Walter Voordeckers, Ward Capiau en Serge Berten
Vermoorde slachtoffers: Walter Voordeckers, Serge Berten en Ward Capiau. Foto: Almendron

Komen Guatemalteekse oorlogsmisdadigers alsnog voor het Belgisch gerecht?

Begin de jaren tachtig werden drie Vlaamse religieuzen in Guatemala vermoord door doodseskaders. Er kwam nooit opheldering, het Belgisch gerecht was niet echt gehaast. De verdachten lopen nog steeds vrij rond, maar daar kan nu verandering in komen. Binnenkort wordt beslist of de verdachten voor het hof van Assisen zullen worden gebracht. Wordt vervolgd.

maandag 31 oktober 2022 15:12
Spread the love

 

De van oorsprong Belgische missiecongregatie CICM (in de volksmond de missionarissen van Scheut) zijn onder meer werkzaam in het Centraal-Amerikaanse Guatemala. Tijdens het intern gewapend conflict en de genocide begin de jaren ’80 vielen, naast twee à driehonderdduizend slachtoffers, ook vier leden van de congregatie onder de staatsterreur.

De in die tijd opkomende bevrijdingstheologie inspireerde hen om in hun pastorale werking heel dicht aan te leunen bij de armgemaakte bevolking. Sectoren van die bevolking namen – als laatste mogelijkheid om onder het onrechtvaardig systeem uit te komen – de wapens op tegen het leger van de elites. En heel wat kerkmensen sloten zich daarbij aan.

Walter Voordeckers

Walter Voordeckers. Foto: Comunicarte.

De eerste van de slachtoffers die viel was Walter Voordeckers uit Turnhout. Hij werd pastoor in Santa Lucía Cotzumalguapa, een kleine stad omringd door immens grote plantages van grootgrondbezitters. Mannen, vrouwen en kinderen van Santa Lucía, aangevuld met een massa inheemse seizoenarbeiders werkten zich ziek in de katoenpluk of de suikerrietkap voor hongerlonen.

Padre Walter engageerde zich voor de arme bevolking. Hij kon onmogelijk aanvaarden dat de eigenaars van de grote landbouwbedrijven de lokale bevolking en de inheemse seizoenarbeiders genadeloos onderdrukten. Met de catechisten ondersteunde hij de bevolking in hun strijd voor hun mensenrechten. In zijn preken haalde hij regelmatig uit naar de grote landeigenaars.

De parochie van Santa Lucía was betrokken bij de voorbereiding van de grote staking van het Comité voor Boereneenheid (CUC) in januari 1980 en kwam daardoor verder in het vizier van de doodseskaders. CUC organiseerde een staking van 50.000 landarbeiders in de streek, waarbij de grote bedrijven van de landbouwexport stil vielen en in sommige gevallen bezet werden.

De veiligheidsdiensten van de staat zagen Walter als deel van een “subversieve organisatie”, en dus was het nodig hem te elimineren

De veiligheidsdiensten van de staat zagen Walter als deel van een “subversieve organisatie”, die op haar beurt deel uitmaakte van het lokaal bestuur van de gemeenschap. En dus was het nodig hem te elimineren.

Walter moest uit de weg geruimd worden om drie doelstellingen te bereiken: de boerenorganisatie straffen vanwege haar overwinning tijdens de staking, de katholieke kerk en de religieuzen die de stroming van de bevrijdingstheologie aankleefden een slag toedienen en de gemeenschap onthoofden van haar leiders om de lokale macht te vervangen in de belangrijkste gemeente van de suikerrietindustrie.

De typische manier van werken van die doodseskaders was hun slachtoffers ontvoeren en folteren om namen van handlangers te weten te komen en ze daarna laten verdwijnen. Walter had zich voorgenomen zich niet te laten ontvoeren. Hij zou gaan lopen.

In de ochtend van 12 mei 1980 verliet hij de pastorij om een brief te posten in het nabij gelegen postkantoor. Op de terugweg kwam een jeep met gewapende mannen langsrijden en stopte. De inzittenden trachtten hem te ontvoeren, maar Walter zette het op een lopen en werd neergeschoten. Kort nadien overleed hij.

De moord werd breed verslagen in de Belgische pers, vragen werden gesteld in het parlement, maar daarna werd het stil. De familie zag er van af om zijn lichaam te repatriëren omdat hij beter bij zijn mensen kon blijven in Guatemala.

Ward Capiau

Ward Capiau

Ward Capiau. Foto: Guatebelga.

Ward Capiau werd geboren in Opbrakel op 7 januari 1950. Na de beëindiging van zijn studies en een jaar noviciaat, vertrok hij in 1974 als stagiair Scheutist met het statuut van ontwikkelingswerker naar Guatemala.

Na enkele maanden studie van de Spaanse taal, ging hij aan de slag in de zuidelijke provincie Escuintla. Hij zocht meteen toenadering tot de arme bevolking door aandachtig te luisteren naar het verhaal van hun leven. Steeds vaker ging hij op bezoek in volkswijken en afgelegen dorpjes, waar hij bleef overnachten.

Ward wou hun dagdagelijkse realiteit kennen en delen. Nog later zou hij zelf in alle stilte deelnemen aan de suikerrietoogst. Zo voelde hij aan den lijve de uitbuiting van de arme landarbeiders door de rijke grootgrondbezitters. Hij zag kinderen sterven van honger en ziekte, landarbeiders werken onder een schroeiende tropenzon. Dat alles voor een loon dat totaal ontoereikend was om hun gezin het basisonderhoud te geven voor een menswaardig bestaan.

Hij zag zijn vrienden ten einde raad zich organiseren, rechtop staan en hun rechten op eisen in geweldloze betogingen en stakingen. Ze werden ontslagen, vervolgd, gevangen gezet, gemarteld of gedood.

Hij zag zijn vrienden ten einde raad zich organiseren. Ze werden ontslagen, vervolgd, gevangen gezet, gemarteld of gedood

Samen met de plantagearbeiders zocht hij naar de wortels van onrecht en uitbuiting. Ze kwamen tot het besef dat ze zelf hun lot in eigen handen moesten nemen. Vanaf het ontstaan van het Comité voor Boereneenheid (CUC) was hij betrokken bij de organisatie aan de Zuidkust van Guatemala.

Het organiseren van de boerenbevolking was het enig mogelijke verweer tegen de uitbuiting en de extreme armoede. De militaire dictatuur en de grootgrondbezitters zagen met lede ogen deze evoluties aan. Het gevolg hiervan was een bloedige repressie.

Vele leden van CUC sloten zich aan bij het gewapend verzet. Na herhaalde pogingen van geweldloos verzet was dit de enige manier om hun families te beschermen. Ward stond voor de keuze zijn priesterstudies in België aanvatten of kiezen voor het volk en met hen op weg gaan voor een beter leven.

Om zijn collega’s van Scheut niet in gevaar te brengen en zich volgens zijn visie en geweten volledig in te zetten voor het lijdende volk van Guatemala, verliet hij de congregatie van Scheut eind 1979. Hij lijfde zich in het gewapend verzet in.

Ontvoeringen door doodseskaders, folteringen en moorden door het leger namen toe. Ook buitenlanders werden geviseerd. Op 22 oktober 1981 werd Ward tijdens een wegcontrole van het leger van de bus gehaald in San Lucas Sacatepéquez en gevangen genomen.

Een vriend, die het lichaam had herkend, verwittigde de congregatie van Scheut. Op 24 oktober 1981 werd hij begraven in een massagraf op het kerkhof van Antigua als XX onbekende.

Serge Berten

Serge Berten

Serge Berten. Foto: Guatebelga.

Het laatste slachtoffer was Serge Berten. Hij werd geboren in Menen op 13 juli 1952. Hij trad in bij de missiecongregatie van Scheut (CICM) en vertrok op 25 maart 1975 naar Guatemala.

Zijn opdracht was de vorming van plaatselijke leiders ter bevordering van de sociaaleconomische ontwikkeling en de vorming en coördinatie van kerkelijke basisgemeenschappen.

Hij werkte in verschillende parochies. Met een werkgroep publiceerde hij de catechismus ‘Juntos buscamos el camino’ (Samen zoeken wij de weg). Daarin interpreteerden zij de Bijbel aan de hand van de sociaaleconomische omstandigheden van de bewoners van de Zuidkust.

Hij droeg ook bij tot de oprichting van het Comité voor Boereneenheid (CUC). Eind 1981 begon het Guerrillaleger der Armen (EGP) met het organiseren van volksgroepen aan de zuidkust en rekende daarbij op Serge. Op dat moment werd hij door het generaal bestuur van de congregatie CICM in Rome opgeroepen om zijn studies verder te zetten en theologie in Mexico aan te pakken.

Het land op het moment van een mogelijke revolutionaire overwinning verlaten zou voor Serge een verraad aan het volk zijn

De oversten, die wisten dat hij betrokken was bij het verzet, wilden hem een tijdje uit het land halen. Serge zag het nut niet in van een theologiestudie op dat precieze moment. Uiteindelijk werd een oplossing gezocht in de vorm van een jaar ‘afwezigheidsverlof,’ een jaar weg van de missiecongregatie zonder op te houden lid van de missiecongregatie te zijn.

Serge dacht dat in de loop van dat jaar de revolutionaire overwinning zou worden behaald. Het land op dat moment verlaten zou voor hem een verraad aan het volk zijn.

Op 19 januari 1982 werd hij samen met Oscar García, vader van drie kinderen, en Salvador, de schuilnaam van een vakbondsman, in een straat bij Calzada San Juan in de hoofdstad Guatemala aangehouden door gewapende mannen in burgerkleding en in twee auto’s met getinte ramen ontvoerd. Sindsdien is er niets meer vernomen van de drie ontvoerden.

De Stad Menen kende Serge Berten postuum het ereburgerschap toe op de gemeenteraad van 3 februari 2021. Het is voor het eerst dat het ereburgerschap toegekend werd aan een niet-levende persoon.

Rechtszaak

In 1997 gingen de familieleden van de Belgische slachtoffers op bezoek in Guatemala om de waarheid te vinden. Ondanks de vele gesprekken, bleek er bij de overheden zeer weinig animo om voor opheldering te zorgen.

De familieleden lieten het daar niet bij en na de nodige voorbereidingen en consultaties, legden ze in 2001 bij een Belgische onderzoeksrechter in Brussel klacht neer tegen de Guatemalteekse verantwoordelijken van de moorden. Dit was mogelijk op grond van de Belgische genocidewet. Met deze wet werd de mogelijkheid gecreëerd dictators en andere schenders van mensenrechten in de wereld aan te klagen en te veroordelen.

Wie waren de politieagenten, militairen of leden van doodseskaders die de opdracht kregen om de slachtoffers te ontvoeren en te vermoorden? Wellicht komt men dit nooit te weten. En de opdrachtgevers dan? De families maakten een lijstje op met namen van enkele individuen die helemaal bovenaan de top van de toenmalige militaire dictatuur stonden.

Uiteraard hebben zij niet eigenhandig de Belgische religieuzen vermoord. Maar ze stonden wel bovenaan de piramide van een perverse structuur die de genocide op gang bracht. En in die zin zijn ze verantwoordelijk voor de door hen bevolen oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid en de dood van de talrijke slachtoffers die vielen tijdens de volkenmoord. Inmiddels zijn enkelen van die schuldigen gestorven van ziekte en ouderdom.

Het was een lange weg die de families aflegden, met frustraties en soms ongeloof, waarbij ze zich afvroegen of het ooit nog eens zou lukken. Het Belgisch gerecht was niet echt gehaast. Maar op 14 juni 2022 verwees de Raadkamer de zaak door naar de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI), onderlijnde de ernst van de misdaden en gaf de raad om een aanhoudingsbevel uit te vaardigen tegen de verdachten.

In de zaak van de drie vermoorde religieuzen was het Belgisch gerecht niet echt gehaast

Op 13 oktober boog de KI zich over het onderzoek naar de moord en ontvoering van de Belgische religieuzen in Guatemala. Het is nu aan de KI om te beslissen of de verdachten aangehouden worden en voor het Hof van Assisen moeten gebracht worden.

In dat geval komt er eindelijk een oordeel door een onafhankelijke rechter over de misdaden tegen de mensheid in Guatemala waarvan de drie Belgische religieuzen mee het slachtoffer werden.

 

Dit is een ingekorte. Het volledig artikel vind je hier.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!