Raveel werd geboren op 15 juli 1921 in het Oost-Vlaamse dorpje Machelen-aan-de-Leie. De schilder studeerde aan de Stedelijke academie van Deinze -waar hij later les zou gaan geven- en aan de Koninklijke Academie voor Schone kunsten in Gent. In de jaren 50 leert hij via zijn vriend Hugo Claus, de schilders Karel Appel en Corneille van de Cobragroep kennen. Dit kunstenaarscollectief wou vooral creëren zonder vooropgezet plan en met veel fantasie. Maar Raveel wou een andere weg opgaan.
Hij ontwikkelde in de tweede helft van de jaren 50 een eigen visie waarin hij abstracte schilderkunst en figuratieve schilderkunst vermengde. In die periode bedenkt hij zijn handelsmerk, de ‘witte vierkanten’. Deze witte vlakken, die overal in zijn oeuvre opduiken, worden geïnterpreteerd als de leegte waarmee hij de innerlijke mens wou weergeven. Om dezelfde reden verwerkte Raveel ook spiegels in zijn schilderijen.
Raveel ontwikkelde een eigen plastische taal waarmee hij de complexe werkelijkheid wou weergeven in een geschematiseerde vorm, dus zonder veel overbodige details. Hij werd daarbij geïnspireerd door zijn dagelijkse omgeving in Machelen-aan-de-Leie. De landelijke achtertuin met wasdraad, de fietskar, de planten, alle voorwerpen, krijgen in zijn werk een universele betekenis.
Raveels werken zijn te bewonderen in het ‘Roger Raveel museum’ in Machelen-aan-de-Leie. Hij schilderde ook werken in de keldergangen van het kasteel van Beervelde en het Brusselse station Merode.