Dit is de getuigenis van Walid. Hij opende de deur van zijn appartement voor een noodlijdende persoon en werd daarvoor zwaar gestraft. Hij zat lange tijd in voorhechtenis in de gevangenis, werd vrijgesproken, maar moet nu weer voor de rechter verschijnen in beroep.
De ontmoeting
Ik ga even terug in de tijd, want het is nu bijna een jaar geleden. Ik zat in mijn Brussels stamcafé aan de bar en hoorde iemand Arabisch spreken. Ik begrijp Egyptisch en Libanees Arabisch … Dit was een Egyptenaar. Hij was aan het bellen me zijn moeder: “Ik zit in de shit”.
Toen hij stopte met telefoneren, sprak ik hem aan. “Ben jij Egyptenaar?”. “Ja!”. Hij vertelde verder: “Weet je, ik slaap hier in het station, ik heb het koud, ik heb niets te eten. Kan ik op zijn minst bij jou een douche nemen?” “Je bent welkom”.
Zo begon het, met die douche. Daarna ging hij verder: “Ik heb geen plek om te slapen, ik slaap in het station.” “Kom, je kan bij mij thuis slapen.”
Beetje bij beetje werden we vrienden. Drie maanden lang bood ik hem onderdak. We aten samen, lachten samen, dronken samen bier, rookten samen jointjes. We kwamen goed overeen, we werden vrienden. Elke dag opnieuw maakte ik me zorgen over hem, want ik wist dat hij naar Groot-Brittannië wou vertrekken.
Toen hij een dag of twee niet was komen slapen, belde ik hem op: “Hey Mahmoud, alles goed met je?”. “Ja, het gaat wel, ik kom terug. Ik heb bij de politie gezeten. Ze hebben me geslagen. Ik heb daar twee dagen gezeten, nu kom ik terug”. Dit was drie maanden voor ze ons arresteerden.
Elke dag probeerde hij te vertrekken. Soms trok hij er eens niet op uit om te proberen. Dan liet ik hem de sleutels omdat hij sliep en schreef op: “Kom straks langs in het café met de sleutels.” Zoals alle migranten zonder papieren ging hij overdag naar het Maximiliaanpark.
Elke dag belde ik hem, want hij vertrok ’s nachts en kwam telkens de volgende dag terug. Wanner ik hem vroeg: “Gaat het, Mahmoud, ga je proberen?”, zei hij keer op keer: “Ik ga werken’”, wat later tot problemen zou leiden. Dit bracht de politiecommissaris ertoe hem te beschuldigen van mensensmokkel. Op 20 oktober ging ik ook de gevangenis in, een datum die ik nooit zal vergeten.
De arrestatie
Ik was thuis. Rond 5 uur ’s morgens werd ik wakker door groot kabaal. Beneden werd op de deur geklopt, nog eens en nog eens. Ik ben een lichte slaper, ik slaap als het ware met één oog open, altijd. Een buurman maakte de deur open. Ik was niet ongerust. Het kwam niet in me op dat ze mij moesten hebben.
Er werd vervolgens op mijn deur geklopt. “Politie, politie!”, riep men. Ik deed open. Ze duwden me op het bed en sloegen me in de boeien. Ze begonnen het huis te doorzoeken. Daarbij maakten ze heel wat rotzooi. Ze namen een smartcard mee, vonden de slaapzak waarin Mahmoud sliep als hij er was. Hij had een gsm thuis gelaten. Ze namen zijn slaapzak en een gsm mee.
Ze namen ook al mijn documenten mee. Daarna vroeg ik heel rustig: “Meneer, waarvan word ik juist beschuldigd?” “Van mensensmokkel”. Ik begreep niet eens wat dat betekende. “Mensensmokkel? Wat bedoelt u?” Ik dacht: “Ze gaan me boeien en naar het commissariaat van Schaarbeek brengen.”
Er stonden liefst drie auto’s voor de deur. Ze zetten me geboeid in één van die auto’s en brachten me naar Dendermonde. Daar heb ik een tijdje in de gevangenis gezeten. Toen kwamen ze me halen en begon de eerste ondervraging. In totaal werd ik twee keer ondervraagd.
De ondervraging
Ik vertelde hen mijn hele verhaal: “Ik heb iemand onderdak geboden …”. Ze waren sympathiek. Daarna kwam er echter een andere commissaris. Die is alom berucht. Niemand in de gevangenis van Dendermonde vindt hem aardig. Hij heet Koen, is kaal en heeft een sik…
Telkens als ik hier aan terugdenk doet het me pijn. Ze hielden me daar in een klein bureautje vast van 8u30 ’s morgens tot 16u ’s middags. De commissaris vroeg me: “Het werk, wat betekent dat?’” “Hij wil naar Engeland”, antwoordde ik.
“Waarom zeg je dan dat hij om 7 uur ’s morgens terugkomt?”. “Als het hem niet gelukt is te vertrekken, komt hij rond 7 uur weer thuis. Dan slaapt hij een beetje, de arme drommel, neemt zijn douche, rust wat”. “Nee”, wierp de commissaris tegen, “dat is niet wat hij werken noemt. Hij is een mensensmokkelaar”.
Ik antwoord hem: “Ik weet dat niet. Als u denkt dat hij een mensensmokkelaar is… Met alle respect, meneer, maar hij heeft zelfs niets te eten. Ik maak eten voor hem. Hij neemt een douche bij mij. Hij doet de was bij een vzw. Ik geef hem geld om sigaretten te kopen. Heeft een mensensmokkelaar dan geen geld? Ik heb nooit gezien dat hij geld had, nooit. Zelfs geen pakje sigaretten, zelfs niet een beetje tabak. Dat is onmogelijk”.
Daarop zei de commissaris: “Van jou weten we dat je geen mensensmokkelaar bent, maar hij is er wel één. Je mag het ons gerust zeggen”. “Nee, ik ken hem heel goed, hij is geen mensensmokkelaar”. Ze lieten me daarna weer twee uur langer wachten. Ik heb daar van ‘s morgens 8 uur 30 tot 16 uur in de namiddag gezeten. Kun je je dat voorstellen, in zo’n klein bureautje? “Als je dorst hebt, vraag je maar een glas water, en als je naar de wc moet …” Het minimum dus. Daarna moest ik mijn verklaring tekenen.
Omdat ik mijn mond niet had opengedaan nadat ze me hadden opgepakt, begonnen ze vervelende vragen te stellen. “Waarom laat je hem bij jou thuis slapen? Waarom bel je hem elke dag op? Op een keer heeft hij je gebeld om je te vragen een paar mensen naar het station te begeleiden …”.
Het was een familie die de stad niet kende. “Het is niet erg”, zei ik tegen Mahmoud, “geef hen mijn nummer maar. Als ze me bellen, zal ik hen naar het station brengen. Zoals ik voor om het even wie zou doen. Ik zou hen de weg wijzen, meer niet”. Daarop vroegen ze: “Wat is dat voor een familie? Werk je met hem samen?”.
Eén, ik ben nooit naar het station gegaan. Twee, ze hebben me nooit gebeld! Drie, Mahmoud was die dag niet in Brussel. Daarom vroeg hij dat aan mij. Voilà! Het ging om een familie, niet om mensen die in een vrachtwagen wilden klauteren. Ze kenden de weg niet. De volgende dag kwam Mahmoud terug. “Ze hebben me niet gebeld, die familie waarvan je me sprak. Het is maar dat je het weet. Je bent nu terug, nu is het aan jou om hen te bellen”. “Ok, ik regel het zelf. Ik bel hen en wijs hen de weg”.
De voorleiding
Ik kreeg een Nederlandstalige prodeo-advocaat toegewezen, die niets heeft gedaan, zelfs zijn mond niet heeft geopend. Keer op keer probeerde ik hem aan te porren. “Vooruit, zeg dan toch iets”. DIE heeft OOK nooit iets tegen me gezegd. Ik spreek geen Nederlands. Als ik Nederlands had gekund, dan was ik niet naar de gevangenis gemoeten.
Ik ga je iets zeggen dat met racisme te maken heeft. Anouk is een Vlaamse en heeft nog nooit de binnenkant van een gevangenis gezien. Myriam is Belgische, heeft nog geen enkele dag in de gevangenis gezeten. De arme Zakia heeft echter twee maanden gevangenisstraf gekregen omdat ze de Belgische is maar tegelijk ook Marokkaanse.
Daarom hebben ze Anouk en Myriam vrijgelaten en Zakia in de gevangenis laten zitten. Ze was nochtans zwanger en had ook een baby buiten de gevangenis. Wat zijn die mensen wreed! Ze zijn daar heel boos over. Ik ga niet te ver uitweiden, want ik ga woorden en nog eens woorden zeggen.
De bewakers werkten je op de zenuwen. Ze willen weten of je een nerveus type bent. Over hen kan ik geen enkel goed woord zeggen, omdat ik deze mensen heel slecht kan hebben. Ikzelf heb nooit met hen overhoop gelegen. Zij hebben mij ook in mijn waarde gelaten. Ik zeg hier de waarheid.
Ik heb ook nooit in afzondering gezeten, niet dat ik een hielenlikker ben of zo. Maar ik praatte met de bewaker zoals hij met mij sprak. Zodra ze merkten dat ik me rustig hield en geen herrie schopte, lieten ze me met rust. Wanneer ik iemand aanspreek, kijk ik hem recht in de ogen en zeg ik duidelijk waar het op staat, zie je? En als ik dan iemand in de ogen kijk, begrijpt die me. Daar word ik rustig van. Een paar keer zijn er wel wat strubbelingen geweest, maar dat stelde niet veel voor.
De vrijlating
Mevrouw Selma (Benkhelifa), mijn advocate, zei me: “Ik haal je hier weg, Walid, binnen twee weken is het zo ver”. Ze stelde voor mij een open brief op. Het was geen interview en ik sprak op mijn gemak en zij schreef alles op. “Wat is er gebeurd?”
Ik praatte aan één stuk door. zij schreef woord voor woord alles op, zonder iets te veranderen. Daarna zette ze die brief op Facebook. Alsof een bom ontplofte. Vzw’s lazen die brief, gaven commentaar … In die periode waren de gevangenisbewakers in staking. De politie en een paar chefs namen hun taak over.
Maar die kennen er niets van. Er moest altijd een bewaker bij zijn die hen voordeed hoe alles moest. Ik ging naar de binnenplaats beneden. Daar kan je een beetje rondwandelen, om niet 24u op 24 in je cel te zitten. Dat kan twee uur lang, tussen 9 en 11u ’s morgens.
Ik wou net terug naar boven gaan, toen ik de kleine Allaa, iets hoorde zeggen. “Walid, Walid”. “Laat me met rust”, want ik voelde me niet zo lekker. “Wat wil je, Allaa?”. “Ze hebben je gisteren toch vrijgelaten. Wat doe je hier dan nog?” “Je bent gek. Laat me met rust.”
“Ik zweer het je”, herhaalde Allaa, “ze hebben je gisteren vrijgelaten. We hebben zelfs een feestje gehouden, op de binnenplaats gedanst.” ”Meen je dat écht?” “Ja, ja, ja”, verzekerde hij me. Toen ik weer boven kwam, zag ik de politieagent. “Ik ga naar de griffier, ik wil weten wat hier aan de hand is”. “Nee, dat kan niet”, zei hij, omdat hij er eigenlijk geen snars van begreep.
Die politieagenten weten niet hoe het er in de gevangenis aan toegaat. En ik ben dan ook nog een Arabier, wat ook meespeelt natuurlijk. Ik kan geen Nederlands, maar spreek wel Frans. Soit. Ik zei hem: “Nee, ik wil nu naar de griffier”. Ik begon druk te praten, me een beetje op te winden. Toen kwam er een bewaakster bij. Ze had mijn zwarte zak bij waarin mijn kleren zitten.
Toen zei ze me: “You are free”. Toen begreep ik er echt niets meer van. Het was een vreselijk schok. Ik was wel blij maar voelde me ook angstig … Allerlei gevoelens ging door me heen, onbegrijpelijk voor iemand die zoiets nog nooit heeft meegemaakt. Maar ik was tevreden. “Ik? Ik mag buiten?”, overtuigde ik mezelf. Soit. Ik schoot mijn kleren aan en hop!
Ik ging terug naar de directrice. We gingen bij de griffier langs, die me mijn spullen gaf. Nee, wacht, zo ging het niet, de griffier was niet aan het werk. De directrice sprong voor hem in. Zij had de nodige papieren. Er was ook een bewaker bij, die voor mij stond. Ze keek me aan: “Walid C, ik heb je gezien op Facebook”. Die open brief had blijkbaar indruk gemaakt. Hij sloeg in als een bom, die ene dag dat hij erop stond toch! “Ik? Maar in de gevangenis hebben we geen Facebook, mevrouw”, zei ik tegen haar. Ze spreekt Nederlands, maar kan ook Frans.
“Waarom heb ik je nooit in mijn bureau gezien?”, vroeg ze me. “Maar mevrouw, wanneer komt er iemand naar uw bureau? Als iemand een klein probleem heeft, zeker? Ik zorg niet voor problemen. De bewakers kennen me allemaal. Ik ben een rustig mens, heb nooit mijn beklag gemaakt. Zolang ze mij respecteren, respecteer ik hen”. Soit, ze gaf me al mijn papieren. Van daar ging ik naar mijn zus. Dat is een beetje persoonlijk. Dat ga ik hier niet vertellen.
De gevolgen
Sinds de dag van mijn vrijlating ben ik druk in de weer met het zoeken van een appartement en al de rest nog, meubelen en de hele bazaar. Zoals je weet zijn de huurprijzen hier aan de hoge kant. Als je dan ook nog eens die waarborg moet betalen. Ik zit in de bijstand, krijg maandelijks 1.250 euro. Ik ben ook al een tijd depressief en neem daar medicijnen voor. Wat zal het hierna zijn? Dit wordt meer en meer een probleem, alles bij elkaar.
Vier dagen lang heb ik vervolgens nauwelijks iets gedaan. Zo ziek was ik. Ik had mijn geneesmiddelen niet. Ze waren op. Sinds twee dagen ben ik nu weer wat beter. Naar mijn vroegere appartement kan ik niet terug omdat ik de huur niet meer kan betalen. Wanneer je naar de gevangenis gaat, wordt je bijstand opgeschort. Punt uit. En dan de meubels, al dat gedoe. Je verliest alles, ook je gezondheid. Je fysieke, maar ook je morele gezondheid. De gevangenisperiode hakte er diep in. Sommige mensen gaan eronderdoor. Wij zijn echte mensen, geen gladiatoren.
Het proces
Wat moet ik over het proces zeggen? Gelukkig was er al wat volk. De vzw ADES zorgde voor de opvang. Dank zij hen heb ik tot nu onderdak, want zelf heb ik nog geen appartement gevonden. Ik logeer nu bij hen. Die vzw behandelt ons echt humaan. Ze vragen niets. Begrijp je?
Ik had geen schrik voor het proces. De advocate had me verzekerd dat ik niets te vrezen had. Ze riepen de ene na de andere op. Dat duurde telkens vijf à tien minuten. Toen was ik aan de beurt. “Mijnheer Charabi, ik spreek u vrij’, zei de rechter. “Hij heeft geen overlast veroorzaakt, heeft niets misdaan, hij heeft alleen iemand onderdak aangeboden. In het dossier staat niets dat hem kan worden aangewreven. Ik spreek u vrij”. Voilà.
Migratie
In deze wereld zijn we allemaal slaven van grenzen. Dat is toch opmerkelijk? We zijn slaven van grenzen. Zonder grenzen zou iedereen naar het land van zijn keuze kunnen gaan. Bijvoorbeeld: je bent Belg of komt uit een ander land en je wil naar Marokko. Er is geen sprake van een visum. Iedereen ziet iedereen graag. We gaan naar ergens anders, ook om handel te drijven … toch?
Als ik hierover begin, heb ik het uiteraard over mensen die naar Europa willen komen. Waarom? Ja, waarom doen die dat? Stel jezelf deze vraag. Waarom riskeren mensen hun levens om in Europa te geraken? Ze riskeren hun leven, zitten in een bootje, nee geen bootje, zoiets noem je geen bootje, zelfs geen Zodiac (een opblaasbaar bootje, nvdr.). Op een kleine visserssloep zitten driehonderd mensen op elkaar gepakt met hun zonen en dochters!
Waarom doen die dat? Voor de mooie ogen van Europa? Nee, ze zijn op de vlucht voor de honger, voor de oorlog. Ze zijn op de vlucht voor IS. Die islamisten, ik weet niet wat er in hun hoofden omgaat … Zelfs de islam heeft daar nooit over gesproken, want bij ons zegt de Islam: “Als je iemand doodt, ga je naar de hel. Als een andere je niets heeft gedaan en je doodt die persoon … Ook als je de hand slaat aan jezelf, ga je naar de hel”.
Deze mensen betalen soms enorme bedragen. Het zijn de mensensmokkelaars die er wat aan verdienen. Zelf verdienen die mensen niets als ze naar Europa komen. Er zijn bijvoorbeeld mensen bij die uit Egypte komen. Voor de overtocht hebben ze ik weet niet hoeveel betaald. Ik ken kerels die zo in Egypte schulden gemaakt hebben. Die kunnen niet terug naar hun land, want ze hebben daar schulden gemaakt om een mensensmokkelaar te betalen. En die schulden worden dan verhaald op de ouders en de familie.
“In Egypte is het rustig”, hoor je soms zeggen. Het is daar helemaal niet rustig! Zie je het, of zie je het niet? Het is daar een boeltje. Zie je dan niet wat er mis gaat in Egypte? Ziet men dat hier niet? Het is nochtans zonneklaar! Egypte is geen stabiel land. Voor de mensen niet, maar vooral voor de jongeren niet, bedoel ik! Als het nu alleen om veertigers of vijftigers zou gaan, zou ik misschien nog kunnen zeggen “Ja, terugkeren is mogelijk”. Maar het gaat om jonge mensen! En die willen ze terugsturen naar Egypte.
Wat moeten die daar nog gaan doen? Na twee, drie jaar, raken ze gewoon aan hoe het er in Europa aan toe gaat en beginnen ze zich te integreren. Ze leven hier hun leven, weten waar ze naartoe moeten. Alleen, geef hen toch papieren, dat ze kunnen werken. Voilà.
Waar ze vandaan komen is immers geen werk. Als ze ginder een job hadden gehad, zouden ze niet naar hier komen, zo eenvoudig is het. We moeten toch een beetje menselijk blijven. Onze gedachten moeten toch uitgaan naar elkaar. We mogen geen, hoe zal ik het zeggen, racisten zijn – ik hou niet van het woord ‘racist’, want ik geloof in de mensheid. Ten gronde zijn we allemaal hetzelfde. Ik weet het niet, er is haat of … ik weet het niet.
Maar ze hebben hier iets tegen Arabieren? Excuseer, maar het is niet omdat we moslims zijn dat we allemaal in dezelfde zak zitten. Het is niet omdat bij één moslim de stoppen doorslaan, waarna hij in Zaventem of in een Joodse synagoog een bom laat ontploffen, dat je zomaar kan stellen dat alle moslims zo zijn. Je mag niet veralgemenen.
Want dat doen ze hier dus wel in Europa, veralgemenen, en dat is niet zoals het hoort. Ook ik ben ooit in ballingschap moeten vertrekken naar het buitenland. President Sarkozy zei: “We gaan ons weer thuis voelen in Frankrijk.” Zie je wat er in Frankrijk gebeurt? Zie je wat er nu met president Macron gebeurt? Het is me wat. Politiek is hard en de afgelopen dagen heb ik rare dingen gezien. Echt rare dingen. Ik had mijn leven nooit op die manier moeten omgooien. Nooit. Ik wil maar zeggen, die Macron, die heeft het nu wel goed verpest …
Alle informatie over het boek en het proces vind je hier:
https://www.lesteki.be/evenement/livre-sortie-du-livre-welcome
Deze getuigenis is vertaald door Ronald Decelle.