Noam Chomsky: “Iran of VS grootste gevaar wereldvrede?”

Analyse - Noam Chomsky, TomDispatch.com
donderdag 27 augustus 2015 11:00
Noam Chomsky: “Iran of VS grootste gevaar wereldvrede?”

Het akkoord dat in Wenen werd bereikt over het kernenergieprogramma van Iran dreigt door het Amerikaanse Congres niet aanvaard te worden. Dat motiveren Amerikaanse parlementlsleden met "het grote gevaar van Iran voor de wereldvrede". Noam Chomsky heeft daar volgende bedenkingen bij.

In heel de wereld is er grote opluchting en optimisme over de nucleaire overeenkomst die in Wenen werd bereikt tussen Iran en de P5+1-landen, de vijf permanente leden – Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland, China en de VS – van de VN-Veiligheidsraad met vetorecht en Duitsland.

Het merendeel van de wereld deelt blijkbaar de vaststelling van de Amerikaanse Arms Control Association. Deze organisatie stelt dat “het Joint Comprehensive Plan of Action voorzien is van effectieve werkingsmiddelen om voor langer dan een generatie alle mogelijke wegen te blokkeren via dewelke Iran het materiaal, nodig voor nucleaire wapens, zou kunnen verkrijgen. Het daarin voorzien controlesysteem zal voor onbeperkte tijd heel snel mogelijke pogingen kunnen detecteren of Iran weten af te schrikken om in het geheim toch nucleaire wapens aan te schaffen.”

Er zijn echter enkele opvallende uitzonderingen die dit wereldwijde enthousiasme niet delen: de VS en hun belangrijkste bondgenoten in de regio, Israël en Saoedi-Arabië. Een gevolg hiervan is dat Amerikaanse bedrijven tot hun groot ongenoegen verhinderd worden om samen met hun Europese tegenhangers massaal naar Teheran te gaan.



De ondertekenaars van het akkoord van Wenen op 2 april 2015 (US Department of State)

De belangrijkste sectoren van de Amerikaanse macht en publieke opinie delen het standpunt van deze twee regionale bondgenoten. Zij zijn door dit akkoord in een toestand van virtuele hysterie geraakt over “de Iraanse dreiging”. Nuchtere commentatoren in de VS over zowat het hele politieke spectrum verklaren dat Iran “de grootste dreiging voor wereldvrede” is. 

Wat dit laatste betreft zijn zelfs voorstanders van de overeenkomst op hun hoede, wegens de ‘uitzonderlijke ernst van deze dreiging’. Hoe kunnen wij immers de Iraniërs vertrouwen met hun afschuwelijke staat van dienst op vlak van agressie, geweld, ontwrichting en bedrog?

De tegenstand tegen dit akkoord binnen de Amerikaanse politieke klasse is zo groot dat de publieke opinie snel oversloeg van aanzienlijke steun voor deze overeenkomst naar verdeeldheid. De Republikeinen zijn bijna unaniem tegen de overeenkomst. De huidige Republikeinse voorverkiezingen illustreren de redenen die ze daarvoor hebben.

Senator Ted Cruz wordt beschouwd als één van de intellectuelen tussen de grote hoop presidentiële kandidaten. Hij waarschuwt dat Iran nog steeds in staat zou kunnen zijn om nucleaire wapens te produceren en er gemakkelijk ooit één van zou kunnen gebruiken, om zo een elektromagnetische puls te veroorzaken die “het elektrische net van de gehele oostkust zou neerhalen” en “miljoenen Amerikanen” zou doden.



Noam Chomsky tijdens een lezing in Montréal op 26 oktober 2014 (popularresistance.org)

De twee meest waarschijnlijke kandidaat-winnaars (van de Republikeinse nominatie), voormalig gouverneur van Florida Jeb Bush en gouverneur van Wisconsin Scott Walker, voeren een verwoede woordenstrijd om als eersten Iran te bombarderen ,onmiddellijk na hun verkiezing of toch na hun eerste kabinetsvergadering (als president).

Lindsey Graham, de enige kandidaat met wat ervaring qua buitenlands beleid beschrijft de overeenkomst als “een doodsvonnis voor de staat Israël”, wat de Israëlische inlichtingendiensten en de strategische analisten zeker zal verrassen. Graham weet dat het volslagen onzin is, wat vragen oproept over haar werkelijke motieven om dit te beweren.

Hou er rekening mee dat de Republikeinen al lang geleden zijn afgestapt van de pretentie dat hun partij functioneert als een normale parlementaire partij. Zoals gerespecteerd conservatief politieke commentator Norman Ornstein van de rechtse denktank American Enterprise Institute heeft opgemerkt, zijn zij een “radicale opstand” geworden, die nog nauwelijks probeert mee te draaien in de normale parlementaire politiek.

Sinds de dagen van president Ronald Reagan (1981-1989) is de Republikeinse partijleiding zo diep weggezakt in de zakken van de superrijken en de zakenwereld dat ze alleen nog stemmen kan aantrekken door delen van de bevolking te mobiliseren, die tot dan nog nooit een georganiseerde politieke kracht waren geweest.

Dat zijn onder meer extremistische evangelische christenen, nu waarschijnlijk de meerderheid van de Republikeinse kiezers, zogenaamde ‘nativisten’. Die zijn doodsbang dat “zij” het blanke christelijke Angelsaksisch land van ons aan het wegnemen zijn. Dan zijn er nog zij die de Republikeinse voorverkiezingen veranderen in showspektakels, ver weg van de mainstream van de moderne samenleving, maar niet van de mainstream van het machtigste land in de wereldgeschiedenis. (nativisten menen dat ‘oorspronkelijke’ bewoners meer rechten hebben dan inwijkelingen, nvdr)

Het verlaten van globale gedragsnormen gaat echter veel verder dan de grenzen van deze Republikeinse radicale ‘opstand’. Over het hele politieke spectrum is er bijvoorbeeld algemene instemming met het volgende “pragmatische” besluit van generaal Martin Dempsey, opperbebvelhebber van het leger.

Zijn besluit is dat de in Wenen bereikte overeenkomst “de VS niet beletten Iraanse fabrieken te bombarderen als (onze) ambtenaren beslissen dat zij deze overeenkomst overtreden”, alhoewel een eenzijdige militaire aanval “zeer onwaarschijnlijk” is indien Iran zich “gedraagt”.

Dennis Ross, Midden-Oosten-onderhandelaar onder presidenten Clinton en Obama, geeft het typisch advies dat “Iran er niet mag over twijfelen dat geweld zal gebruikt worden indien er nog maar een vermoeden is van een mogelijk gebruik van een kernwapen”. Zelf na de einddatum van deze overeenkomst (in 2030), wanneer Iran theoretisch gezien terug vrij is te doen wat het land wilt, blijft dit gelden.

Hij voegt eraan toe dat het bestaan van een einddatum binnen 15 jaar in feite “het enige en grootste probleem van deze overeenkomst” is. Hij adviseert om Israël te voorzien van speciaal uitgeruste B-52-bommenwerpers en bommen die ondergrondse bunkers kunnen doorboren, om zichzelf te beschermen voordat deze “afschrikwekkende” datum wordt bereikt.

“De Grootste Dreiging”

Tegenstanders van deze overeenkomst met Iran zeggen dat het niet ver genoeg gaat. Sommige voorstanders gaan hier mee akkoord en oordelen dat “indien de overeenkomst van Wenen iets wil betekenen, het hele Midden-Oosten zich moet ontdoen van massavernietigingswapens”.

De auteur van deze woorden, de Iraanse minister van buitenlandse zaken Javad Zarif, voegde hier aan toe: “Iran, als soevereine staat en als huidige voorzitter van de Groep van Niet-Gebonden Landen [die de regeringen samenbrengt van de grote meerderheid van de wereldbevolking, nvdr], is bereid samen te werken met de internationale gemeenschap om deze doelstellingen te bereiken. Iran doet dit met het volledige besef onderweg waarschijnlijk veel hindernissen te zullen tegenkomen, die opgeworpen worden door twijfelaars aan vrede en diplomatie.” Vervolgens zei hij dat Iran “een historische overeenkomst” heeft ondertekend en dat het nu de beurt is aan Israël, het land dat nog steeds zijn kernwapens achter de hand houdt.

Israël is één van de drie kernmachten, samen met India en Pakistan, wiens kernwapenprogramma’s gesteund worden door de VS en die weigeren het non-proliferatieverdrag (tegen de verdere verspreiding van kernwapens, NPT) te ondertekenen.

Minister Zarif verwees naar de vijfjaarlijkse NPT-herzieningsconferentie die in april 2015 met een mislukking eindigde omdat de VS (met steun van Canada en Groot-Brittannië) nogmaals elke inspanning blokkeerde die zou kunnen leiden tot de afkondiging van een massavernietigingswapenvrije zone in het Midden-Oosten.

Zulke inspanningen worden al 20 jaar getrokken door Egypte en andere Arabische staten. Zoals Jayantha Dhanapala en Sergio Duarte, vooraanstaande persoonlijkheden die dergelijke inspanningen bij het NPT en andere VN-agentschappen promoten, opmerken in het artikel “Is there a future for the NPT?” in het tijdschrift van de Arms Control Association:

“De succesvolle invoering in 1995 van de NPT-resolutie over het oprichten van een gebied vrij van massavernietigingswapens in het Midden-Oosten was het voornaamste element van een pakket maatregelen dat de onbeperkte verlenging van het NPT-verdrag toeliet.” De NPT is het belangrijkste verdrag in de wereld voor wapencontrole. Als het werd nageleefd, zou het de plaag van nucleaire wapens kunnen beëindigen.

Herhaaldelijk werd de implementatie van deze resolutie door de VS geblokkeerd, meest recent door president Obama in 2010 en nogmaals in 2015. Dit gebeurt, zoals Dhanapala en Duarte aantonen, “ten bate van een staat die geen deel uitmaakt van de NPT en waarvan algemeen aangenomen wordt dat ze de enige in de regio is die beschikt over nucleaire wapens” – een al met al vriendelijke en subtiele verwijzing naar Israël.

Deze twee experten hopen dat deze mislukking “niet de genadeslag zal zijn voor de twee reeds lang bestaande NPT-doelstellingen, namelijk de versnelde vooruitgang van nucleaire ontwapening en het verwezenlijken van een massavernietigingswapenvrije zone in het Midden-Oosten.”

Een Midden-Oosten vrij van nucleaire wapens zou een eenvoudige manier zijn om eender welke dreiging die uitgaat van Iran aan te pakken. Er staat echter veel meer op het spel achter de voortgaande sabotage van de inspanningen door Washington om zijn Israëlische bondgenoot te beschermen. Dit is immers niet het enige geval waar mogelijkheden werden ondermijnd door Washington om de zogenaamde Iraanse dreiging te beëindigen.

Dit roept nog meer vragen op over wat hier eigenlijk op het spel staat. Bij het bestuderen van deze zaak is het leerzaam om zowel de onuitgesproken veronderstellingen over de situatie als de vragen die amper gesteld worden te bestuderen. Laat ons een paar van deze veronderstellingen bestuderen, beginnend met de meeste serieuze: “Iran vormt de grootste dreiging voor wereldvrede”.

In de VS is het onder de hoge ambtenaren en commentatoren zo goed als een cliché dat Iran deze duistere prijs wint. Buiten de VS is er echter ook een andere wereld. Hoewel die standpunten (van de rest van de wereld) in de mainstream media hier niet worden vermeld, zijn ze misschien toch van enig belang.

Volgens de vooraanstaande westerse organisaties die opinies peilen in heel de wereld (zoals WIN/Gallup International) wordt de prijs voor “de grootste dreiging” daarentegen gewonnen door de VS. De rest van de wereld beschouwt immers dit land met een ruime marge als de grootste dreiging voor wereldvrede. Op de tweede plaats, en veel lager, staat Pakistan, waarschijnlijk opgeblazen door de stemmen van de Indische bevolking. Iran staat onder deze twee landen, samen met China, Israël, Noord-Korea en Afghanistan.

“De Grootste Supporter van Terrorisme in de Wereld”

De volgende voor de hand liggende vraag is: “Wat is in feite de Iraanse dreiging? Waarom, bijvoorbeeld, leven Israël en Saoedi-Arabië in angst voor dat land?” Wat die dreiging ook moge zijn, die kan nauwelijks militair zijn.

Jaren geleden reeds heeft de Amerikaanse inlichtingendienst CIA het Congres ingelicht dat Iran, vergeleken met de standaarden van de regio, zeer lage militaire uitgaven heeft en dat hun strategische doctrines defensief zijn, met als enige doelstelling het afwenden van agressie.

De Amerikaanse inlichtingendiensten hebben toen ook gemeld dat ze geen bewijs hebben dat Iran een daadwerkelijk nucleair wapenprogramma nastreeft. “Irans nucleair programma en zijn bereidheid om de optie van het ontwikkelen van nucleaire wapens open te laten een centraal deel is van hun afschrikkingsstrategie.”

Het jaaroverzicht van (de gezaghebbende Zweedse onderzoeksorganisatie) SIPRI over wereldwijde bewapening plaatste naar vaste gewoonte de VS helemaal boven in de rangschikking van militaire uitgaven. China staat op de tweede plaats met ongeveer een derde van de Amerikaanse uitgaven. Rusland en Saoedi-Arabië volgen met een nog veel lager budget dat toch nog aanzienlijk veel hoger is dan eender welk West-Europees land. Iran wordt nauwelijks vermeld in die lijst.

De volledige details worden weergegeven in een verslag van de onderzoeksinstelling Centre for Strategic and International Studies  (CSIS). Dit verslag vindt het “een overtuigende vaststelling dat de Arabische Golfstaten … een overweldigende voorsprong hebben op Iran, zowel op vlak van militaire uitgaven als op gebied van toegang tot moderne wapens”.

Het militaire budget van Iran is maar een fractie van dat van Saoedi-Arabië en nog veel lager dan de uitgaven van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). De militaire Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten Bahrein, Koeweit, Oman, Saoedi-Arabië en de VAE geeft achtmaal meer uit aan wapens dan Iran. Dit is een onevenwicht dat al decennia meegaat.

Het rapport van CSIS voegt hieraan toe: “De Arabische Golfstaten hebben een aantal van de meeste geavanceerde en effectieve wapens ter wereld verworven. Ze zijn er nog aan het bijkopen.  Terwijl wordt Iran in wezen gedwongen om in het verleden te leven, vaak op basis van wapensystemen die nog geleverd werden tijdens de periode van de sjah (voor 1979).” Dat materiaal is met andere woorden zo goed als volledig achterhaald.

Vergeleken met Israël is het onevenwicht natuurlijk nog veel groter. Naast het bezit van de meest geavanceerde Amerikaanse wapens is Israël een virtuele buitenlandse militaire basis voor de globale supermacht (VS) en heeft het land ook nog een grote voorraad aan nucleaire wapens.

Weliswaar wordt Israël geconfronteerd met een “existentiële dreiging” die wordt geuit in Iraanse verklaringen. Opperste Leider Khamenei en voormalig president Mahmoud Ahmadinejad zouden immers Israël zoals algemeen wordt beweerd met vernietiging bedreigd hebben. Dat blijken ze echter nooit gedaan te hebben en zelfs als ze dat al hadden gedaan, zou dat (gezien de machtsverhoudingen) nauwelijks van enig belang zijn.

Ahmadinejad voorspelde bijvoorbeeld dat “met Gods genade zal [het zionistische regime] van de kaart worden geveegd.” Met andere woorden, hij hoopte dat er ooit een regimeverandering zou plaatsvinden in Israël. Zelfs dit gaat veel minder ver dan de directe oproepen die door zowel Washington als Tel Aviv worden geuit voor een regimeverandering in Iran, om niet te spreken van de effectief uitgevoerde acties om een dergelijke regimeverandering door te drukken.

Deze acties gaan terug tot de eerste werkelijke “regimeverandering” in Iran van 1953, toen de VS en Groot-Brittannië een militaire coup organiseerden om de verkozen parlementaire regering omver te werpen. Ze installeerden vervolgens de dictatuur van de sjah, die daarop zowat de ergste staat van dienst op vlak van mensenrechten ter wereld begon op te bouwen.

Deze misdaden waren zeker bekend voor de lezers van de rapporten van Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties, maar niet voor de lezers van de Amerikaanse media.

De Amerikaanse pers besteedde enorm veel aandacht aan Iraanse schendingen van de mensenrechten, maar echter pas vanaf 1979 toen het regime van de sjah omvergeworpen werd.

(Om de feiten na te gaan, lees het boek The US Press and Iran, een zorgvuldig gedocumenteerde studie van Mansour Farhang en William Dorman.)

Niets hiervan wijkt af van de norm. Zoals algemeen bekend houden de VS de titel van wereldkampioen voor regimeveranderingen en is Israël geen achterblijver. De bedoeling van hun meest vernietigende invasie in Libanon, in 1982, was er juist op gericht om een regimeverandering te forceren en om hun greep op de bezette gebieden te verzekeren.

De (toen voor die invasie) verkondigde voorwendselen waren mager en zakten zo in elkaar. Dat is ook niet ongebruikelijk en is zo goed als onafhankelijk van de aard van de samenleving – dat gaat van het klaaggezang in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring over de “genadeloze Indiaanse wilden” tot Hitlers verdediging van Duitsland tegen de “wilde terreur” van de Polen.

Geen enkele serieuze analist gelooft dat Iran ooit een kernwapen zou gebruiken, of ermee zou dreigen, indien het er één had en zo geconfronteerd zou worden met onmiddellijke vernietiging. Er is echter wel een oprechte bezorgdheid dat ooit een kernwapen in de handen zou terecht komen van jihadi’s, niet dankzij Iran maar via Amerikaans bondgenoot Pakistan.

In het tijdschrift van de Royal Institute of International Affairs schrijven twee voorname Pakistaanse nucleaire wetenschappers, Pervez Hoodbhoy en Zia Mian, dat de toenemende vrees voor “militanten die naar nucleaire wapens of materiaal grijpen en nucleair terrorisme ontketenen [heeft geleid tot]… het oprichten van een speciale militaire eenheid van meer dan 20.000 troepen om de nucleaire installaties daar te bewaken.

Er is echter geen reden om aan te nemen dat deze eenheid immuun zou zijn voor de problemen die voorkomen bij de eenheden die gewone militaire installaties bewaken,” en die regelmatig aanvallen hebben ondergaan met “hulp van een insider”. Kortom, het probleem is reëel, alleen werd het verplaatst naar Iran dankzij fantasieën die werden verzonnen om andere redenen.

Andere zogenaamde bezorgdheden over de Iraanse dreiging gaan over de Iraanse rol als “de grootste steungever van terrorisme in de wereld”. Dit slaat voornamelijk op hun steun voor Hezbollah (in Libanon) en Hamas (in Gaza). Beide bewegingen zijn ontstaan als verzet tegen het door de VS gesteunde Israëlisch geweld en agressie. De VS en Israël overtreffen op enorme schaal alles wat aan deze ‘schurken’ wordt toegeschreven, door de normale acties van de overheersende grootmacht, wiens wereldwijde moordcampagne met drones het internationaal terrorisme domineert (en het bevorderen ervan helpt).

Hamas en Hezbollah, de twee Iraanse schurkachtige cliënten, delen ook mee in het begaan van de misdaad van het winnen van de verkiezingen van hun volk in de enige vrije verkiezingen ooit in de Arabische wereld (de Palestijnse verkiezingen van 2006 die door Hamas werden gewonnen, nvdr). Hezbollah is schuldig aan een nog gruwelijkere misdaad, namelijk het dwingen van Israël om zich terug te trekken uit het bezette gebied in het zuiden van Libanon.

Deze bezetting vond plaats in strijd met bevelen van de VN-Veiligheidsraad die al decennia oud waren en waar een illegaal terreurregime met soms zeer extreem geweld bij betrokken was. Kortom, wat men ook mag denken over Hezbollah, Hamas of andere begunstigden van Iraanse steun, Iran scoort nauwelijks hoog in het steunen van wereldwijde terreur.

“Olie op het vuur van de instabiliteit”

Een andere bezorgdheid die werd geuit door Amerikaans VN-ambassadeur Samantha Power is de “instabiliteit die Iran aanstookt bovenop zijn nucleair programma”. Zij verklaarde da de VS er zal mee doorgaan dit wangedrag te bestraffen. Dat was een echo van de verzekeringen die minister van defensie Ashton Carter gaf, toen hij aan de noordelijke grens van Israël stond dat “wij Israël zullen blijven helpen in te gaan tegen de kwaadaardige invloed van Iran” met zijn steun aan Hezbollah. Hij zei ook dat de VS zich het recht voorbehouden om militair geweld te gebruiken tegen Iran in de mate dat ze dat aangewezen vinden.

De manier waarop Iran “instabiliteit aanstookt” kon heel dramatisch worden vastgesteld toen het meerdere misdaden pleegde, door onder meer heel alleen de Koerden te hulp te schieten om zich tegen de invasie van IS-militanten te verdedigen en door een elektriciteitscentrale van 2,5 miljard dollar te bouwen in de zuidelijke Iraakse havenstad Basra, om terug stroom te voorzien op het niveau van voor de invasie van 2003.

Het woordgebruik van ambassadeur Power is echter de norm. ‘Dankzij’ de Amerikaanse invasie van Irak werden honderdduizenden vermoord en gingen miljoenen op de vlucht, werden barbaarse folteringen gepleegd – de Irakezen hebben de vernielingen vergeleken met de Mongoolse invasie van de dertiende eeuw – zodat Irak nu het ongelukkigste land ter wereld is volgens opiniepeilingen van WIN/Gallup. Ondertussen werd ook sektarisch conflict aangestookt, die de regio in flarden uit elkaar scheurde en de basis heeft gelegd voor de creatie van het monster dat IS is. Dat wordt dan allemaal ‘stabilisering’ genoemd.

Alleen de schandelijke acties van Iran “stoken instabiliteit”. Dit standaard woordgebruik bereikt soms niveau’s die bijna surrealistisch zijn, zoals toen liberaal commentator James Chace, de vroegere hoofdredacteur van Foreign Affairs, uitlegde dat de VS er naar streefden “een vrij verkozen marxistische regering in Chili te destabiliseren” omdat “we vastbesloten waren om stabiliteit te bereiken” onder de dictatuur van Pinochet.

Andere commentatoren zijn verontwaardigd dat Washington zou onderhandelen met zo een “verachtelijk” regime zoals Iran, met zijn zijn gruwelijk palmares op vlak van mensenrechten. Zij dringen daarentegen aan dat we “een door de VS gesponsorde alliantie van Israël met de soennietische staten” moeten nastreven. Dat werd geschreven door Leon Wieseltier, columnist voor het achtenswaardige liberale tijdschrijft Atlantic Magazine, een man die zijn viscerale afschuw voor alles wat Iraans is nauwelijks kan verbergen.

Met een uitgestreken gezicht kan deze gerespecteerde liberale intellectueel aanbevelen dat Saoedi-Arabië, waar tegenover Iran er uitziet als een virtueel paradijs, en Israël, met zijn wrede misdaden in Gaza en op andere plaatsen, de handen in elkaar zouden moeten slaan om Iran ‘goede manieren’ te leren. Eigenlijk is die aanbeveling niet helemaal onverwacht, als we het mensenrechtenpalmares in overweging nemen van de regimes die de VS overal in de wereld heeft opgelegd en ondersteund .

Zonder twijfel is de Iraanse regering een bedreiging voor zijn eigen bevolking, maar jammer genoeg breekt het geen records op dat vlak en zakt het niet tot op het niveau van de geprefereerde bondgenoten van de VS. Dat kan echter geen zorg zijn voor Washington, zeker niet voor Tel Aviv of Riad.

Het zou nuttig kunnen zijn zich hier te herinneren – iets wat de Iraniërs zeker doen – dat er geen dag is voorbijgegaan sinds 1953 zonder dat de VS de Iraanse bevolking schade toebrachten. Het is immers Washington dat, nadat de Iraniërs het gehate en door de VS opgelegde regime van de sjah omverwierpen, al hun gewicht achter Iraaks leider Saddam Hoessein plaatsten, die vanaf 1980 (tot 1988, nvdr) een moorddadige aanval op hun land lanceerde.

President Reagan (1981-1989) ging zo ver om de grootste misdaad van (Iraaks president) Saddam Hoessein te ontkennen, namelijk zijn chemische oorlog tegen de Iraaks-Koerdische bevolking, waarvoor Reagan de schuld bij Iran legde. Toen Saddam Hoessein later onder het toezicht van de VS werd berecht voor gruwelijke misdaden – en voor andere die hij met medeplichtigheid van de VS had begaan – werd deze specifieke misdaad doelbewust uit de aanklacht gehouden. De aanklacht beperkte zich tot mindere misdrijven, zoals de afslachting van 148 sjiieten in 1982, een voetnoot in zijn gruwelijk palmares.

Saddam Hoessein was een zo waardevolle ‘vriend’ van Washington dat hij zelf een privilege verkreeg dat tot dan alleen aan Israël was gegund. In 1987 bleven zijn troepen nameilijk ongestraft nadat ze een Amerikaans militair schip aanvielen, de USS Stark, waarbij 37 bemanningsleden omkwamen. (Israël had hetezelfde gedaan in 1967 toen het de USS Liberty aanviel).

Iran had zich (tijdens de oorlog met Irak 1981-1988) zo goed als overgegeven, toen de VS Operatie Bidsprinkhaan lanceerden tegen Iraanse schepen en boorplatforms binnen Iraanse territoriale wateren. Die operatie culmineerde toen de USS Vincennes, zonder enige geloofwaardige bedreiging, een Iraans burgertoestel neerschoot binnen het Iraans luchtruim, waarbij 290 passagiers en bemanningsleden omkwamen – de commandant van het schip kreeg daarop de hoogste militaire onderscheiding Legion of Merit voor “uitzonderlijk verdienstelijk gedrag” en voor het behoud van een “kalme en professionele sfeer” aan boord toen de aanval op het toestel plaatsgreep. Filosoof Thill Raghu gaf volgende commentaar: “We kunnen alleen maar paf staan van bewondering voor een dergelijk vertoon van Amerikaan exceptionalisme!”.

Toen de oorlog (tussen Irak en Iran in 1988) eindigde bleven de VS Saddam Hoessein, Iran’s voornaamste vijand, steunen. President George Bush senior (1989-1993) nodigde zelfs Iraakse nucleaire ingenieurs uit naar de VS voor gevorderde opleidingen in de productie van kernwapens, een extreem gevaarlijke bedreiging voor Iran. De sancties tegen Iran werden opgedreven, onder meer tegen bedrijven die handel dreven met Iran en acties werden in gang gezet om het land uit het internationale financiële systeem te gooien.

De laatste jaren heeft die vijandigheid zich uitgebreid naar sabotage, moord op kernfysici (waarschijnlijk uitgevoerd door Israël) en cyberoorlog, waar openlijk en trots over werd gesproken. Het Pentagon beschouwt tegelijk cyberoorlog als een oorlogsdaad, die een militaire tegenreactie rechtvaardigt, net als de NAVO. Die organisatie bevestigde in september 2014 dat aanvallen via het internet de verplichting tot collectieve defensie van de NAVO-grootmachten kan uitlokken – tenminste wanneer wij de slachtoffers zijn, niet wanneer wij zelf de daders zijn.

“Schurkenstaat par excellence”

Het is niet meer dan eerlijk om hier aan toe te voegen dat er ook wel afwijkingen van dit gedragspatroon zijn geweest. President George W. Bush (2001-2008) bijvoorbeeld heeft meerdere belangrijke geschenken gegeven aan Iran, door de voornaamste vijanden van Iran te vernietingen, Saddam Hoessein en de Taliban.

Hij bracht de Iraanse vijand Irak zelfs binnen de invloedssfeer van Iran na de nederlaag van de VS in Irak, een nederlaag die zo zwaar was dat Washington zijn officieel verklaarde doelstelling moest opgeven om permanente militaire basissen in Irak te behouden (wat ze ‘blijvende kampen’ noemden) evenals de doelstelling om Amerikaanse bedrijven onbegrensd toegang te verschaffen tot de enorme olievoorraden van Irak.

Hebben de Iraanse leiders vandaag de intentie om kernwapens te ontwikkelen? We kunnen voor onszelf uitmaken hoe geloofwaardig hun ontkenningen zijn, maar dat ze ooit dergelijke plannen hadden staat buiten kijf. Het werd immers door hun hoogste gezagdragers openlijk bevestigd. Buitenlandse journalisten kregen zelfs de verzekering dat Iran kernwapens zou ontwikkelen “zeker, en sneller dat je zou denken”.

De vader van het kernenergieprogramma van Iran en voormalig leider van de Iraanse Atomic Energy Organization was vol vertrouwen dat de leiding van het land het plan had “om een kernbom te ontwikkelen.” De CIA rapporteerde toen zelfs dat er “geen twijfel” over bestond dat Iran kernwapens zou ontwikkelen, als naburige landen dat ook deden (wat die inderdaad deden).

Dit gebeurde allemaal uiteraard onder de sjah toen de hoogste leiding van Iran dat verklaarde, in de periode dat Amerikaanse vertegenwoordigers – zoals Dick Cheney, Donald Rumsfeld en Henry Kissinger – er bij de sjah op aandrongen om vaart te zetten achter zijn kernwapenprogramma en universiteiten hier onder druk zetten om Iran bij die inspanningen te assisteren.

Onder die druk heeft mijn eigen universiteit, het Massachussetts Institute of Technology (MIT) een akkoord gesloten met de sjah om Iraanse studenten toe te laten tot de opleiding voor kernenergie, in ruil voor subsidies voor wetenschappelijk onderzoek, iets waar de studenten toen felle bezwaren tegen hadden. De leiding van de betrokken faculteit daarentegen was daar een groot voorstander van (tijdens meetings die de oudere leden van de faculteit zich zonder twijfel goed herinneren). Toen men hem later vroeg waarom hij deze programma’s steunde onder de sjah maar ze recent sterk afkeurde antwoordde Kissinger heel oprecht dat Iran toen een bondgenoot was.

Alle gekheid van deze absurditeiten op een stokje, wat is nu de echte dreiging van Iran die zo een angst en woede inspireert? Een goede plaats om dat uit te zoeken zijn natuurlijk de Amerikaanse inlichtingendiensten. Herinner je hun analyse (hierboven vermeld) dat Iran geen militaire dreiging vertegenwoordigde, dat de strategische doctrine van het land defensief is en dat hun kernenergieprogramma’s (zonder enige inspanning om bommen te produceren, voor zover dat kon worden bepaald) een “centraal onderdeel zijn van hun afschrikkingstrategie”.

Wie dan zou zich zorgen maken over een Iraanse afschrikking? Het antwoord is belachelijk eenvoudig: de schurkenstaten die de regio verwoesten en die geen beperking dulden op hun gebruik van agressie en geweld. Aan de top van die lijst van landen staan de VS en Israël. Saoedi-Arabië doet zijn best lid te worden van die club met zijn invasie van Bahrein (een aanval die het regime daar ondersteunde om een hervormingsbeweging te verpletteren) en nu recent met zijn moorddadige aanval op Jemen, waarbij een aanzienlijke humanitaire catastrofe in dat land wordt veroorzaakt.

Voor de VS is deze beschrijving familiair geworden. Vijftien geleden al waarschuwde de prominente politieke analyst Samuel Huntington, professor wetenschap van regeringsstelsels aan de universiteit van Harvard, dat voor het grootste deel van de wereld de VS “de schurkensupermacht aan het worden is… de enige grootste externe bedreiging voor hun maatschappijen.”

Kort daarna werden zijn woorden nagezegd door Robert Jervis, voorzitter van de American Political Science Association: “In de ogen van de wereld zijn de VS vandaag in feite de voornaamste schurkenstaat”. Zoals we al hebben gezien (hierboven) staat de wereldwijde publieke opinie hier grotendeels achter.

Bovendien dragen de VS deze titel met trots. Dat is immers de duidelijke bedoeling van de nadruk die de politieke klasse legt op het alleenrecht dat de VS zich moeten voorbehouden om tot geweld over te gaan wanneer hun land unilateraal beslist dat Iran zijn engagementen van dit akkoord overtreedt. Dit is een beleidsprioriteit die al lang meegaat, vooral bij liberale Democraten, en ze beperkt zich hoegenaamd niet tot Iran.

Zo bevestigde de doctrine van president Clinton (1991-1999) dat de VS het alleenrecht heeft om over te gaan tot de inzet van “eenzijdige militaire macht” om “ongehinderde toegang tot essentiële markten, energievoorraden en strategische hulpbronnen” te verzekeren, of voor beweerde “veiligheids- en humanitaire bezorgdheden”. De toewijding tot diverse vormen van deze doctrine werden in de praktijk steeds weer bevestigd, iets wat nauwelijks moet worden bediscussieerd door mensen die bereid zijn naar de feiten van de hedendaagse geschiedenis te kijken.

Dit zijn een aantal kritische bedenkingen die onze aandacht zouden moeten trekken wanneer we het kernwapenakkoord van Wenen analyseren, of het nu door het Congres wordt bevestigd of gesaboteerd, wat best mogelijk is.

© Noam Chomsky and TomDispatch.com 2015

Het artikel “The Iranian Threat” Who Is the Gravest Danger to World Peace?” verscheen bij TomDispatch.com op 20 augustus 2015 en werd vertaald door Bavo Vanoost en Lode Vanoost. Overname van deze vertaling voor niet-commerciële doeleinden kan na toestemming van Tom Engelhardt, met weblink naar het origineel en deze vertaling. Je kan TomDispatch volgen op twitter @TomDispatch en Facebook.



Content

take down
the paywall
steun ons nu!