De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De drie vermoorde religieuzen: Walter Voordeckers, Ward Capiau en Serge Berten. Foto: Almendron

Komen Guatemalteekse oorlogsmisdadigers alsnog voor het Belgisch gerecht? (Volledige versie)

Begin de jaren tachtig werden drie Vlaamse religieuzen in Guatemala vermoord door doodseskaders. Er kwam nooit opheldering, het Belgisch gerecht was niet echt gehaast. De verdachten lopen nog steeds vrij rond, maar daar kan nu verandering in komen. Binnenkort wordt beslist of de verdachten voor het hof van Assisen zullen worden gebracht. Wordt vervolgd.

zaterdag 29 oktober 2022 16:01
Spread the love

 

De van oorsprong Belgische missiecongregatie CICM ( in de volksmond de missionarissen van Scheut) zijn onder meer werkzaam in het Centraal-Amerikaanse Guatemala. Tijdens het intern gewapend conflict en de genocide begin de jaren ’80 vielen, naast twee à driehonderdduizend slachtoffers, ook vier leden van de congregatie onder de staatsterreur.

De in die tijd opkomende bevrijdingstheologie inspireerde hen om in hun pastorale werking heel dicht aan te leunen bij de armgemaakte bevolking. Sectoren van die bevolking namen – als laatste mogelijkheid om onder het onrechtvaardig systeem uit te komen – de wapens op tegen het leger van de elites. En heel wat kerkmensen sloten zich daarbij aan.

Walter Voordeckers

Walter Voordeckers

Walter Voordeckers. Foto: Comunicarte.

De eerste van de slachtoffers die viel was Walter Voordeckers uit Turnhout. Na de middelbare school trad hij in bij de missiecongregatie. Als gewijd priester vertok hij naar Guatemala. Wellicht werd zijn keuze voor een Latijns-Amerikaans land mee beïnvloed door het feit dat zijn oudere broer al missionaris was in Venezuela.

Hij werd pastoor in Santa Lucía Cotzumalguapa in het departement Escuintla. De kleine stad was omringd door immens grote plantages van grootgrondbezitters. Mannen, vrouwen en kinderen van Santa Lucía, aangevuld met een massa inheemse seizoenarbeiders werkten zich ziek in de katoenpluk of de suikerrietkap voor hongerlonen.

Padre Walter engageerde zich voor de arme bevolking. Hij kon onmogelijk aanvaarden dat de eigenaars van de grote landbouwbedrijven de lokale bevolking en de inheemse seizoenarbeiders genadeloos onderdrukten. Met de catechisten ondersteunde hij de bevolking in hun strijd voor hun mensenrechten. In zijn preken haalde hij regelmatig uit naar de grote landeigenaars.

Sabbatjaar in België

Hij werd met de dood bedreigd en in 1979 werd hij door zijn oversten uit voorzorg teruggeroepen. Tijdens zijn verblijf in België, gaf hij zijn vermoeden te kennen dat hij veilig was in Guatemala omdat ze buitenlanders niets zouden aandoen. Hij vertrok terug naar Guatemala.

De parochie van Santa Lucía was betrokken bij de voorbereiding van de grote staking van het Comité voor Boereneenheid (CUC) in januari 1980 en kwam daardoor verder in het vizier van de doodseskaders. CUC organiseerde een staking van 50.000 landarbeiders in de streek, waarbij de grote bedrijven van de landbouwexport stil vielen en in sommige gevallen bezet werden.

De typische manier van werken van die doodseskaders was hun slachtoffers ontvoeren en folteren om namen van handlangers te weten te komen en ze daarna laten verdwijnen. Walter had zich voorgenomen zich niet te laten ontvoeren. Hij zou gaan lopen.

Op de vooravond van 12 mei 1980 werd hij gevraagd om het sacrament van de zieken toe te dienen aan een parochiaan die op sterven lag. Walter vertrouwde de zaak niet, hij vermoedde een valstrik, hij trok zich uit de slag met de belofte om de zieke persoon ‘s anderdaags te bezoeken. Achteraf bleek zijn vermoeden gegrond.

Moord

In de ochtend van 12 mei 1980 verliet hij de pastorij om een brief te posten in het nabij gelegen postkantoor. Op de terugweg kwam een jeep met gewapende mannen langsrijden en stopte. De inzittenden trachtten hem te ontvoeren, maar Walter zette het op een lopen en werd neergeschoten. Kort nadien overleed hij.

De moord werd breed verslagen in de Belgische pers, vragen werden gesteld in het parlement, maar daarna werd het stil. De familie zag er van af om zijn lichaam te repatriëren omdat hij beter bij zijn mensen kon blijven in Guatemala.

De Guatemalteek José Roberto Paz Gularte, gaf in 2014 aan zijn thesis voor licentiaat in de Geschiedenis – Sectie Antropologie voor de staatsuniversiteit San Carlos de volgende titel: ‘Symbolisme in de staatsagressie tegenover de katholieke priester Walter Voordeckers in Santa Lucía Cotzumalguapa gedurende de regering van generaal Romeo Lucas García (1978-1980). Hieronder licht ik enkele paragrafen uit zijn betoog.

‘De agressie tegen een subversief element

De veiligheidsdiensten van de staat zagen Walter als deel van een “subversieve organisatie”, die op haar beurt deel uitmaakte van de lokale macht van de gemeenschap. En dus was het nodig hem te elimineren.

Dienaangaande lezen we in de documenten van de Internationale Waarheidscommissie (CEH – 1999): “De lokale macht van de gemeenschappen werd in vele streken onderworpen aan nieuwe structuren, zoals de Burgerpatrouilles voor Zelfverdediging, Ontwikkelingspolen en nieuwe evangelische kerken.”

Walter moest uit de weg geruimd worden om drie doelstellingen te bereiken: de boerenorganisatie straffen vanwege haar overwinning tijdens de staking, de katholieke kerk en de religieuzen die de stroming van de bevrijdingstheologie aankleefden een slag toedienen en de gemeenschap onthoofden van haar leiders om de lokale macht te vervangen in de belangrijkste gemeente van de suikerrietindustrie.

Muurschilderingen

“Buitenlandse communistische priesters”, “Walter Go home”, verscheen op de muren van het parochiehuis. Xenofobie? Het paste in de ideologische hersenspoeling van de soldaten door de legerleiding: buitenlandse dreiging, internationaal communisme. Op die manier kwam er een symbolische verplaatsing tot stand van”communist zijn” naar “vreemdeling zijn.”

“Ik heb geweldig veel schrik, want ik ontving reeds bedreigingen, ze willen mij vermoorden en ze zullen mij vermoorden.”

Hier zien we de Symbolische Geweldpleging in volle gang. Het denkbeeld dat de gemeenschap van Walter had, als sociale leider, als spirituele gids en persoon wordt vernietigd en heropgevuld door een Negatieve Andere. Zo wordt hij voor de gemeenschap ontmenselijkt, waardoor zijn uitschakeling gemakkelijker geslikt wordt door de lokale bevolking. Ondanks dit feit bleef de gelovige gemeenschap hem volgen.

Doodsbeddreigingen

Al die vormen van agressie wogen zwaar op de psychologische gezondheid van Walter. Hij was zeer bang, met nagenoeg de zekerheid dat ze hem gingen vermoorden.

De Internationale Waarheidscommissie (CEH) tekende zijn eigen woorden op: “Ik heb geweldig veel schrik, want ik ontving reeds bedreigingen, ze willen mij vermoorden en ze zullen mij vermoorden, maar als ze mij willen vermoorden of me meesleuren, ga ik lopen, ik ga me niet laten ontvoeren, ik heb liever een kogel dan ontvoerd te worden (…).”

Ward Capiau

Ward Capiau

Ward Capiau. Foto: Guatebelga.

Ward Capiau werd geboren in Opbrakel op 7 januari 1950 als eerste zoon in een diepgelovige familie met negen kinderen. Hij leerde er wat gemeenschapszin is en hoe je kan opkomen voor zwakkeren in de maatschappij. Hij volgde de lagere school in Louise-Marie (Maarkedal).

Tijdens zijn studies Grieks-Latijnse Humaniora in het Sint Antonius College in Ronse, maakte hij tijdens een retraite kennis met de missiecongregatie van Scheut. Zijn toekomstperspectief nam vanaf dat moment duidelijker vormen aan. Daarom was het geen verrassing dat hij na zijn Humaniora zijn intrede deed in de congregatie.

Na de beëindiging van zijn studies aan de sociale hogeschool IPSOC (nu VIVES) te Kortrijk en een jaar noviciaat, koos hij ervoor een voorbereidende stage te volgen in Guatemala. Op 20 augustus 1974 vertrok hij als stagiair Scheutist met het statuut van ontwikkelingswerker naar Guatemala.

Na enkele maanden studie van de Spaanse taal, ging hij aan de slag in de zuidelijke provincie Escuintla. Hij zocht meteen toenadering tot de arme bevolking door aandachtig te luisteren naar het verhaal van hun leven. Steeds vaker ging hij op bezoek in volkswijken en afgelegen dorpjes, waar hij bleef overnachten.

Hij zag zijn vrienden ten einde raad zich organiseren. Ze werden ontslagen, vervolgd, gevangen gezet, gemarteld of gedood.

Ward wou hun dagdagelijkse realiteit kennen en delen. Nog later zou hij zelf in alle stilte deelnemen aan de suikerrietoogst. Zo voelde hij aan den lijve de uitbuiting van de arme landarbeiders door de rijke grootgrondbezitters. Hij zag kinderen sterven van honger en ziekte, landarbeiders werken onder een schroeiende tropenzon. Dat alles voor een loon dat totaal ontoereikend was om hun gezin het basisonderhoud te geven voor een menswaardig bestaan.

Hij zag zijn vrienden ten einde raad zich organiseren, rechtop staan en hun rechten op eisen in geweldloze betogingen en stakingen. Ze werden ontslagen, vervolgd, gevangen gezet, gemarteld of gedood.

Hoe samen op weg gaan en kiezen voor een beter leven?

Samen met de plantagearbeiders zocht hij naar de wortels van onrecht en uitbuiting. Ze kwamen tot het besef dat ze zelf hun lot in eigen handen moesten nemen. Vanaf het ontstaan van het Comité voor Boereneenheid (CUC) was hij betrokken bij de organisatie aan de Zuidkust van Guatemala.

Het organiseren van de boerenbevolking was het enig mogelijke verweer tegen de uitbuiting en de extreme armoede. De militaire dictatuur en de grootgrondbezitters zagen met lede ogen deze evoluties aan. Het gevolg hiervan was een bloedige repressie.

Vele leden van CUC sloten zich aan bij het gewapend verzet. Na herhaalde pogingen van geweldloos verzet was dit de enige manier om hun families te beschermen. Ward stond voor de keuze zijn priesterstudies in België aanvatten of kiezen voor het volk en met hen op weg gaan voor een beter leven.

Om zijn collega’s van Scheut niet in gevaar te brengen en zich volgens zijn visie en geweten volledig in te zetten voor het lijdende volk van Guatemala, verliet hij de congregatie van Scheut eind 1979. Hij lijfde zich in het gewapend verzet in.

De harde repressie neemt toe.

Ontvoeringen door doodseskaders, folteringen en moorden door het leger namen toe. Ook buitenlanders werden geviseerd. Op 1 mei 1980 trok Conrado de la Cruz, Filippijnse Scheutist, in het gezelschap van een catechist en diens zoontje, werkzaam in een parochie in het departement Escuintla, naar de hoofdstad om de manifestatie van arbeiders en boeren te zien.

Hij werd er samen met zijn catechist ontvoerd en nadien vermoord. Op 12 mei 1980 werd Walter Voordeckers op straat doodgeschoten. Op 22 oktober 1981 werd Ward zelf tijdens een wegcontrole van het leger van de bus gehaald in San Lucas Sacatepéquez en gevangen genomen.

Een vriend, die het lichaam had herkend, verwittigde de congregatie van Scheut. Op 24 oktober 1981 werd hij begraven in een massagraf op het kerkhof van Antigua als XX onbekende.

Herdenking

Vanuit Guatemala schreef Jan Vandeveire, voormalig lid van de Missiecongregatie van Scheut op 22 oktober 2021, ter gelegenheid van de tweejaarlijkse uitreiking van de Quetzalprijs in Kortrijk het volgende:

“Ward had kunnen opteren voor een comfortabel leven, maar in plaats daarvan koos hij een hard en levensgevaarlijk bestaan, omdat hij zich wou inzetten voor de armen in Guatemala, aan wie net zulk een leven beschoren was. Hij deed die keuze alsof het de meest vanzelfsprekende van de wereld was.”

“Wat Ward overkwam is onlosmakelijk verbonden met het lot van het volk: ‘Ik weet dat ik hier gevaar loop, maar wat is mijn zekerheid in vergelijking met wat de bevolking doormaakt? Als ik verder wil met de bevolking, stel ik mij bloot aan het lot van de bevolking’, schreef Ward in zijn laatste brief aan zijn familie in België… Ward stierf deze dood, toen hij eenendertig jaar was, omdat hij zichzelf helemaal geïdentificeerd had met het gekruisigde volk in Guatemala.”

Tijdens dezelfde ceremonie van de uitreiking in Kortrijk getuigde Erik Meeus, die samen met echtgenote Nora Bertels, enkele jaren als verplegers werkten in het dispensarium dat gelinkt was aan de parochie van de stad Escuintla. In die tijd had de bisschop hen aangeraden terug te keren gezien de gevaarlijke situatie van dat ogenblik.

“Via, via lieten we dit aan Ward weten en wij kregen het nieuws dat het zou geregeld worden dat we afscheid konden nemen van elkaar. Op een afgesproken plaats en uur werden we opgepikt door een auto met donkere ruiten, we kregen een blinddoek om en moesten neerliggen op de achterbank.”

“Er werden eindeloos toertjes gereden zodat we ons niet meer konden oriënteren, uiteindelijk reden we een binnenplaats op. Blinddoek af, we stapten uit en we werden naar binnen gebracht waar Ward op ons zat te wachten. Wij waren ongelooflijk blij elkaar te zien, het was een hele tijd geleden. Het werd een intens maar wat onwezenlijk gesprek. Het afscheid was pakkend.”

“Zonder het uit te spreken maakten zowel Ward als wijzelf ons zorgen over de toekomst maar toch waren we ook hoopvol. Wij zouden verder werken vanuit België en de weg die Ward zou volgen was duidelijk, zijn engagement onwrikbaar. Wij spraken al grappend af elkaar terug te zien in Guatemala hoofdstad op het plein voor de kathedraal de dag van de overwinning.”

Serge Berten

Serge Berten

Serge Berten. Foto: Guatebelga.

Het laatste slachtoffer was Serge Berten. Hij werd geboren in Menen op 13 juli 1952. Hij trad in bij de missiecongregatie van Scheut (CICM) en legde zijn eerste geloften af op 12 september 1971. Hij studeerde maatschappelijk werk aan de IPSOC Universiteit (nu Vives) in Kortrijk.

Op 25 maart 1975 vertrok hij naar Guatemala, het land van zijn missie. Op 15 september 1980 sprak hij aldaar zijn laatste geloften uit. Ook hij werd benoemd aan de zuidkust. Zijn opdracht was de vorming van plaatselijke leiders ter bevordering van de sociaaleconomische ontwikkeling en de vorming en coördinatie van kerkelijke basisgemeenschappen.

Hij werkte in de parochies Puerto San José, Santa Lucía Cotzumalguapa, Tiquisate en Nueva Concepción. Met een werkgroep publiceerde hij de catechismus ‘Juntos buscamos el camino’ (Samen zoeken wij de weg). Daarin interpreteerden zij de Bijbel aan de hand van de sociaaleconomische omstandigheden van de bewoners van de Zuidkust.

Hij droeg ook bij tot de oprichting van het Comité voor Boereneenheid (CUC). Eind 1981 begon het Guerrillaleger der Armen (EGP) met het organiseren van volksgroepen aan de zuidkust en rekende daarbij op Serge. Op dat moment werd hij door het generaal bestuur van de congregatie CICM in Rome opgeroepen om zijn studies verder te zetten en theologie in Mexico aan te pakken.

Het land op het moment van een mogelijke revolutionaire overwinning verlaten zou voor Serge een verraad aan het volk zijn.

De oversten, die wisten dat hij betrokken was bij het verzet, wilden hem een tijdje uit het land halen. Serge zag het nut niet in van een theologiestudie op dat geëigende ogenblik. Uiteindelijk werd een oplossing gezocht in de vorm van een jaar ‘afwezigheidsverlof,’ een jaar weg van de missiecongregatie zonder op te houden lid van de missiecongregatie te zijn.

Serge dacht dat in de loop van dat jaar de revolutionaire overwinning zou worden behaald. Het land op dat moment verlaten zou voor hem een verraad aan het volk zijn.

Ontvoerd en nooit teruggekeerd

Op 19 januari 1982 werd hij samen met Oscar García, vader van drie kinderen, en Salvador, de schuilnaam van een vakbondsman, in een straat bij Calzada San Juan in de hoofdstad Guatemala aangehouden door gewapende mannen in burgerkleding en in twee auto’s met getinte ramen ontvoerd.

De eerste rode auto reed langzaam voorbij, gevolgd door de tweede. Plotseling stopten de twee auto’s, reden op volle snelheid achteruit en stopten naast Serge en zijn metgezellen. Tien gewapende mannen kwamen uit de auto’s. Serge en zijn metgezellen werden met de handen in de lucht in de voertuigen geduwd. Sindsdien is er niets meer vernomen van de drie ontvoerden.

Ereburgerschap

De Stad Menen kende Serge Berten postuum het ereburgerschap toe op de gemeenteraad van 3 februari 2021. De gemeenteraad ging in op de vraag die gesteld werd vanuit de Wereldraad van de stad. Het ereburgerschap wordt toegewezen aan burgers van de stad Menen, die door hun bijzondere verdiensten aan de stad Vlaamse, nationale of internationale uitstraling hebben gegeven.

De titel heeft een ceremoniële waarde waaruit erkentelijkheid blijkt ten aanzien van de verdienste van de ereburger. Het is voor het eerst dat het ereburgerschap toegekend werd aan een niet-levende persoon.

Rechtszaak

In 1997 gingen de familieleden van de Belgische slachtoffers op bezoek in Guatemala om de waarheid te vinden. Ondanks de vele gesprekken, bleek er bij de overheden zeer weinig animo om voor opheldering te zorgen.

De familieleden lieten het daar niet bij en na de nodige voorbereidingen en consultaties, legden ze in 2001 bij een Belgische onderzoeksrechter in Brussel klacht neer tegen de Guatemalteekse verantwoordelijken van de moorden. Dit was mogelijk op grond van de Belgische genocidewet. Met deze wet werd de mogelijkheid gecreëerd dictators en andere schenders van mensenrechten in de wereld aan te klagen en te veroordelen.

Er is wel een band met België vereist om een procedure te kunnen opstarten. Ofwel grijpen de misdaden plaats op Belgisch grondgebied, ofwel hebben de slachtoffers ofwel de daders de Belgische nationaliteit.

Naderhand trad de Belgisch-Nederlandse Provincie van de missiecongregatie van Scheut (CICM) de families als aanklagende partij bij. De onderzoeksrechter voegde de Filippijnse scheutist Conrado de la Cruz aan het dossier toe.

Wie worden aangeklaagd?

Wie waren de politieagenten, militairen of leden van doodseskaders die de opdracht kregen om de slachtoffers te ontvoeren en te vermoorden? Wellicht komt men dit nooit te weten. En de opdrachtgevers dan? De families maakten een lijstje op met namen van enkele individuen die helemaal bovenaan de top van de toenmalige militaire dictatuur stonden.

Uiteraard hebben zij niet eigenhandig de Belgische religieuzen vermoord. Maar ze stonden wel bovenaan de piramide van een perverse structuur die de genocide op gang bracht. En in die zin zijn ze verantwoordelijk voor de door hen bevolen oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid en de dood van de talrijke slachtoffers die vielen tijdens de volkenmoord. Inmiddels zijn enkelen van die schuldigen gestorven van ziekte en ouderdom.

Naar een proces?

Het was een lange weg die de families aflegden, met frustraties en soms ongeloof, waarbij ze zich afvroegen of het ooit nog eens zou lukken. Het Belgisch gerecht was niet echt gehaast. Welja, een geval van tientallen jaren geleden, ver van het Belgisch bed en zaken die strafrechtelijk toch niet konden verjaren omdat het gaat over oorlogsmisdaden.

Maar op 14 juni 2022 verwees de Raadkamer de zaak door naar de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI), onderlijnde de ernst van de misdaden en gaf de raad om een aanhoudingsbevel uit te vaardigen tegen de verdachten.

In de zaak van de drie vermoorde religieuzen was het Belgisch gerecht niet echt gehaast.

Op 13 oktober boog de KI zich over het onderzoek naar de moord en ontvoering van de Belgische religieuzen in Guatemala. Het is nu aan de KI om te beslissen of de verdachten aangehouden worden en voor het Hof van Assisen moeten gebracht worden.

In dat geval komt er eindelijk een oordeel door een onafhankelijke rechter over de misdaden tegen de mensheid in Guatemala waarvan de drie Belgische religieuzen mee het slachtoffer werden.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!