Ali J. werd mishandeld in de donkere en stille Kazernestraat in de Brusselse Anneessenswijk. Foto: Stef Arends
Analyse - Elisa Van der Jeugd,

De zaak Ali: agenten spanden samen om de waarheid te verhullen

Ali*, een Soedanese man op de vlucht, werd op 21 april 2020 het slachtoffer van politiegeweld naar aanleiding van het niet naleven van de coronamaatregelen. 

donderdag 17 november 2022 15:15
Spread the love

 

Die avond stond er een groepje mensen op de vlucht voor een hotel in de wijk Anneessens in Brussel. Dit hotel is een plek waar mensen op de vlucht opvang kunnen krijgen.  Eerder die avond had de politie een groep jonge mannen voor het hotel al eens gewaarschuwd dat ze te dicht bij elkaar stonden en hen gewezen op de coronamaatregelen. Rond elf uur ’s avonds passeert er opnieuw een politiecontrole.

Als het groepje het politievoertuig ziet aankomen, stuiven ze uit elkaar. De politie start de achtervolging. Ook Ali wil vertrekken, maar hij struikelt en wordt door één van de politieploegen gepakt. Het politievoertuig houdt naast hem halt en enkele politieagenten stappen uit. Uiteindelijk beslissen de agenten om Ali te arresteren, grijpen ze hem letterlijk bij zijn kraag en duwen ze hem hardhandig tegen de auto. Ze doorzoeken Ali’s bezittingen en vinden een smartphone. Een van de agenten neemt zijn wapenstok en slaat met twee harde meppen de smartphone kapot.

Terwijl enkele agenten Ali uit het voertuig trekken, gaat één van de agenten, later geïdentificeerd als T. B., terug naar het voertuig om een bus pepperspray te halen.

De agenten nemen Ali vervolgens mee naar hun camionette en rijden twintig minuten met hem in de richting van het kanaal, met het idee zich daar van Ali te ontdoen. Volgens een interview met advocaat Alexis Deswaef vonden de agenten het hier echter te licht en besluiten ze een beetje verder te rijden tot ze uitkomen bij een verlaten en donkere straat. Terwijl enkele agenten Ali uit het voertuig trekken, gaat één van de agenten, later geïdentificeerd als T. B., terug naar het voertuig om een bus pepperspray te halen. Als die agent terugkomt, grijpt hij Ali opnieuw bij de kraag en spuit hij met pepperspray in zijn gezicht. Dan laten ze Ali achter in de donkere straat.

Drie getuigenissen en media-aandacht 

Uitzonderlijk voor de zaak van Ali is dat er drie mannen getuige waren van de feiten, zowel van het moment de arrestatie als van het moment dat Ali achtergelaten werd. Eén van hen is Mehdi Kassou, activist en woordvoerder van het Plateforme Citoyenne de Soutien aux Réfugiés. Kassou was getuige van het moment van de arrestatie en was naar eigen zeggen “verrast door het buitengewone en ietwat brutale karakter” van de politie-interventie. Op weg naar huis werd hij aangesproken door twee andere mannen. Die twee hadden gezien hoe de politie Ali had achtergelaten in een donkere straat en waren hem te hulp geschoten. Ze hadden ook gefilmd hoe Ali in zijn moedertaal huilend vertelde over zijn kapotte telefoon. Hoewel een kapotte smartphone voor velen niet zo verschrikkelijk lijkt, is het voor mensen op de vlucht één van hun belangrijkste bezittingen. Het is immers vaak de enige manier waarop ze contact kunnen onderhouden met hun familie.

Toen Kassou de camerabeelden zag die de andere getuigen van Ali hadden gemaakt, begreep hij dat het om dezelfde man ging wiens arrestatie hij eerder die avond gezien had. Een arrestatie waarvoor geen duidelijke aanleiding leek te zijn. De beelden kwamen terecht op sociale media, samen met een relaas van wat ze gezien hadden. Hun verhaal werd opgepikt door enkele mainstream mediakanalen. Uiteindelijk werd ook de burgemeester en de politiechef gevraagd om een reactie te geven in de media.

Het politieonderzoek en hoe agenten de waarheid trachtten te verbergen

Nadat het verhaal opgepikt werd door de media, opende de dienst Interne Zaken van de Brusselse politie een onderzoek. Daarbij ondervroegen ze onder meer de drie getuigen ondervraagd werden. Kassou vertelt ons in een interview hierover het volgende: “Alle getuigen, dus mezelf als een getuige op de plaats van vertrek, en vervolgens de twee jonge mannen als getuige bij aankomst, werden ondervraagd door de dienst Interne Zaken. Zij waren duidelijk verontrust en geschokt door wat ze zagen [op de camerabeelden van de getuigen]. Doordat onze getuigenissen qua tijd heel erg overeenkwamen met de data van het GPS-baken op de bestelwagen, was er geen ruimte voor twijfel”. Naast de getuigen werd ook Ali zelf ondervraagd tijdens het onderzoek.

Dat de betrokken agent zich na jaren opeens geschoren had op de ochtend van een ondervraging over een gewelddadig feit waarbij de dader omgeschreven werd als een man met een baard, is op zijn minst opmerkelijk te noemen.

Tijdens het politieonderzoek werden de vier betrokken agenten geïdentificeerd en ondervraagd. Initieel ontkenden de agenten elke betrokkenheid. Hoofdverdachte T. B., de man die pepperspray gebruikt had, ontkende dat hij Ali geslagen zou hebben. Benadrukt moet ook worden dat Ali de gewelddadige agent omschreef als een man met een baard. Daarom was het erg opvallend dat B. zich de ochtend van de ondervraging gladgeschoren had. Volgens het dossier had de man jarenlang een baard gehad. Dat hij zich dan opeens geschoren heeft op de ochtend van een ondervraging over een gewelddadig feit waarbij de dader omgeschreven werd als een man met een baard, is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Het lijkt een strategie om zijn acties te verbergen en zijn verantwoordelijkheid te ontlopen.

Er kwam een doorbraak in het dossier toen aan de jongste agent, die nog maar een aantal maanden in dienst was, gezegd werd dat de waarheid verzwijgen een impact kon hebben op zijn verdere carrière. Onder druk gezet vertelde hij uiteindelijk wat er echt gebeurd was die avond. Zijn getuigenis was onmisbaar bij vervolging van zijn gewelddadige collega. Zonder die getuigenis was de zaak hoogstwaarschijnlijk in de doofpot gestoken, en was het waarschijnlijk niet tot een rechtszaak gekomen.

Volgens Deswaef blijkt duidelijk uit het onderzoek dat de agenten contact gehad hebben met elkaar toen duidelijk werd dat er een intern onderzoek geopend zou worden. Eén van de agenten had een bericht gestuurd naar een collega met de boodschap dat hij onder intern onderzoek geplaatst werd. Uit de telefonie blijkt dat er nadien verschillende telefoontjes plaatsvonden tussen de agenten, hoogstwaarschijnlijk om hun verhaal te kunnen afstemmen op elkaar. Ook de jongste agent bekende contact gehad te hebben met B. Toen hij tijdens dit gesprek aan B. vroeg wat hij moest vertellen over de pepperspray, werd hem duidelijk gemaakt dat daar niets over te vertellen viel.

Het proces 

Enkele dagen na de feiten stuurde pro-deoadvocaat Deswaef een uitvoerige brief naar het parket met de vraag om de agenten te dagvaarden. Uiteindelijk heeft het parket beslist om enkel de gewelddadige agent te vervolgen. De overige twee agenten, die mee geprobeerd hebben om de zaak toe te dekken, werden buiten vervolging gesteld. Het correctioneel proces kwam er uitzonderlijk snel na de feiten. De vordering van de Procureur des Konings was echter minimaal: B. werd enkel aangeklaagd voor slagen en verwondingen en het vernietigen van de gsm. Hoewel Deswaef ervoor gepleit heeft om op zijn minst rekening te houden met racistische motieven van de dader, ging de procureur hier niet in mee en gaf als reden dat er geen racistische woorden uitgesproken waren.

Anders dan in veel andere gevallen van politiegeweld, is het in deze zaak snel tot een rechtszaak en een vonnis gekomen.

Volgens Deswaef heeft B. tijdens de zitting ook enkele opmerkelijke uitspraken gedaan. Zo verklaarde de man dat hij inderdaad pepperspray gebruikt had, maar gespoten had in de richting van Ali’s schoenen. Dat Ali’s ogen prikten, kwam volgens de agent doordat de wolk van de pepperspray waarschijnlijk van beneden tot zijn gelaat gekomen was. Een van de getuigen kon dit weerleggen en getuigde dat de agent Ali weldegelijk in het gezicht gespoten had. Verder beweerde B. ook dat ze Ali afgezet hadden aan het kanaal op diens eigen vraag. Dit spreekt andere verklaringen van de agenten tegen waarin zij zeiden dat ze niet met Ali konden communiceren vanwege een taalbarrière – wat ook bevestigd wordt door Deswaef.  Of er sprake was van enig schuldbesef is moeilijk vast te stellen, maar het is wel duidelijk dat de agent geprobeerd heeft om zich op allerlei manieren in te dekken.

Ondanks de onwaarheden die de agenten vertelden en de pogingen van de agenten om de zaak in de doofpot te stoppen, werd B. op 17 juli 2020 slechts veroordeeld tot een een gevangenisstraf van één jaar, met uitstel.

Anders dan in veel andere gevallen van politiegeweld, is het in deze zaak snel tot een rechtszaak en een vonnis gekomen. De advocaat van de agent, Sven Mary, heeft echter beroep aangetekend en de zaak zou voorgelegd worden aan het Hof van Beroep op 10 februari 2022. Tot op heden is er nog niets publiek gemaakt over een eventuele uitspraak van het Hof.

Stigmatisering, buitenproportioneel geweld, en straffeloosheid

Deze zaak is een zoveelste voorbeeld van het buitensporig politiegeweld tegen mensen op de vlucht. Hoewel het snelle vonnis van de agent deze zaak uitzonderlijk maakt, getuigt deze zaak ook van de straffeloosheid die heerst. Hoewel er vier agenten betrokken waren, waarvan de verklaring van de jongste geleid heeft tot een veroordeling, werd er slechts één agent vervolgd – en dan ook voor relatief lichte feiten. Het racistische gedrag van de agenten en de ontmenselijking van Ali werden bijvoorbeeld niet erkend door de procureur.

Het is onwaarschijnlijk dat de betrokken agenten op dezelfde manier gereageerd hadden als het om een groepje witte jongeren ging en de mannen niet aan de ingang van een opvang voor mensen op de vlucht stonden.

Daarnaast is ook uit het strafdossier gebleken dat het niet de eerste klacht tegen B. was. Volgens Deswaef waren er eerder al zes klachten over geweld ingediend tegen B. Het ging onder meer over het feit dat hij tijdens verschillende betogingen snel zou zijn overgegaan tot geweld, onder meer door het gebruiken vanpepperspray. Deze klachten zijn echter geseponeerd, waardoor de agent een blanco strafregister kon voorleggen. Als de politie maatregelen tegen hem had ondernomen, was Ali dit mogelijks allemaal bespaard gebleven. Daarnaast lijkt deze deze zaak ook een voorbeeld te zijn van racistische tendensen binnen de politie. Het is onwaarschijnlijk dat de betrokken agenten op dezelfde manier gereageerd hadden als het om een groepje witte jongeren ging en de mannen niet aan de ingang van een opvang voor mensen op de vlucht stonden.

 

*In eerdere berichtgeving over deze zaak werd het slachtoffer steeds omschreven als een Soedanese man of vluchteling. Wij kiezen ervoor om het slachtoffer met naam te noemen. Uit respect voor zijn privacy vermelden we enkel zijn voornaam. 

 

Dit artikel is origineel gepubliceerd op het platform: Minder Politie? Dit project is een initiatief van Kif Kif vzw en kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos en in samenwerking met DeWereldMorgen. Kif Kif wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. We danken de (familieleden van) slachtoffers van politiegeweld en de experts die meewerkten aan dit onderzoeksproject.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!