moeten staan, omdat het universele waarden bevat die niet gebonden zijn aan personen, objecten of gebeurtenissen en die bovendien gevoelsmatig beleefd worden wat in principe voor iedereen mogelijk is.

In deze tijd, waarin tal van mensen vanuit andere culturen een plek in Europa trachten te vinden, dient dit probleem zich opnieuw aan, zowel aan de kant van de nieuwkomers als aan de ontvangende kant. In haar tijd, een tijd van wijdverspreid politiek extremisme, economische depressie, oorlogsdreiging en oorlog, waren de geesten daar niet rijp voor.

In deze tijd, waarin ultrarechts populisme opnieuw allerwegen de aandacht trekt, er aan de rationele benadering getwijfeld wordt en er opnieuw een oorlog in Europa woedt, lijkt haar voorstel opnieuw relevant te zijn. Het zou ons uit de door Bregman geconstateerde gemakzucht en aandacht voor eigenbelang kunnen trekken. Daartoe zou volgens Simone Weil bij ieder (praktisch) voorstel in het kader van de EU moeten doorklinken om welke waarden het ons uiteindelijk werkelijk gaat. Vooral wanneer wezenlijke problemen ons voor lastige dilemma’s plaatsen en er niettemin beslissingen genomen moeten worden. In haar woorden: Waar strijden wij (eigenlijk) voor.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!