In een vorige bijdrage kon je de ingekorte lezersbrief van Joos Wauters in De Morgen lezen waarin hij een oproep deed voor een nieuw sociaal pact en het herstel van de sociale zekerheid. In deze bijdrage gaat hij dieper in op aspecten die in de lezersbrief slechts kort werden aangeraakt. Sociaaleconomisch snijdt deze crisis zeer zwaar in onze samenleving. Er zullen structurele maatregelen nodig zijn. Hoewel deze regering voor de corona-uitbraak niet zinnens was om de gezondheidszorg structureel ten gronde aan te pakken, zal dit meer dan noodzakelijk zijn. Een nieuw sociaal-ecologisch pact is nodig.
Joos Wauters was coördinator welzijnsdiensten CM Kortrijk (1975-1978), secretaris van LBC-NVK (1978-1995), zetelde voor Agalev in de Kamer van volksvertegenwoordigers (1995-2003), directeur Centrum volwassenenonderwijs LBC (2003-2010) en is lid van Groen Plus en Grootouders voor het klimaat. (- Redactie beweging.strijdbaar)
Uitgangspunt
Mijn uitgangspunt is ‘de terugtredende overheid’. En dit sinds de jaren 80. Herinner de liberale slogans van toen: “Niet u, maar de overheid leeft boven zijn stand”. En een PS-minister van begroting die stelde: “Het begrotingstekort is er vanzelf gekomen, het zal ook vanzelf verdwijnen”.
Ingrediënten om het roer om te gooien. In mijn beroepsloopbaan maakte ik van dichtbij mee hoe de overheid terugtrad. Op verschillende terreinen. Collectieve voorzieningen werden afgebouwd.
Ik kon ook van dichtbij de evolutie in de gezondheids- en welzijnssectoren meemaken. Het tekort en onderwaardering van de werknemers in deze sectoren hoeft tot op de dag vandaag geen verdere uitleg. Wij hebben met velen in de vakbond gedurende vele jaren de strijd gevoerd. Ik focus hierbij op de gezondheidszorg.
Sociale zekerheid
De sociale zekerheid is mijn vertrekpunt en dat wil ik even uitleggen. Elke werknemer draagt via zijn loon maandelijks bij aan de RSZ (Rijks Sociale Zekerheid). Een eerste deel gaat naar de ziekteverzekering / gezondheidszorg. En nu, plots wordt het duidelijk dat wij buiten ons dagelijks applaus voor de zorgverstrekkers een solidaire financiële bijdrage leveren: om het gezondheidspersoneel te betalen. Maar ook voor het bed en al wat nodig is om de patiënt te behandelen. Jouw oma, jouw vriend in een coronabed … krijgt van jou, werknemer, een stukje loon om de verzorging mogelijk te maken.
Een ander deel gaat naar de werkloosheid. En weer zijn wij solidair met zoveel mensen die nu in technische werkloosheid terecht zijn gekomen. Zij kunnen rekenen op een inkomen van de sociale zekerheid. Tenslotte is er ook het pensioen, waar wij maandelijks toe bijdragen.
Na de Tweede Wereldoorlog werd dit alles een Sociaal Pact tussen vakbonden en werkgevers én overheid. De werkgever legde een groot stuk bij op het loon van de werknemer. De overheid legde via de belastinginkomsten ook bij in dit systeem. Een kwart (25 procent) werd bijgelegd door de overheid.
Dus een perfect georganiseerd systeem van solidariteit tussen mensen. De kameraden van de socialistische familie en de vrienden van de christelijke arbeidersbeweging waren de voorvechters en de behoeders van de solidariteit tussen mensen.
De maatschappelijke context begin jaren 80 was moeilijk. Grote overheidsschuld. De politieke teneur werd door de liberale partijen bepaald. Met de slogan “Niet u, maar de staat leeft boven zijn stand” deed het individualisme zijn intrede en kwamen de collectieve voorzieningen onder vuur te liggen. Het zogenaamde vet moest van de overheidsdiensten en gesubsidieerde diensten afgeroomd worden.
Besparingen
Waar ervoor statutaire tewerkstelling kon, werd er nu overgeschakeld op nepstatuten voor het personeel. Bijzonder tijdelijk kader. Derde arbeidscircuit. Gesubsidieerde contractuelen. Minder overheidskost dus. De mensen in BTK en DAC en Gesco’s werden voornamelijk ingezet in de ministeries en non-profit-sectoren. Het beleid was zich bewust van de nood aan werkkracht, maar wilde er geen geld voor op tafel leggen in een regulier systeem.
De toenmalige regeringen troffen een aantal maatregelen om het begrotingstekort weg te werken en dit was ook de aanloop naar de Maastricht-norm voor Europa. Mijn stelling is dat de werknemers en de mensen die beroep deden op de sociale zekerheid daar zwaar het gelag betaald hebben. Ik illustreer dit met één voorbeeld uit de gezondheidssector, dat ik illustratief vind voor het beleid tot op de dag van vandaag. Een pars pro toto als het ware.
In de ziekenhuizen verbleven oude zieke mensen in de zogenaamde V-bedden. (Het soort bedden in de ziekenhuizen kregen een letter naargelang hun specialiteit – bv. de letter M voor een materniteitsbed met de daarbij horende specifieke financiering). Een V-bed stond voor een langdurige aandoening. Het waren veelal oude mensen. Ze verbleven lang in het ziekenhuis. Gezonde oude mensen gingen toen naar bejaardentehuizen. Een V-bed kostte toen 4.000 oude BF aan de RSZ. Werknemers, werkgevers, overheid betaalden solidair. Op dat moment legde de overheid 25 procent bij van de totale kost.
Jean-Luc Dehaene kwam met een nieuw project op de proppen: de rust-en verzorgingsttehuizen (RVT). De redenering was: die zieke oude bejaarden moeten niet in een duur ziekenhuis liggen waar nog allerlei dure technische onderzoeken gedaan worden. Bovendien hebben die patiënten meer menselijke zorg nodig dan verpleegkundige zorg. Mooi. De V-bedden verdwijnen uit de ziekenhuizen en worden omgeturnd naar RVT-bedden.
MAAR: het RVT-bed kon maar rekenen op 900 BF vanuit de ziekteverzekering. Dus driekwart bespaard. Hoe? De personeelsnormen werden verlaagd en er kwamen lagere beloningsvoorwaarden, want het RVT kwam onder een ander paritair comité. Ook de goedkopere zorgkundigen werden meer ingeschakeld.
En een tweede belangrijke zaak: de zieke bejaarde moest individueel bijdragen in de kost van zijn zorgverblijf. Dus niet meer de dekking door de collectieve ziekteverzekering. De (hoge) dagprijs in de woonzorgcentra kent hier zijn beginpunt. De overheid treedt terug, de last komt individueel te liggen op patiënt en personeel.
Met een aantal LBC-vakbondsmilitanten gingen wij in de provincie Antwerpen in verzet. Wij betoogden met lege bedden in de straten van de stad Antwerpen. En wij maakten affiches waar in cartoon-vorm bedden, personeel en bejaarden uit de ramen van een ziekenhuis worden gegooid.
Witte Woede
Wij haalden onze slag niet thuis. Maar het zaad van de Witte Woede is geplant. De maatschappelijke verbondenheid met patiënt, cliënten en sociale samenleving was een kernpunt van onze acties.
Intussen had Fons Verplaetse, voorzitter van de Nationale bank, een voorstel gelanceerd voor meer tewerkstelling in de ziekenhuizen. Indien men meer deeltijds ging werken, ging er iets extra bij komen. In plaats van structureel meer volk in te zetten in de ziekenhuizen ging het weer om een lapmiddel. En men ging ervan uit dat in deze vrouwelijke sector er toch veel mensen zouden instappen. Maar in se was dit vrouwonvriendelijk, want minder inkomen voor vrouwen.
Er was een tekort aan personeel en het werd niet naar behoren betaald. De professionalisering van de verschillende disciplines in de ziekenhuizen was volop aan de gang.
De Witte Woede kreeg vorm. En ik kan het nog altijd niet beter samenvatten dan in de toenmalige slogans: “Loon naar werk, met meer aan het werk” en “Geen welzijn op het onwelzijn van werknemers.” Werkdruk en arbeidsomstandigheden zijn zeer zwaar. Bovendien wilden wij inspraak via een driepartijen-overleg (vakbonden- werkgevers- overheid) om verder structurele maatregelen in te voegen als regulier beleid.
Na een lange staking en vele betogingen is er meer personeel aangeworven, is er meer loon gekomen en zijn de nepstatuten weggewerkt. Maar voor elke nieuwe stap moesten wij weer op straat komen met betogingen en stakingen. De structurele maatregelen zijn er (nog altijd) niet gekomen.
Strijdpunten
Ook in de OCMW-ziekenhuizen is op termijn veel bespaard. De statutaire personeelsleden komen er haast niet meer voor. Want deze brachten met zich een pensioenlast mee vergelijkbaar met de openbare diensten. Ook hier betaalt het personeel de rekening.
Ook het bedrag van het leefloon werd bij de invoering van de nieuwe wetgeving, sterk verminderd. De bijdrage van de overheid in het stelsel was gedaald naar 11 procent. Van 25 naar 11 procent. En staat op dit moment op 8 procent. Het politieke beleid gaf geen antwoord. Integendeel, ze liet het afweten.
Nadien is de overheid beginnen spreken van de alternatieve financiering. Maar ontoereikend. Altijd opnieuw moeten tot op de dag van vandaag de werknemers een betere positie op straat afdwingen. (Zelfs op 5 maart van dit jaar waren er nog duizenden personeelsleden in een grote betoging om hun rechtmatige rechten op te eisen.) Ondertussen werd er een beleid gevoerd waarbij bedrijven (deels) vrijgesteld werden van werkgeversbijdragen, denken wij aan de maribels; de coördinatiecentra; … lastenverlaging voor de patronale bijdrage alom.
De kas van de sociale zekerheid werd niet meer in solidariteit gespijsd. De tak waarop de sociale zekerheid rust, werd een heel stuk afgezaagd. Het concurrentiële kreeg volledige voorrang.
Bovendien werden de loontrekkenden onderworpen aan een loonnorm. De lonen mochten niet hoger stijgen dan in de ons omringende landen. Echter alle andere inkomens (uit kapitaal, winst op kapitaal, huizeneigenaars …) kregen geen norm.
Om de bijdragen terug op peil te brengen, werden vele berekende alternatieven voorgesteld. Tobintaks, verschuiving van de belasting op arbeid naar belasting op milieuschade, bijdrage op de roerende inkomsten uit kapitaal, enz. De blauwdrukken van de vakbonden liggen klaar en wellicht zullen die nog in de volgende bijdragen toegelicht worden.
Bij wijze van uitsmijter geef ik nog een voorbeeld aan de hand van de pensioenwetgeving. Wij zijn in een systeem gestapt van (pensioen) groepsverzekeringen (de zogenaamde tweede pijler). Aanvankelijk voorbehouden voor kaderleden, later voor bedienden en nog later bij mondjesmaat voor de arbeiders. Er gaat enorm veel geld om in deze privé-pensioenfondsen. En wordt dus onttrokken aan het algemene stelsel. Van collectief goed voor iedereen naar een privébelang.
Verzekeringsmaatschappijen en het individu worden er beter van. De derde pensioenpijler: vermindering van belasting bij het individueel pensioensparen. Het meest individuele. Al deze middelen zouden in solidariteit naar het algemeen pensioenstelsel kunnen gegaan zijn. Helaas. Ik wil individuele personen zeker niet de schuld geven. Het is de overheid die het solidaire systeem niet gehandhaafd heeft. En schuld treft. Hoe hoog zou het pensioen nu niet zijn indien wij al die middelen in een collectief systeem hadden gestopt?
Tot slot
Wij beseffen nu ook ten volle dat de klimaatcrisis om zich heen grijpt. Willen we het “sociale” redden op aarde, moet ook de aarde zelf gered worden. Het sociale en ecologische zijn met elkaar verweven. Dit is de kans voor een nieuw sociaal-ecologisch pact. Op een breed maatschappelijk vlak.
Daarbij moet de sociale zekerheid met een offensieve bijdragende overheid een belangrijke rol spelen. En de werknemers uit de gezondheids- en welzijnssectoren die nu de samenleving recht houden moeten NU gehonoreerd worden. Een structurele verankering en verbetering is noodzakelijk.
“Wat zou je zonder het werkvolk zijn?”
Joos Wauters