Hoe ben jij feitelijk In Brussel beland?
Ik kwam naar Brussel als medewerker van de Ierse Groenen in het Europees Parlement in 1995. In die tijd hadden we wel een vaag idee dat er werd gelobbyd. Dat was echter iets op de achtergrond, nu en dan een vertegenwoordiger van een ambassade, iemand die namens een multinational met ons kwam spreken, zoals Shell. Die drongen echter nooit aan. We werden dus zeker niet gebombardeerd met vragen.
Ik werk om allerlei redenen niet meer voor de groenen, maar ben hier dus blijven hangen. Nu werk ik hier zelfstandig en doe ik dus vooral onderzoek over die lobby-industrie.
Jij werkte toen voor de groenen, niet bepaald de beste vrienden van die bedrijven. Had je wel een idee hoe het toen al was bij de traditionelere partijen?
Echt goed wisten we dat toen niet. Dat besef kwam pas later. Vandaag is dat een heel ander paar mouwen. Zowat elke Europarlementariër (MEP) van eender welke strekking krijgt dagelijks verzoeken, voorstellen, folders, e-mails van diverse lobbygroepen.
Ik kwam pas recent nog een MEP tegen die tegen mij zei: “Als je het als MEP goed regelt, hoef je in Brussel nooit je eigen middag- of avondmaal te betalen. Je zorgt ervoor dat je dagelijks een afspraak hebt, een uitnodiging, eender wat”.
Alle partijen, alle strekkingen zeg je?
Wel, men gaat er meestal vanuit dat het vooral de conservatieve en liberale partijen zijn die meer open staan voor lobbying door lobbyisten namens multinationals. Dat is in grote lijnen zeker waar, maar dat geeft absoluut geen globaal beeld van wat er gaande is. Partijen en politieke families waarvan je dat op het eerste gezicht niet zou verwachten, blijken ook heel toegankelijk te zijn voor lobbyisten.
Voor extreemlinks en de groenen geldt dat minder, maar centrumlinkse partijen, zeker de sociaal-democraten, staan zeer open voor contacten met lobbygroepen.
Kan je daar concrete voorbeelden van geven?
Er is hier in Brussel een consultancygroep G+, die werd opgericht door een voormalige woordvoerder van de Europese Commissie. Die groep heeft een groot aantal insiders van de Europese instellingen aangeworven. Twee leden van hun staf zijn voormalige MEPs van Labour (de Britse sociaal-democraten), Glyn Ford en David Bowl (nu niet meer).
Het is interessant om zien wat die personen deden. Glyn Ford specialiseerde zich in internationaal handelsbeleid. David Bowl was een zeer actief lid van de Commissie Leefmilieu in het Europees Parlement en specialiseerde zich daarna ook in dat domein. De Commissie Leefmilieu behandelt de meeste voorstellen van alle commissies in het Europees Parlement.
Hoe gaat lobbying eigenlijk in zijn werk?
Het hele idee van lobbying is eigenlijk al eeuwenoud. Men poogde parlementariërs tijdens pauzes aan te spreken, wanneer ze in de wandelgangen (de ‘lobby’) rond de plenaire vergadering aan het kuieren waren. Daar komt het woord ‘lobbying’ van. Je moet je eerst en vooral goed inbeelden dat lobbying op zichzelf niet per se een negatief fenomeen is. Er zijn heel wat goede mensen en organisaties die hun werk willen promoten en verspreiden, milieuorganisaties, derde- en vierdewereldngo’s, mensenrechtenactivisten …
Praten met verkozenen hoort bij hun werk. Die mensen zijn evengoed lobbyisten. Die organisaties moeten wel transparant zijn, over hun financiering en zo. Maar dat is meestal OK. Waar we ons zorgen over moeten maken, is ‘corporate lobbying’, voor en door grote bedrijven. Deze mensen zetten zich niet bepaald in voor het algemeen belang. Voor hen gaat het enkel en alleen over winst. Daar slagen ze meestal ook in.
Wat betekent dat concreet, ‘ze slagen erin’?
Zo kunnen ze wetgeving beïnvloeden, herschrijven of schrijven ze de wetten gewoon zelf! Ik overdrijf echt niet als ik dat zeg. Dat doen ze op een manier die henzelf maximale winsten garandeert.
In heel veel gevallen heeft dat schadelijke gevolgen voor de maatschappij. Zo slagen ze er bijvoorbeeld in een verbod op pesticiden uit te stellen, af te zwakken of gewoon zo lang mogelijk uit te stellen. De gevolgen zijn vooral merkbaar op gebied van openbare gezondheid en het leefmilieu.
De meeste mensen, voor zover ze iets over lobbying weten, denken eerder aan iemand die bij een MEP op bezoek komt en dan met argmumenten probeert hem/haar te overtuigen om voorstellen zo en zo aan te pakken, te amenderen, te wijzigen.
In mijn boek ‘Corporate Europe’ geef ik voorbeelden die veel verder gaan. Zo zijn er MEP’s die in feite hun werk gewoon uitbesteden aan die lobbyisten, die gewoon vragen ‘Waar moet ik tekenen? Het probleem is dat die MEP’s verkozenen zijn, geen werknemers van een bedrijf. Ze worden verondersteld een politiek programma uit te voeren, de dingen die ze beloofd hebben tijdens de verkiezingen. Het gaat hier over een enorme industrie op zichzelf, waarbij met enorme middelen wetten worden geschreven op maat van de bedrijven, zonder dat de bevolking daar een impact op heeft.
Het probleem wordt nog steeds zwaar onderschat. Het officieel bekende aantal professionele lobbyisten in Brussel is een onderschatting van de werkelijkheid. De schattingen zitten ergens tussen 15.000 en 30.000! Vergelijk dat dan met het totale aantal EU-ambtenaren, dat is ook ongeveer 30.000. Ik heb het dan over iedereen, van een klerk tot een directeur-generaal aan de top. Voor iedere ambtenaar van de EU is er dus een voltijds lobbyist actief in Brussel. Je mag er van uitgaan dat ongeveer twee derde van die lobbyisten voor de privésector werken.
Is er een registratiesysteem voor lobbyisten, moet je daar een licentie voor hebben of zo?
Er is zoiets, ja. De EU heeft een register zoals het Congres in Washington, maar registratie is helemaal niet verplicht. Er zijn geen criteria. Iedereen kan dus lobbyen, als hij de middelen heeft ten minste. Er zijn wel enkele zaken die je er toe aanzetten om te registreren. Zo krijg je bijvoorbeeld een permanente badge voor toegang tot de instellingen. Anders moet je voor elk bezoek telkens opnieuw toestemming vragen.
Sommige commissies nodigen experten uit. Om daar bij te horen kan je ook best geregistreerd zijn. Je hebt ook sneller en gemakkelijker toegang tot seminaries, conferenties, recepties als je geregistreerd bent. Dat heeft voor al wat meer transparantie gezorgd, maar het blijft vrijwillig. Lobbyisten die liever discreet of anoniem blijven, registreren zich niet en nemen de ongemakken er dan bij.
Heel wat van die lobbygroepen zijn heel goed in het vinden van namen voor zichzelf die een heel andere indruk geven van wat ze zijn. Bijna altijd kiezen ze een naam die een algemeen belang suggereert.
De tabaksindustrie is daar het best in. Vergeet niet dat dit de industrie is die dit al het langst doet. Ze doen dat al sinds de jaren ’30, toen voor het eerst de medische bewijzen van longkanker werden gegeven. Dat hebben ze in de VS nog veertig jaar kunnen tegenhouden! Die hebben bij manier van spreken de ‘handleiding van de lobbyist’ geschreven. Ze doen dat nog altijd hier in Brussel.
In november 2013 slaagde de tabakslobby er nog in een EU-richtlijn over de verpakking van sigaretten voor de zoveelste maal af te zwakken. Een aantal van die tabakslobby’s hebben heel onschuldig klinkende namen zoals de European Risk Forum en de European Justice Forum. Dat zijn dan zogezegd onafhankelijke denktanks. Die krijgen een groot deel van hun fondsen van de tabaksindustrie.
Sinds ik hier in Brussel woon en werk, is dat aantal denktanks enorm toegenomen. Die naam alleen al, ‘denktanks’, dat geeft de indruk van een serieuze organisatie met wijze, bedaarde mensen die nadenken over wat het best is voor iedereen. Je wordt verondersteld te denken aan enkele verstrooide academici die bezorgd over hun kin wrijven om met een oplossing te komen.
Nog zo een voorbeeld is het European Policy Center dat werd opgericht door de British American Tobacco Industry. Die doen hoofdzakelijk ‘business impact assessments’, de impact die een wet of richtlijn zou kunnen hebben op de economische activiteit van een bedrijf.
Daar is op zich toch niets tegen, dat bedrijven dat voor zichzelf laten berekenen?
Het klinkt inderdaad nogal onschuldig. Wat het in feite echt betekent, is dat het nu zover is gekomen dat de Europese Commissie voor al zijn voorstellen de economische impact moet uitrekenen, de kostprijs voor de privésector. Die organisatie is er in geslaagd dat het officieel beleid te maken.
Een concreet voorbeeld. Toen de Europese Commissie er om redenen van openbare gezondheid aan dacht om alle sigaretten voortaan verplicht te verkopen in dezelfde verpakkingen, zonder merknamen, met alleen gezondheidsverwittigingen, moesten ze uitrekenen hoeveel schade de tabaksbedrijven zouden lijden. Dit gaat over een voorstel om mensenlevens te redden! De Europese Commissie is nu verplicht om de tabaksindustrie te raadplegen. Die hebben tonnen geld om dan te lobbyen.
Met andere woorden, de kaarten zijn gewoon al gedeeld, voor het spel begint. Het politieke proces wordt gewoon gekaapt door de privésector.
Inderdaad, dit gebeurt onder onze neus. Dat brengt zware schade toe aan de maatschappij. Die mensen en instellingen zijn nauwelijks bekend bij de publieke opinie, maar hun invloed is onmiskenbaar en zeer groot.
De vraag blijft toch waarom die lobbyisten zo effectief zijn. MEP’s zijn vrije mensen met een eigen overtuiging. Ze moeten toch nog altijd overtuigd worden om het spel mee te spelen. Welke drijvende kracht speelt er bij de verkozen parlementariërs om daarin zo soepel mee te gaan? Is het de ideologische verwantschap, de sympathie voor de bedrijfswereld, of is het corruptie? Ik lees in je boek dat het voor sommige MEP’s gewoon een manier is om zogezegd te werken, terwijl ze in feite niets doen en af en toe een tekst indienen die door anderen voor hen is geschreven.
Er spelen in feite twee zaken mee in dat succes van lobbyisten. Er is, zoals je zegt, de ideologische verwantschap. Daarnaast zijn er praktische elementen die meespelen. Neoliberalisme en het idee dat je alles moet doen om de bedrijven te behagen, dat is hier in het Europees Parlement bijna een godsdienst. Lobbyisten hoeven dus niet eens te overtuigen, te argumenteren.
Je mag ook een aantal praktische zaken niet onderschatten. MEP’s hebben een mandaat van beperkte duur. Herverkozen worden is allesbehalve een zekerheid. Sommige MEP’s willen dan weer stoppen met actieve politiek, voor allerlei redenen, maar aarzelen omdat ze geen vooruitzichten hebben op een baan na hun politieke carrière.
Zo ontstaan de zogenaamde ‘draaideuren’ tussen het parlement en deze organisaties, waarbij voormalige MEP’s lucratieve consultancy-opdrachten krijgen in de lobby-organisaties waar ze net tevoren nog mee hebben samengewerkt. Dat mechanisme speelt trouwens ook voor de EU-ambtenaren.
Wat die ideologische verwantschap betreft, hoe verklaar je dan het succes dat lobbyisten hebben bij centrumlinkse partijen zoals de sociaaldemocraten? Daar lijkt toch een contradictie in te zitten?
Ik heb net een boek gelezen over de Griekse crisis, ‘Crucable of Resistance’ van Euklid Tsakalotos. Hij gebruikt de naam ‘kartelpartijen’ om aan te duiden dat er qua economische visie geen verschillen meer zijn tussen centrumlinks en rechts. De enige dingen waar ze nog een verschil maken is op ethisch vlak, zaken zoals het homohuwelijk. Daar zetten ze dan ook zwaar op in, om hun verschil in de verf te zetten. Die zaken zijn uiteraard ook zeer belangrijk. Je kan er echter niet naast kijken, dat ze die thema’s gebruiken om te verdoezelen dat ze op sociaal-economisch vlak omwisselbaar zijn geworden.
Lobbying is nu zo effectief omdat de uitspraak van Margaret Thatcher ‘There is no alternative’ dogma is geworden, iets wat je niet in twijfel hoort te trekken. Haar grootste verwezenlijking was echter dat Labour ‘New Labour’ werd, de zogenaamde derde weg. In feite maakte ze daarmee verkiezingen irrelevant. Het maakte niet meer uit welke partij zou winnen, haar beleid werd gewoon verder gezet.
Zo werd het mogelijk dat Labourpoliticus Peter Mandelson Europees commissaris voor handel werd (2004-2008). Hij is het die het EU-handelsbeleid in een meer fundamentalistische neoliberale richting trok. Sindsdien wordt het handelsbeleid van de EU compleet betaald door de grote bedrijven. Wat de mensen in de EU niet beseffen, is dat er recent nog iets anders bezig is dat deze lobbying bijna overbodig zal maken.
Je bedoelt de onderhandelingen voor een vrijhandelsakkoord met de VS?!
Inderdaad, voor het ogenblik is het enige dat daar een rem op zet, de Franse eis om de audiovisuele industrie in de EU te beschermen tegen de Angelsaksische, in feite de Amerikaanse mega-industrie. Dat is op zich zeker een terechte bezorgdheid. Er dreigt echter een veel groter gevaar. Een van de meer verontrustende punten op de agenda van die onderhandelingen, is de oprichting van een arbitragesysteem, een soort eigen handelsrechtbanken. Dat arbitragesysteem houdt in dat bedrijven zullen kunnen procederen tegen de nationale wetgeving met het argument dat ze niet ‘eerlijk’ kunnen ‘concurreren’ als sociale of milieuwetgeving in een land strenger is dan in een ander.
Ze zullen met andere woorden de nationale wetgeving en de EU-regels naast zich neer kunnen leggen. Daar gaan gespecialiseerde internationale rechtbanken voor opgericht worden, analoog met wat nu al in de Wereldhandelsorganisatie bestaat, waar dan zogenaamde ‘rechters’ in zitten, die allemaal het neoliberale credo als basis zullen nemen voor hun beslissingen. In feite is dat de plaats waar de lobbyisten van vandaag naar toe zullen gaan.
Wat kan hier uiteindelijk tegen gedaan worden? Kan lobbying aan banden gelegd worden? Hoe pakt de maatschappij dat best aan?
Meer media-aandacht voor het fenomeen zou al een goed begin zijn. Zelfs hier ter plaatse is er nauwelijks belangstelling voor. Er is geen enkele Belgische journalist die hier werk van maakt, op een paar Franstaligen na die er af en toe aan werken, dat is alles. Buitenlandse journalisten in Brussel zijn er al evenmin mee bezig.
Bovendien is de interesse voor de komende verkiezingen zeer laag. Men verwacht een historisch lage opkomst voor de Europese verkiezingen.
Het zou al een stap vooruit zijn als tijdens de komende electorale campagnes alle kandidaten tenminste worden geconfronteerd met de vraag waar ze staan tegenover lobbying door bedrijven en tegenover dat vrijhandelsverdrag. Alleen uitgesproken linkse partijen doen dat. Van de andere partijen moet je niets verwachten. Die gaan daar uit zichzelf niets over zeggen.
Dit zal echt moeten komen van ngo’s, activisten, doelgerichte campagnes. In feite moet er een grote massabeweging komen die ingaat tegen de huidige evolutie. Dat moet trouwens niet alleen over gaan over de macht van de bedrijven via deze lobbying, maar ook over de onderhandelingen voor dat vrijhandelsakkoord met de VS.
De toekomst van Europa mag niet bepaald worden door British Tobacco, Shell, Goldman Sachs maar door de mensen. Daar gaat het over.
Lobbying is onderdeel van een aanval op de democratie zelf, net als dat voorstel om arbitrageprocedures in dat vrijhandelsakkoord te voorzien. Dat moet aangeklaagd en bestreden worden.
De huidige Europese commissaris voor handel Karel De Gucht gebruikt een zeer misleidend discours om dat vrijhandelsakkoord er door te krijgen. “Wij gaan daar allemaal beter van worden, het gaat ons zoveel opbrengen, het gaat ons uit de economische crisis halen”.
Altijd oppassen wanneer zo iemand ‘wij’ zegt …
Pas op, hij liegt niet hoor. Dat gaat waarschijnlijk echt zoveel opbrengen, er gaan daar inderdaad een aantal Europeanen beter worden, maar dat gaat dan over een toplaag. Misschien is het dat wat hij met ‘ons’ bedoelt. Nee serieus, dit gaat over de 1 procent, niet over ‘ons’, de rest.
De oplossing zal komen van massamobilisatie. Ondanks wat de massamedia er dagelijks inpompen, is verzet wel mogelijk. Kijk bijvoorbeeld naar hoe ACTA (over copyright van producten zoals geneesmiddelen) uiteindelijk werd tegengehouden. Grote bedrijven hebben daar zwaar op ingezet. Ze hebben moeten inbinden.
Dit is uiteindelijk een strijd voor de democratie. De toekomst van Europa mag niet bepaald worden door Shell, British Tobacco, Shell, Goldman Sachs maar door de mensen. Daar gaat het over.