De steenkoolcentrale van Belchatów, Polen. Foto: Fotopolska.eu/
Analyse - Zofia Bieńkowska, Piotr Drygas, Przemysław Sadura, Krytyka Polityczna,

Pools klimaategoïsme of hoe corona ons veranderd heeft

Een groep Poolse sociologen onderzocht hoe COVID-19 de houding van Poolse vrouwen en mannen ten opzichte van de verandering van het klimaat beïnvloedde. Ze leerden ondermeer dat stadsmensen beperkingen op het verbranden van steenkool, autorijden of het eten van vlees ondersteunden, zolang het hen persoonlijk niet raakt in hun levensstijl. Bewoners van kleinere steden, het platteland en lagere klassen in het algemeen blijken eerder voorstander van beperkingen op vliegreizen, luxeconsumptie of dure vakanties te zijn.

dinsdag 25 mei 2021 12:40
Spread the love

 

Meer dan een jaar geleden kwam een groot deel van de wereld, waaronder Polen, tot stilstand in lockdown om de verspreiding van COVID-19 te stoppen. Deze ongekende situatie prikkelde de verbeelding van commentatoren en toekomstvoorspellers. Die poogden vanaf het begin van de pandemie de verstrekkende gevolgen van het SARS-CoV-2-virus te voorspellen.

In een situatie van grote onzekerheid en moeilijk in te schatten gevaar is het een normale reactie om troost zoeken in intellectuele oefeningen die de kracht bewijzen van de rede, die niet capituleert in de strijd met het onbekende. Zelfs onsuccesvolle scenario’s stellen ons in staat een gevoel van controle te behouden en helpen ons de toekomst te temmen.

In de prognoses en analyses was geen gebrek aan optimistische stemmen die klaar stonden om in de ergste ramp een goed voorteken te zien. Zij zagen de COVID-19-pandemie als een kans om onze paraatheid en ons vermogen te verbeteren om de klimaatcrisis het hoofd te bieden.

Smog over de Poolse hoofdstad Warschau. Foto: Radik Kolakowski/CC BY-SA 2:0

Er zijn veel redenen voor dit “corona-klimaat-optimisme”. De pandemie had een gelegenheid kunnen zijn om na te denken, tot bezinning te komen en het wereldwijde consumentisme te beteugelen. Omdat de ziekte begon op een van die zogenaamde ‘natte markten’ (waar meestal illegaal levend wild wordt verkocht, nvdr.), werden we er nog eens aan herinnerd dat veel dierenziektes het gevolg zijn van industriële veehouderij.

De industriële veehouderij is niet alleen een ethisch probleem maar ook een bedreiging voor het klimaat en de volksgezondheid. Door de pandemie trad de staat eindelijk weer op de voorgrond, de enige instelling die in staat bleek onvoorstelbare beperkingen op te leggen aan de samenleving en de economie, maar tevens onze levensstijl veranderde. Door de wereldwijde blokkade in 2020 kon de planeet terug ademen, omdat de uitstoot enigszins afnam.

Wij zouden ons graag overgeven aan dit enthousiasme, maar wij zijn wetenschappers. Daarom besloten wij te onderzoeken hoe precies COVID-19 de houding van Poolse vrouwen en mannen ten opzichte van klimaatverandering beïnvloedde. Wij hebben daarom de analyse van enquêtegegevens van voorgaande jaren aangevuld met een sociaal experiment en focusgesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van verschillende generaties. Dit is wat we ontdekten.

Het was ooit beter met het klimaatbewustzijn van de Polen

Polen waren het meest bezorgd over de toestand van het leefmilieu aan het eind van de jaren 1980 en het begin van de jaren 1990. De dramatische vervuiling van de atmosfeer en de rivieren, het duidelijk uitsterven van de bossen en ten slotte de ramp van Tsjernobyl troffen en ontroerden zelfs burgers die verre van ecologisch actief waren.

Het hoogste niveau van bezorgdheid voor de natuur in Polen werd geregistreerd in 1993 (78 procent volgens het Poolse Centrum voor Onderzoek van de Publieke Opinie CBOS). Met de toename van alledaagse angsten, door de precaire arbeidsmarktsituatie, de dreigende inflatie en de noodzaak om zich in een volledig nieuwe realiteit te begeven, nam de bezorgdheid over “abstracte” onderwerpen als het milieu geleidelijk af (om nog maar te zwijgen van het klimaat, dat lange tijd afwezig was in het publieke debat). Het bewustzijn over het leefmilieu bereikte in 2006 met 40 procent een dieptepunt.

Deel van de oplossing: meer openbaar vervoer. Een nieuw treinstel in het station van Wroclaw. Foto: Hugh Llewelyn/CC BY-SA 2:0

De trend keerde pas tussen 2016 en 2018 terug met een sprong van meer dan 23 procent. De aandacht voor het smogprobleem in de Poolse steden heeft ongetwijfeld geholpen, net als de groeiende belangstelling voor het klimaatprobleem in de internationale gemeenschap en dus in de media.

De grootste bezorgdheid over het leefmilieu werd aangetroffen bij mensen in de grootste steden (maar liefst 69 procent tegenover 20 procent op het platteland). De laagste graad van bezorgdheid werd aangetroffen bij de ouderen (65+) en de allerjongsten (18-24).

Een enquête van de European Climate Foundation van juni 2020, dat wil zeggen in de vierde maand van de pandemie, schetste al een ander beeld. Respondenten boven 65 en jonger dan 35 veranderden het meest. Maar liefst 80 procent van de oudste respondenten was het nu eens met de stelling dat klimaatverandering een catastrofe zou kunnen veroorzaken. Onder de min 35-jarigen was dat veel minder maar toch nog steeds vrij veel, 51 procent.

Interessant is echter dat de laatstgenoemde categorie in vergelijking met de oudste respondenten minder bereidheid verklaarden om offers te brengen en hun levensstijl te veranderen. Het CBOS-onderzoek van oktober 2020 leverde vergelijkbare resultaten op: senioren uit de groep die zich in 2018 het minst zorgen maakte over de toestand van het milieu, behoorden twee jaar later tot de groep die zich het meest zorgen maakte.

Hoe vallen deze veranderingen te verklaren?

Kan het zijn dat het specifieke karakter van de ziekte (die vooral ouderen bedreigt) of de lockdown, waarvan de beperkingen qua mobiliteit en consumptie doen denken aan de eisen van het klimaatbeleid, deze twee leeftijdsgroepen heel anders hebben getroffen?

Hebben senioren die een reële bedreiging voor hun leven voelden daardoor een nieuwe gevoeligheid gekregen voor bedreigingen zoals de klimaatcatastrofe? En wat was de ervaring van jongeren? Hoewel zij zelf rechtstreeks geen levensgevaar voelden (wat niet wil zeggen dat ook in hun leeftijdscategorie daadwerkelijk mensen aan het coronavirus stierven), veranderde hun dagelijks leven wel het meest ingrijpend.

De vraag is dus of we in dit geval wel kunnen spreken van een bedreiging die de levensstijl rechtstreeks raakt. COVID-19 en lockdown hebben datgene op zijn kop gezet wat voor velen net het enige beschikbare en vertrouwde model van het dagelijks leven was.

Het door de pandemie veroorzaakte onbehagen (bewegingsbeperkingen, lagere consumptie) kan zich hebben vertaald in andere attitudes ten aanzien van soortgelijke veranderingen die burgers associëren met milieubescherming en klimaatverandering. Dit zou de groeiende discrepantie kunnen verklaren tussen het grote bewustzijn van de gevaren van de klimaatcrisis tegenover de eerder geringe bereidheid om offers te brengen om deze gevaren tegen te gaan.

“Ooit waren er vier seizoenen”

We hebben als test een experiment opgezet met focusgroepen in de leeftijdsgroepen onder 35 jaar en boven 60, die in grootstedelijke gebieden en kleine steden wonen. Omdat de studie traditioneel werd uitgevoerd, dus niet op afstand, en plaatsvond op het hoogtepunt van de COVID-19-pandemie (november 2020), dwong dit ons tot strikte veiligheidsmaatregelen.

Wij bespraken het klimaat en het klimaatbeleid met alle proefpersonen, maar onderwierpen daarbij de deelnemers in de experimentele groepen aan een bijzonder strikt hygiënisch veiligheidsregime (mondmaskers én gezichtsbeschermers, afstand, frequente ventilatie en ontsmetting van de ruimte).

Platteland tussen Warschau en Krakau. Foto: bertha.ca/blog

Wij lieten elk klimaatgesprek voorafgaan door vragen naar herinneringen aan persoonlijke ervaringen met de pandemie en de lockdown. Alle deelnemers vulden voor en na de studie vragenlijsten in over hun perceptie van de klimaatverandering en hun aanvaarding van de beperkingen van het klimaatbeleid.

Uit dit experiment bleek dat het toegenomen klimaatbewustzijn en de toegenomen offerbereidheid bij ouderen wellicht geen verband houden met de pandemie. Bij jongere mensen ligt dat anders: hier lijkt de impact van COVID-19 duidelijk. In de experimentele groepen van 20- en 30-jarigen zagen we een toenemend bewustzijn van de dreiging van de klimaatcrisis en een gelijktijdige afname van de bereidheid om offers te maken om die dreiging te bestrijden.

Deelnemers aan de focusgroepen gaven toe dat zij veranderingen in het functioneren van de natuur waarnemen die verband houden met de klimaatverandering. Dit was echter bijzonder uitgesproken bij oudere mensen (“Ooit waren er vier seizoenen. Er was de lente, elegant, mooi, later kwam de zomer, de herfst en de winter. En nu zijn er geen seizoenen meer”).

Alle ondervraagden uitten hun existentiële bezorgdheid over deze waargenomen veranderingen: de realiteit is niet langer vertrouwd en voorspelbaar. Het ritme van de natuur verandert, de natuur wordt onvriendelijk en gevaarlijk.

In het geval van ouderen is de overtuiging over klimaatverandering dan ook het gevolg van hun systematische observatie en het resultaat van veranderingen die zij tientallen jaren van hun leven aan den lijve hebben ervaren. In het geval van jongeren gaat het eerder over kennis uit verschillende bronnen, resultaat van een confrontatie van eigen waarnemingen met mediaberichtgeving.

Het is erg … maar het gaat ons niet aan

Voor jongere respondenten lijkt klimaatverandering nog ver weg. Zij voelen zich begrijpelijkerwijs gezond, sterk en bijna onsterfelijk. De klimaatcrisis is een kwestie die hen niet rechtstreeks aanbelangt – althans voorlopig niet. Naar hun mening worden andere generaties en inwoners van andere landen, andere diersoorten meer bedreigd. De veranderingen voltrekken zich volgens hen “ergens in de wereld” in sterkere mate dan in Polen zelf.

Dit is wat ze zeiden: “De manier waarop dingen veranderen, hoe echt deze opwarming van de aarde iedereen ook schaadt, het ergste van alles is toch vooral het verwoestend effect op dieren. Sommige soorten kunnen helemaal uitsterven.”

“Op de een of andere manier, als ik aan klimaatverandering denk, […] is dat niet zozeer lokaal, het is meer een mondiale schaal die bij me opkomt, dat wil zeggen […] die berichten over smeltende gletsjers of bossen ergens die branden. Het is dus wel echt zo dat het klimaat ook hier in Polen warmer wordt, maar op de een of andere manier kijk ik er niet zo tegenaan … Aan de ene kant kijk ik er wel negatief tegenaan, omdat het in de toekomst misschien wat onaangename gevolgen zal hebben, aan de andere kant, nou ja, het is gewoon handiger vanuit dit perspectief …”.

Bovendien was er alleen onder jongere respondenten een standpunt dat aangaf dat “het wel zal gaan” en dat de klimaatverandering toch niet bijzonder bedreigend is.

Wroclaw in de sneeuw. Foto: Klearchos Kapoutsis/lCC BY-SA 2:0

“Ik denk zelf dat deze hele klimaatverandering op zichzelf zo slecht nog niet is, omdat op de een of andere manier de natuur wel zal omschakelen. Wij zullen in een ander klimaat leren leven of gewoon naar een iets andere plaats op aarde verhuizen,” zei een jonge deelnemer aan het onderzoek.

Met een zekere naïviteit – het voorrecht van de jonge generaties – geloven jongeren dat onbeperkte ruimtelijke mobiliteit een universeel mensenrecht zal zijn. Volgens hen is het diepgaande vermogen om zich aan te passen aan een veranderende omgeving een universele competentie van de menselijke soort.

Op de vraag wie het meest getroffen zou worden door de klimaatcrisis, wijzen zij op de ouderen en de zieken (sic!). Dit kan worden geïnterpreteerd als een voorbeeld van het gebruik van psychologische verdedigingsmechanismen: we weten immers heel goed dat het net wel de jongeren zullen zijn, en niet de ouderen, die de meest negatieve gevolgen van de klimaatverandering gaan ondervinden.

De oudere bevolking zal de radicale gevolgen van de cumulatieve veranderingen die in de jaren vijftig van de 21ste eeuw worden verwacht, simpelweg niet meer meemaken. De deelnemers aan het onderzoek “vergeten” deze ongemakkelijke waarheid echter en maken zich liever zorgen over anderen dan over zichzelf.

In het “donkere doolhof”

Ouderen bleken minder geneigd de verantwoordelijkheid van de mens voor de klimaatverandering in twijfel te trekken. Soms namen zij een houding aan die men een soort ‘klimaatmoraal’ zou kunnen noemen. Zij zagen de klimaatverandering zelfs als een straf voor de menselijke hebzucht.

“De natuur zelf heeft niets geschapen wat ons zou bedreigen. Het was de mens die plastic uitvond, die auto’s uitvond, die olie uitvond. Ik bedoel, de olie zat in de grond […] de mens is het grootste virus in de wereld”, zei een bejaarde deelnemer ons.

Zulke stemmen zijn moeilijk te vinden in de groepen van 20- en 30-jarigen. Deze respondenten werden ook gekenmerkt door een groter scepticisme ten aanzien van wetenschappelijke autoriteiten en een grotere voorzichtigheid bij het formuleren van definitieve meningen.

Een jongere herinnerde zich: “Ik heb bijvoorbeeld een paar programma’s bekeken en er kwamen totaal verschillende stellingen aan bod, […] sommige wetenschappers beweerden dat dit gewoon zich cyclisch herhalende verschijnselen zijn, […] anderen stellen dat dit klimaatveranderingen zijn waar wij invloed op hebben, dat het onze schuld is. En ik weet het niet, de waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden”.

Dit is het gevolg van een fundamentele transformatie van kennis gebaseerd op informatie uit diverse online en meer traditionele bronnen. Wij verwachten nog steeds – althans in onze verklaringen – dat de informatie die de media beschikbaar stellen, waarheidsgetrouw is, maar de centra die vroeger garant stonden voor geloofwaardigheid, zijn aan het verdwijnen.

Opvallend in de verhalen van de ondervraagden is de afwezigheid van de school als bron van betrouwbare kennis over klimaatrampen. Het probleem hier is niet eens de inhoud van het leerplan, maar het programmatische gebrek aan onderwijs (zowel over het klimaat als over het verifiëren van informatie online).

Pre-pandemische scholen hielden jongeren in klaslokalen en beperkten hun toegang tot smartphones, om ze een paar jaar later ongeschoold los te laten in het “donkere doolhof” van het internet. De pandemie heeft de situatie zo veranderd dat afgesloten klaslokalen en beperkingen op het gebruik van mobiele toestellen verdwenen. Alles wat daarna overbleef was verwarring.

Poolse klimaathypocrisie

Een van de focusgroepen met senioren uit de grote steden bestond uit mensen met een hogere opleiding en een middenklasse-levensstijl. Deze groep bleek het meest bezorgd te zijn over de verslechterende toestand van de planeet. Zij veroordeelden overtuigd het egoïstische gedrag van hun landgenoten (“brandende banden in de kachel”) en inwoners van andere landen. Talrijke reizen gaven deze deelnemers aan het onderzoek een ruimere kijk op de werkelijkheid en verhoogden hun gevoeligheid voor de voortekenen van een catastrofe.

Een oudere deelneemster uit een grote stad zei ons: “Het is wel waar, het is waar [de klimaatverandering], want ik was op de pool. De gletsjers trekken zich terug, net zoals ze ons waarschuwen dat de gletsjers gaan smelten, ze trokken zich reeds bijna 3 kilometer terug, het ijsfront ging diep terug het land in.”

Onderzoeksrapport ‘Niet onze schuld, niet ons probleem’

Een andere deelneemster in deze groep met veel reiservaring was ontroerd door het verdwijnen van de Noorse gletsjers en de benarde toestand van de rendieren. “Het ergste zicht was een kudde rendieren bij temperaturen van +30 graden in het noorden van Noorwegen. Gewoon in de hitte … het was een zeer onaangenaam zicht”, zei ze.

Een kwartier na de eerste gesprekken, toen we van het onderwerp van de omvang en de betekenis van de klimaatverandering overgingen op manieren om een catastrofe te voorkomen, gaven dezelfde mensen blijk van de grootste vastberadenheid om ideeën te verwerpen om beperkingen in te voeren voor vliegreizen, vleesconsumptie en voor het jaarlijkse benzineverbruik.

De voorgestelde oplossingen werden door onze gesprekspartners vergeleken met de situatie in Albanië onder Enver Hoxha (dictator van 1941 tot aan zijn dood in 1985) en in het hedendaagse Noord-Korea. Zoals een persoon zei: “Zo zijn de tijden en ieder van ons had, denk ik, niet eens gedroomd dat het zo goed zou zijn als nu. Ik zeg “goed”, bon, want er is een prijs die we betalen voor deze goedheid, maar goed, als we nu allemaal terug zouden gaan naar beperkingen, wel, dan zou het leven niets waard zijn. Wel, het zou zijn zoals ze het in (Noord-)Korea hebben”.

Een verklaring is misschien dat de grootstedelijke middenklasse die zich het communistische Polen herinnert, nog niet heeft kunnen genieten van reizen en intensieve consumptie en nu niet die dingen wil opgeven waar ze pas recent toegang toe hebben gekregen. Bovendien is deze verworven levensstijl verbonden met een bepaald waardenstelsel, waarvan het opgeven de ontkenning van het bestaande leven zou betekenen.

Toch kan men hier een meer algemeen patroon vaststellen. In alle groepen was er een opvallende tendens naar meer enthousiaste reacties op die beperkingen die de sprekers zelf niet echt troffen en naar verzet als de veranderingen een reële impact hadden op hun persoonlijke dagelijks leven.

Zo steunden de inwoners van de grootsteden beperkingen op het verbranden van steenkool, reizen per auto en zelfs het eten van vlees. Ondervraagden uit kleinere plaatsen en uit de lagere klassen waren daarentegen zeer voorstander van beperkingen op privé- en zakenreizen per vliegtuig (“ik zou het er persoonlijk mee eens zijn, want ik vermijd vliegtuigen”), alsook van luxeconsumptie, dure vakanties, enz.

“Het is zoals ik in het begin zei, het gebeurt allemaal voor de luxe, voor de overbodigheid van de mens. Want toen de pandemie werd afgekondigd, de wereld werd afgesloten, konden de mensen een maand of twee, of hoeveel het er ook waren, leven, zonder vliegen, zonder wat dan ook. Je kunt het, je kunt het.”

Oude culturele codes

Afgezien van een dergelijk blame game tussen de sociale klassen, is er een andere strategie om de verantwoordelijkheid voor het lot van de planeet van zich af te schuiven of een uiting van het gevoel van onvermogen. Het is een verhaal onder het motto: “Het systeem heeft overal schuld aan”. De sjeiks, de Duitsers, de staat, het bedrijfsleven en de plaatselijke overheden gaan op in één systeem, dat wil zeggen “zij aan de top” die over alles beslissen of zelfs samenspannen, en in elk geval alles uiteindelijk in hun voordeel ombuigen.

In een op die manier functionerende wereld zijn acties of besluiten van individuen van onderaf van weinig belang. De bereidheid om zich te onderwerpen aan beperkingen ter verbetering van de klimaatsituatie wordt ook ondermijnd door het wantrouwen van de Polen jegens hun eigen staat – dat nog is versterkt door de maandenlange onsamenhangende maatregelen tegen de pandemie. Dit gebeurt in wisselwerking met een uitgesproken oud-Poolse culturele code (“ieder verbod is dom”) en het groeiende individualisme van de jongere generaties.

Voor zowel jongeren als ouderen is de meest overtuigende vorm van beperking – en vaak de enige die voor hen aanvaardbaar is – de controle van de prijzen van goederen zoals water, energie, enz. Deze beperkingen lijken minder streng en direct (hoewel ze natuurlijk leiden tot meer onrechtvaardigheid en ongelijkheid op klimaatgebied: de rijkere kan meer blijven vervuilen) omdat ze de illusie van keuze en handelsvrijheid creëren.

In de neoliberale werkelijkheid heeft alleen het individu zijn lot in eigen handen, heeft hij/zij invloed op de hoogte van het inkomen, en kan hij/zij vervolgens beslissen waaraan dat wordt besteed. Wij hebben vastgesteld dat vooral jongeren sterk gehecht zijn aan deze waarden.

Dit moet ook worden benadrukt in de context van de in februari 2021 gehouden CBOS-enquête, waaruit bleek dat voor het eerst in 20 jaar het aantal jongeren dat linkse standpunten inneemt, de rechtse jongeren heeft ingehaald.

De steenkoolcentrale van Dolna Odra. Foto: Zenon Korzeb/CC BY-SA 2:0

Maar wat betekent links voor hen? Afkeer van de kerk, rechts en het patriarchaat (zoals blijkt uit de massale deelname van jongeren aan straatprotesten in het najaar van 2020) kan voortvloeien uit hun gehechtheid aan vrijheid en persoonlijke autonomie. Vanuit het oogpunt van het klimaatbeleid zou het echter wel eens kunnen blijken dat een mentaliteitsverandering eerder een uitdaging dan een kans is.

In de Poolse samenleving, waar individualistische, anti-autoritaire culturele codes nog steeds belangrijk zijn, die nog versterkt worden door het neoliberale kapitalisme, zou het kader van beperkingen (reisbeperking, consumptielimiet) een onoverkomelijk obstakel kunnen zijn voor het klimaatbeleid, zelfs zonder de ervaring van de pandemie. In de post-pandemische situatie, waarin gehechtheid aan pro-klimaatoplossingen (beschouwd als beperkingen) zelfs onder jongere en beter opgeleide Polen twijfelachtig wordt, lijkt het gebruik van beperkingen dus dodelijk voor het klimaatbeleid.

In het licht van de resultaten van de hierboven besproken studie moeten pro-klimaat-attitudes in Polen worden voorgesteld als een onderdeel van de stijlveranderingen en het model van wat ‘een goed leven’ is. Die attitudes moeten echter overeenstemmen met kwaliteitsverwachtingen qua kwaliteit. Ze mogen zeker niet gezien worden als een dwang tot zelfbeperking, ascese of – na de crisis van de jaren 1980 en de toenmalige economische transformatie – opeenvolgende offers die worden afgedwongen door een “historische noodzaak” of morele chantage met morele verantwoordelijkheid voor het lot van de meest kwetsbaren.

Dit is mogelijk in zoverre consumptie – die noodzakelijk is om te overleven, om in een zeker comfort te leven of zelfs om status op te bouwen – niet noodzakelijk betrekking hoeft te hebben op emissie-intensieve goederen of diensten. Ook mobiliteit kan ecologisch zijn.

De organisatie van het werk, het openbaar vervoer, de stedelijke ruimte of aanpassingsinvesteringen moeten niet worden gezien als louter ‘lasten’, maar veeleer als een instrument voor een gemeenschap om het hoofd te bieden aan de veranderingen en om een materiële infrastructuur op te bouwen voor individuen, gezinnen en lokale gemeenschappen.

Een belangrijke uitdaging zal zeker de Poolse scepsis voor het idee van post-groei (degrowth) zijn, hoewel het paradoxale “achterstand-privilege” van Polen op vlak van energie of vervoer dit probleem, althans op korte termijn, kan oplossen.

De enorme omvang van de noodzakelijke uitgaven aan arbeid en kapitaal op het gebied van groene infrastructuur en diensten laat veel ruimte voor een klimaatbeleid dat vriendelijk is voor zowel werknemers, ondernemers als burgers.

 

Egoizm klimatyczny Polaków, czylijak nas zmienia koronavirus werd op 17 maart 2021 gepubliceerd op de website van het tijdschrift Krytyka Polityczna en naar het Nederlands vertaald door Maciej Bochajczuk.

Zofia Bieńkowska is doctoraalstudente sociologie aan de Universiteit van Warschau en onderzoeker aan het Instituut voor Sociale Antropologie van de Adam Mickiewicz Universiteit in Poznań. Piotr Drygas is doctoraatsstudent sociologie aan de Universiteit van Warschau. Przemysław Sadura is socioloog, publicist, docent aan de Faculteit Sociologie van de Universiteit van Warschau en curator van het Instituut voor Gevorderde Studies en het tijdschrift Krytyka Polityczna (politieke kritiek).

Dit rapport is een publicatie van de Poolse afdeling van de Duitse Heinrich Böll Stichting in Warschau in samenwerking met de Poolse Stichting Pole Dialogu (“Dialoogveld”).

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!