John Pilger: “Media bereiden kernoorlog voor”

Opinie -
donderdag 1 september 2016 13:06
John Pilger (theupcomong.co.uk)

John Pilger klaagt in zijn bekende stijl de media aan voor hun volgzame berichtgeving over de NAVO. Het Joegoslavië-tribunaal pleitte Miloševi? vrij van genocide, waarmee het centrale argument voor de NAVO-oorlog tegen Servië wegvalt. Het werd zo goed als volledig verzwegen door de media. Met hun ijverige oorlogsretoriek bereiden zij mee de kernoorlogen van de toekomst voor.

Het onschuldig verklaren van een man die werd beschuldigd van de ergste misdaad, genocide, heeft de krantenkoppen niet gehaald. Noch de BBC noch CNN brachten er verslag van uit. The Guardian beperkte zich tot een korte commentaar. Een dergelijke zeldzame officiële bekentenis werd begraven of onderdrukt. Begrijpelijk. Het zou immers te veel vertellen over hoe de leiders van deze wereld over ons heersen.

Het Internationale Joegoslaviëtribunaal (ICTY) in Den Haag heeft in alle stilte voormalig Servisch president, wijlen Slobodan Miloševi? (‘Milosjevitsj’), vrijgesproken van oorlogsmisdaden tijdens de Bosnische Oorlog van 1992-95, ook van de slachting in Srebrenica.

Verre van samen te spannen met de wel door het ICTY-Tribunaal in Den Haag veroordeelde Bosnische Serviër Radovan Karadži? (‘Karadzjitsj’) heeft Miloševi? de “ethnische zuiveringen in Bosnië veroordeeld”, heeft hij zich gekant tegen Karadži? en heeft hij geprobeerd de oorlog die Joegoslavië verscheurde stop te zetten. Diep begraven ergens op het einde van het 2590 pagina’s tellend vonnis van het ICTY-Tribunaal over Karadži? afgelopen februari 2016, breekt deze waarheid de propaganda verder af die de illegale Navo-aanval op Servië van 1999 rechtvaardigde.

Miloševi? overleed aan een hartaanval in 2006, alleen in zijn cel in Den Haag, tijdens een showproces door een in de VS verzonnen “internationaal strafhof”. Een hartoperatie die zijn leven zou kunnen hebben gered werd hem geweigerd, zijn toestand verslechterde terwijl die werd gevolgd en geheim gehouden door Amerikaanse functionarissen, zoals Wikileaks ondertussen heeft geopenbaard.



Diep verborgen in het vonnis dat Radovan Karadži? schuldig verklaarde aan genocide staat dat Slobodan Miloševi? onschuldig is, tien jaar nadat hij in Den Haag aan een niet verzorgde hartkwaal is overleden. Hij heeft geen genocide georganiseerd, noch in Bosnië, noch in Kosovo, meer nog, hij heeft zich blijkbaar verzet tegen de slachtingen onder leiding van Karadži? …

Miloševi? was het slachtoffer van oorlogspropaganda die ook vandaag van ons scherm en onze kranten druipt en die ons in groot gevaar brengt. Hij was het prototype van de duivel, afgeschilderd door de Westerse media als “de slachter van de Balkan”, verantwoordelijk voor “genocide”, vooral in de afvallige Joegoslavische provincie Kosovo. Brits eerste minister Tony Blair heeft hem zo omschreven, haalde de Holocaust erbij en eiste een optreden tegen “deze nieuwe Hitler”. David Scheffer, toenmalig Amerikaanse speciaal ambassadeur voor oorlogsmisdaden (sic), verklaarde dat tot “225.000 etnisch Albanese mannen tussen 14 en 59 jaar in 1999 zouden zijn gedood door de troepen van Miloševi?”.

Dit was de ultieme rechtvaardiging voor de NAVO-bombardementen op Servië en op Servische stellingen in Kosovo, geleid door Amerikaans president Bill Clinton en Brits eerste minister Blair. Deze NAVO-bombardementen doodden honderden burgers in ziekenhuizen, scholen, kerken, parken en televisiestudio’s en vernietigden de Servische economische infrastructuur. Dit was een uitdrukkelijk ideologische beslissing.

Op de beruchte “vredesconferentie” in het Franse Rambouillet werd Miloševi? geconfronteerd door Madeleine Albright, Amerikaans minister van buitenlandse zaken, die berucht werd met haar uitspraak dat de dood van een half miljoen Iraakse kinderen (tijdens de door de VS en Groot-Brittannië opgelegde economische boycot) “het waard was”.

Albright overhandigde toen een “voorstel” aan Miloševi? dat geen enkele nationale leider kon aanvaarden, tenzij hij instemde met een volledige militaire bezetting van zijn land door een bezettingsmacht die (volgens de termen van het voorstel) boven de wet zou staan en bovendien het opleggen van de neoliberale “vrije markt” inhield. Als hij dit niet aanvaardde zou Servië worden gebombardeerd.

Dit stond beschreven in “Appendix B” van het akkoord van Rambouillet die de media hebben nagelaten te lezen of hebben verzwegen. Het doel van dit opgelegde akkoord was Europa’s laatste onafhankelijke “socialistische” staat te vernietigen.

Van zodra de NAVO begon te bombarderen kwam een stroom van Kosovaarse vluchtelingen op gang, “op de vlucht voor een Holocaust”. Van zodra de NAVO-aanval over was, streken in Kosovo talrijke internationale politieteams neer om de slachtoffers van de “holocaust” op te graven. De Amerikaanse inlichtingendienst FBI slaagde er niet in ook maar één massagraf te vinden en trok zonder resultaten huiswaarts.

Een Spaans forensische team deed hetzelfde, terwijl de teamleider de “semantische pirouette van de oorlogspropagandamachines” aanklaagde. De finale som van de doden in Kosovo was niet 225.000 maar 2788. Daar zaten zowel strijders tussen van beide zijden als burgers, naast Albanese Kosovaren waren dat Servische Kosovaren en Roma-Kosovaren die vermoord werden door het pro-NAVO Kosovaarse Bevrijdingsfront UCK. Er was nooit een genocide gepleegd. De NAVO-aanval was zowel bedrog als een oorlogsmisdaad.

Op een klein aantal na troffen al de zo geprezen Amerikaanse “precisiebommen” niet militaire, maar burgerdoelwitten, waaronder de nieuwsstudio’s van Radio Televisie Servië in de Servische hoofdstad Belgrado. Zestien mensen stierven toen, waaronder cameramensen, producers en een schminkster. Blair omschreef de doden krenkend als leden van de Servische “command and control”. In 2008 onthulde Carla Del Ponte, aanklaagster van het Internationale Joegoslaviëtribunaal, dat ze onder druk was gezet om de oorlogsmisdaden van de NAVO in Joegoslavië niet te onderzoeken en zich uitsluitend te beperken tot de misdaden van de Servische strijdkrachten en milities.

Dit werd voor Washington het propaganda-model voor de daaropvolgende invasies van Afghanistan, Irak, Libië en meer verborgen ook Syrië. Al deze invasies kunnen volgens de normen van de oorlogsprocessen in Nuremberg (1945-1946) als grove misdaden worden bestempeld. Allen steunen ze op mediapropaganda.

Terwijl de boulevardpers haar traditionele rol speelde, was het de ernstige, geloofwaardige, vaak progressieve journalistiek die het meest effectief was – de vererende uitstalling van Blair en zijn oorlogen door The Guardian, de onophoudelijke leugens over Iraaks president Saddam Hoesseins onbestaande massavernietigingswapens in The Observer en The New York Times en het foutloze tromgeroffel van de overheidspropaganda door de BBC in hun verzuimend stilzwijgen.

Tijdens het hoogtepunt van de NAVO-bombardementen interviewde BBC-journalist Kirsty Wark NAVO-bevelhebber generaal Wesley Clark. Boven de Servische stad Niš (‘nisj’) had het net Amerikaanse clusterbommen geregend op een open markt en in een ziekenhuis die vrouwen, ouderen en kinderen doodde. Wark stelde hier geen enkele vraag over, noch over eender welke andere burgerslachtoffers.

Andere journalisten waren stoutmoediger. In februari 2003, de dag nadat Blair en Bush Irak in vuur en vlam hadden gezet, stond Andrew Marr, politiek redacteur van de BBC, in Downing Street en hield wat als een overwinningsspeech mocht beschouwd worden. Opgewonden vertelde hij zijn kijkers dat Blair had voorspeld dat “ze Bagdad zullen kunnen innemen zonder een bloedbad en dat de Irakezen uiteindelijk zouden vieren. Op beide punten werd ontegensprekelijk zijn gelijk bewezen.” Vandaag, met een miljoen doden en een samenleving in puin, worden Marr’s toenmalige BBC-interviews aanbevolen als bronnenmateriaal door de Amerikaanse ambassade in Londen.

Marr’s collega’s stonden in rij om Blair “vrij van elke verdenking” te verklaren. Matt Frei, BBC-correspondent in Washington, zei dat “er geen twijfel over bestond dat het verlangen om het goede te verspreiden, om Amerikaanse waarden naar de rest van de wereld te brengen, en in het bijzonder naar het Midden-Oosten… nu steeds meer verbonden is met militaire macht.”

Deze onderdanigheid aan de VS en hun bondgenoten als een goedaardige macht die “het goede verspreidt” is een dogma dat diep geworteld zit in de Westerse gevestigde journalistiek.

Het zorgt er voor dat de huidige catastrofe in Syrië exclusief wordt geweten aan Syrisch president Bashar al-Assad. Voor zijn val zweren het Westen en Israël al lang samen, niet om enige humanitaire bekommernis, maar om Israëls agressieve macht in de regio te consolideren.

De jihadistische krachten die werden ontketend en bewapend door de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, Turkije en hun “proxy-coalition” dienen dit doel. Zij zijn het die de propaganda en video’s verspreiden die nieuws worden in de VS en Europa en die toegang verschaffen aan journalisten en een eenzijdige “berichtgeving” over Syrië verzekeren.

De Syrische stad Aleppo is nu in het nieuws. De meeste lezers en kijkers zullen in de mainstream media niet vernemen dat de meerderheid van de bevolking van Aleppo in het door de overheid gecontroleerde westelijke deel van de stad leeft. Dat zij daar onder dagelijkse bombardementen van de door het Westen gesponsorde Al-Qaeda lijden is geen nieuws. Op 21 juli vielen Franse en Amerikaanse bommenwerpers een door de Syrische overheid gecontroleerd dorp aan in de provincie Aleppo, waarbij tot 125 burgers omkwamen. Hierover werd bericht op pagina 22 van de Guardian. Er waren geen foto’s bij.

Na het jihadisme in Afghanistan in de jaren 1980 te hebben gecreëerd en onderschreven als Operatie Cycloon – het wapen om de Sovjet-Unie die toen Afghanistan bezette te vernietigen – doet de VS iets gelijkaardigs in Syrië. Net zoals de Afghaanse moedjahedien zijn de Syrische “rebellen” in Syrië het voetvolk van de VS en Groot-Brittannië. Velen vechten voor Al-Qaeda en zijn varianten. Sommige van die groeperingen, zoals het Nusra-Front, hebben zichzelf omgedoopt om zich te schikken naar de Amerikaanse gevoeligheden over 9/11. De CIA leidt ze met enige moeite, zoals het jihadisten leidt over de hele wereld.

Het onmiddellijke doel van de operatie in Syrië is de regering in Damascus te vernietigen die, volgens de meest geloofwaardige peilingen (YouGovSiraj) nog steeds door de meerderheid van de Syriërs wordt gesteund, of bij wie ze op zijn minst bescherming zoeken, ongeacht de barbaarsheden die ook onder dat regime gebeuren. Het doel op lange termijn is Rusland een sleutelpartner in het Midden-Oosten te ontzeggen als onderdeel van een uitputtingsoorlog door de NAVO tegen de Russische Federatie met als doel Rusland uiteindelijk te vernietigen.

Het risico op een kernoorlog is daarbij duidelijk aanwezig, hoewel dat wordt onderdrukt in de media van “de vrije wereld”. De redacteurs van The Washington Post, die de fictie van de massavernietigingswapens in Irak hadden gepromoot, eisen nu dat Obama Syrië zou aanvallen. Democratisch presidentskandidaat Hillary Clinton, die als toenmalig minister van buitenlandse zaken openlijk juichte over de vernietiging van Libië, heeft herhaaldelijk aangegeven dat ze, als president, “verder zal gaan” dan Obama.

Gareth Porter, een alternatief onderzoeksjournalist die bericht vanuit Washington, heeft onlangs de namen onthuld van zij die wellicht de regeringsploeg van Clinton zullen vormen en een aanval op Syrië plannen. Allen hebben zij een oorlogsverleden uit de Koude Oorlog. De voormalige CIA-directeur Leon Panetta (2009-2001) zei al dat “de volgende president zal moeten overwegen om bijkomende Special Forces op het (Syrische) terrein te sturen”.

Wat het meest opmerkelijk is aan deze stroom van oorlogspropaganda is zijn duidelijke absurditeit en vertrouwde herkenbaarheid. Ik heb archiefbeelden uit het Washington van de jaren 1950 doorlopen toen tegen diplomaten, ambtenaren en journalisten een heksenjacht werd georganiseerd en die werden geruïneerd omdat ze de toenmalige leugens en de paranoia over de Sovjet-Unie en China in vraag stelden. Zoals een terugkerende kanker is de anti-Rusland cultus terug van weggeweest.

In Groot-Brittannië leidt journalist Luke Harding van The Guardian de Rusland-haters in een stroom van journalistieke parodieën die Vladimir Poetin verantwoordelijk stellen voor elk mogelijk onrecht op aarde. Toen het lek van de Panama Papers werd gepubliceerd zei de voorpagina “Poetin” en stond een foto van Poetin bij. Het deed er niet toe dat Poetin nergens in die lekken werd vernoemd.

Zoals Miloševi? toen is Poetin vandaag duivel nummer één. Hij was het die een Maleisisch passagiersvliegtuig boven Oekraïne heeft neergehaald. Krantenkop: “Wat mij betreft heeft Poetin mijn zoon vermoord.” Bewijs is niet vereist. Poetin was ook verantwoordelijk voor de door Washington ondersteunde en betaalde omverwerping van de verkozen regering in Kiev in 2014. De daaropvolgende terreurcampagne door fascistische milities tegen de Russisch-sprekende bevolking van Oekraïne was het resultaat van Poetins “agressie”.

Verhinderen dat de Krim een NAVO-raketbasis zou worden en het beschermen van de grotendeels Russische bevolking daar, die in een referendum had gekozen om zich terug bij Rusland te voegen – waarvan het was afgescheiden in 1954 – waren eveneens voorbeelden van Poetins agressie. Laster door de media wordt onvermijdelijk oorlog door de media. Als er een oorlog uitbreekt met Rusland, bewust of per ongeluk, zullen journalisten daar een groot deel van de verantwoordelijkheid voor dragen.

In de VS is de anti-Rusland campagne uitgegroeid tot een virtual reality show. Paul Krugman, columnist bij de New York Times en Nobelprijswinnaar economie, heeft Donald Trump de Siberian Candidate genoemd omdat Trump Poetins man zou zijn. Trump heeft in een zeldzaam helder moment immers durven te verklaren dat oorlog met Rusland misschien een slecht idee zou zijn. In feite ging hij nog verder en haalde Amerikaanse wapenleveringen aan Oekraïne uit het Republikeinse kiesprogramma. “Zou het niet fantastisch zijn als we goed opschoten met Rusland”, zei hij.

Dit is dan ook de reden dat Amerika’s oorlogszuchtige liberale establishment hem haat. Trumps racisme en demagogische tirades hebben daar niets mee te maken.

Bill en Hilary Clintons geschiedenis van racisme en extremisme kunnen trouwens Trump om het even wanneer overtreffen. (Deze week is het de twintigste verjaardag van Clintons “hervorming van de welvaartstaat” die een oorlog ontketende tegen de Afro-Amerikanen).

Wat Obama betreft: terwijl de Amerikaanse politie zijn mede-Afro-Amerikanen neerkogelt heeft de “grote hoop in het Witte Huis” niets gedaan om hen te beschermen, niets gedaan om hun verarming tegen te gaan, maar heeft hij wel vier roofzuchtige oorlogen en een nooit geziene moordcampagne (met drones), gevoerd.

De Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst CIA heeft geëist dat Trump niet wordt verkozen. Generaals van het Pentagon hebben geëist dat hij niet wordt verkozen. De pro-oorlog krant New York Times neemt even een pauze van haar niet aflatende laag-bij-de-grondse lastercampagne tegen Poetin en eist eveneens dat hij niet wordt verkozen. Er is met andere woorden iets gaande.

Deze propagandisten van een “permanente oorlog” zijn als de dood dat de miljardenbusiness van de oorlogen waarmee de VS hun dominantie over de wereld behouden zal worden ondermijnd als president Trump een deal zou sluiten met Poetin en daarna met China’s Xi Jinping. Hun paniek over de mogelijkheid dat de grote wereldmacht op aarde over vrede zou gaan spreken – hoe onwaarschijnlijk ook – zou slechts een macabere grap zijn, ware het niet dat deze kwesties zo onheilspellend zijn.

“Trump zou Stalin geweldig hebben gevonden!” loeide vice-president Joe Biden tijdens een kiesmeeting voor Hilary Clinton. Terwijl Clinton knikte schreeuwde hij: “Wij buigen nooit. Wij plooien nooit. Wij knielen nooit. Wij geven nooit toe. De finishlijn is van ons. Dat is wie we zijn. Wij zijn Amerika!”

In Groot-Brittannië heeft ook Labourvoorzitter Jeremy Corbyn hysterie uitgelokt bij de oorlogsstokers binnen Labour en bij de media, die zich er toe inzetten om hem voortdurend te bekladden. Lord West, voormalig admiraal en Labour-minister, heeft dat goed uitgedrukt. Corbyn nam volgens hem een “ongehoorde” anti-oorlogspositie in “omdat dat de gedachteloze massa voor hem doet stemmen”.

In een debat met Owen Smith, zijn uitdager voor het leiderschap van de partij, kreeg Corbyn van de moderator de vraag: “Hoe zou u reageren op een schending door Vladimir Poetin van een NAVO-staat?” Corbyn antwoordde: “Je zou moeten voorkomen dat zoiets in de eerste plaats gebeurt. Je zou moeten een goede dialoog met Rusland opstarten… Wij zouden proberen een demilitarisering door te voeren van de grenzen tussen Rusland, Oekraïne en andere landen op de grens tussen Rusland en Oost-Europa. Wat we niet kunnen toelaten is een rampzalige opbouw van troepen aan beide zijden die enkel tot een groot gevaar kan leiden.”

Met aandrang gevraagd of hij toestemming zou geven voor een oorlog tegen Rusland “indien hij moest”, antwoordde Corbyn: “Ik wens niet ten oorlog te trekken – wat ik wil is een wereld opbouwen waarin het niet nodig is ten oorlog te trekken.”

Het soort vragen dat hier wordt gesteld heeft in grote mate bijgedragen tot de opkomst van de Britse ‘liberale’ oorlogsvoerders. Labour en de media hebben hen lange tijd carrièremogelijkheden geboden. Een tijdlang heeft de morele tsunami van de grote misdaad in Irak hen doen spartelen, hun omkering van de waarheid werd slechts een tijdelijke verlegenheid. Ongeacht de bevindingen van de onderzoekscommissie Chilcot over de manier waarop Tony Blair zijn land in de aanval op Irak meesleurde en de berg belastende feiten blijft Blair voor hen een inspiratiebron omdat hij een “winnaar” was.

Andersdenkende journalistiek en wetenschap zijn sindsdien systematisch gebannen of toegeëigend, democratische ideeën worden ontdaan van elke betekenis en hervuld met “identity politics”. Die verwart gender met feminisme en publieke angst met bevrijding. Die negeert bewust het staatsgeweld en de wapenbusiness die talloze levens verwoesten in verafgelegen plaatsen zoals Jemen en Syrië. Die kunnen ook een kernoorlog uitlokken in Europa en over de hele wereld.

De nieuwe beweging van mensen van alle leeftijden rond de spectaculaire opkomst van Jeremy Corbyn gaat tot op zekere hoogte in tegen deze tendens. Corbyn heeft zijn hele leven gewijd aan het aanklagen en openbaar maken van de gruwel van de oorlog. 

Het probleem voor Corbyn en zijn aanhangers is de Labour partij. In de VS is het probleem voor de duizenden aanhangers van Bernie Sanders de Democratische partij, om nog maar te zwijgen van het ultieme verraad door hun grote witte hoop (Sanders). In de VS, thuisbasis van de grote burgerrechten- en vredesbewegingen, zijn het de bewegingen Black Lives Matter en Codepink1 die de basis leggen voor een hedendaagse moderne versie van de burgerbewegingen. Want alleen een beweging die aanzwelt in alle straten en over alle grenzen heen en die niet opgeeft kan de oorlogsstokers stoppen.  




In 1917 zal het een eeuw geleden zijn dat Wilfred Owen2 (foto) het volgende gedicht schreef. Ieder journalist zou het moeten lezen en onthouden…

 

 

 

  • If you could hear, at every jolt, the blood
  • Come gargling from the froth-corrupted lungs,
  • Obscene as cancer, bitter as the cud
  • Of vile, incurable sores on innocent tongues,
  • My friend, you would not tell with such high zest
  • To children ardent for some desperate glory,
  • The old lie: Dulce et decorum est pro patria mori.

(Vrij samengevat: Als je de horror van oorlog zou zien en voelen, zou je niet met zoveel ijver de oude leugen vertellen: “Zoet en eervol is het te sterven voor het vaderland”)

John Pilger, 23 augustus 2016

Provoking nuclear war by media werd gepubliceerd door John Pilger op zijn website en vertaald uit het Engels door Karel Lietaert.

1   BlackLivesMatter begon als hashtag in 2013 na een zoveelste moord op een Afrikaan-Amerikaan door een politieagent en werd een beweging. CodePink, voluit CodePinkWomenForPeace is een vredesbeweging in de VS, opgericht in 2002.

2   De Britse soldaat Wilfred Owen stierf op 25-jarige leeftijd in de Franse loopgraven, één week voor de wapenstilstand. Hij schreef dit gedicht in een brief aan zijn moeder in 1917. Het werd gepubliceerd in 1920. 



Content

take down
the paywall
steun ons nu!