Analyse -

Vijf ongemakkelijke waarheden over racisme

'Racisme zit in ons DNA', 'racisme is voor dommeriken' en 'vandaag bestaat écht racisme nauwelijks nog'. Het zijn enkele van de vaak gehoorde uitspraken in het racismedebat dat ook deze week weer stevig oplaaide. Foute uitspraken, die de ongemakkelijke waarheden over racisme verbergen.

vrijdag 5 augustus 2016 14:41
Spread the love

1) Racisme heeft weinig te maken met een gebrek aan rationaliteit of domheid

Het is een wijdverspreide gedachte: racisme is een vorm van domheid of primitiviteit en heeft iets te maken met een gebrek aan kennis. Maar dat klopt niet. Het moderne racisme is het gevolg van een heel specifieke soort van kennis die ontstaat in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw: de moderne wetenschap.

Racisme is de schaduwkant van de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting. Racisme ontspruit dus niet uit onwetendheid of irrationaliteit. Het is net andersom. Het racisme dat in de twintigste eeuw tot zoveel ellende zou zorgen, kwam voort uit de classificaties van grote Verlichte geleerden.

Een voorbeeld van zo’n geleerde is Carl Linnaeus (1707-1778). Linnaeus staat vooral bekend omwille van de classificaties die hij aanbracht binnen het dierenrijk. Door te kijken naar fysieke gelijkenissen bracht hij dieren onder in verschillende soorten. Hij legde hiermee de basis voor de moderne biologie. Maar Linnaeus onderscheidde niet alleen verschillende soorten dieren. Ook op de mens paste hij zijn classificatiesysteem toe.




Volgens Linnaeus bestond de menselijke soort uit Europeanen, Indiërs, Afrikanen, Amerikanen en Aziaten. Een onderverdeling die uiteraard terug te voeren valt op fysieke gelijkenissen en verschillen tussen mensen. Maar Linnaeus ging nog verder dan dat. Aan de verschillende rassen kende hij ook verschillende eigenschappen toe. Volgens Linnaeus waren de Europeanen scherpzinnig en inventief. Bovendien, zo stelde Linnaeus, lieten Europeanen hun gedrag bepalen door wetten. Afrikanen daarentegen waren sluw, lui, nalatig en lieten zich leiden door grillen in plaats van door algemene wetten.

Doorheen de achttiende eeuw zien we dit soort van wetenschappelijke classificaties terugkeren. Steeds opnieuw worden Europeanen als mooier, slimmer en beter geportretteerd dan andere rassen, aan wie vooral negatieve eigenschappen worden toegekend.

Vanaf de negentiende eeuw komt dan ook een echt ‘wetenschappelijk racisme’ op. Dit ‘wetenschappelijke racisme’ probeerde via de werkwijze van moderne wetenschappen aan te tonen dat mensen van kleur van een inferieure soort waren dan witte mensen. Belangrijke conclusie die hieruit voortvloeide was dat niet-Europeanen geen aanspraak maakten op dezelfde rechten als Europeanen.

De Franse denker Henri de Saint-Simon stelde bijvoorbeeld dat het een wetenschappelijk feit was dat de Afrikaan, vanwege zijn biologische constitutie, niet hetzelfde niveau van ontwikkeling kon bereiken als de Europeaan. Bijgevolg waren ook de principes van vrijheid en gelijkheid niet van toepassing op Afrikanen zoals die van toepassing waren op Europeanen, concludeerde Saint-Simon.




Dit soort redeneringen was gemeengoed onder Europese intellectuelen en wetenschappers in het midden van de negentiende eeuw. Het ‘wetenschappelijke’ racisme kreeg een ware boost met de komst van het darwinisme. Darwin had het dierenrijk voorgesteld als een permanente strijd tussen soorten. Een strijd waarin de zwakkere soorten steevast het veld moesten ruimen voor de sterkere soorten die beter aangepast waren aan hun omgeving.

Het was slechts een kleine stap om deze theorie toe te passen op de menselijke “soorten”. Na Darwin kwamen dan ook een hele rits intellectuelen, publicisten en politici die stelden dat de blanke Europeaan de sterkere mensensoort was die andere soorten zou verdrijven. Het vormde de ideologische onderbouw van een imperialistische, kolonialistische en racistische politiek.

2) Racisme en democratie hebben meer met elkaar te maken dan we denken

Het racisme van de achttiende en negentiende eeuw was niet alleen een bijproduct van wetenschappelijke innovatie. Het was ook de keerzijde van een democratische revolutie. De gelijkheidsgedachte die in de grondteksten van de Amerikaanse en Franse revoluties vervat lag, riep op om iedere mens als mens te respecteren.

Om bestaande ongelijkheden te rechtvaardigen moest daarom teruggegrepen worden naar een ideologie die kon aantonen dat sommige mensen inferieure mensen waren. Half-mensen op wie de mensenrechten niet van toepassing waren. Het racisme vormde het perfecte antwoord op het radicale gelijkheidsideaal van de mensenrechten.



Franse Revolutie

Op het moment dat het wetenschappelijke racisme zijn intrede doet onder de Europese intelligentsia, verkeert Europa in een staat van politieke chaos. Sinds de Franse Revolutie werd de kaart van Europa voortdurend hertekend, oude elites zagen samen met hun macht ook hun wereldbeeld verkruimelen. Nadat de Franse revolutionairen hun eigen koning hadden onthoofd, was het duidelijk dat de door God gelegitimeerde koning niet langer het begin- en eindpunt van de politieke gemeenschap was. In de plaats kwam het volk als soeverein naar voor.

Of, om preciezer te zijn, een nieuwe elite die beweerde in naam van het volk te handelen. Maar wie of wat is het volk precies? En wie of wat legitimeert de soevereiniteit van het volk? Nu God en koning van hun sokkel gevallen waren, werden dit prangende vragen en Europese intellectuelen gingen op zoek naar antwoorden.

Eén van de belangrijkste antwoorden werd ontwikkeld door de Duitse filosoof Gottfried von Herder (1744-1803). Herder ontwikkelde het idee dat volkeren over een Volksgeist beschikken. Een soort collectieve ziel, zeg maar, die zich uit in de culturele manifestaties van het volk. De liederen, literatuur, tradities, gewoonten en, bovenal, taal: het waren volgens Herder allemaal uitingen van een welbepaalde ziel die ieder volk tot Volk maakte. Die volksziel zorgde ervoor dat volkeren streefden naar een eigen territorium en een eigen staat. Sterker nog, ieder volk moest een eigen natuurlijk gebied hebben waarin de ziel ten volle tot uiting kon komen, aldus Herder. Want het mengen van volkeren met verschillende zielen, of het verplaatsen van volkeren uit hun natuurlijke biotoop, kon enkel leiden tot de teloorgang van de ziel en het volk zelf.

De theorie van Herder over de Volksgeist zette de deur open naar een meer cultureel racisme. Herder ging er immers van uit dat cultuur een soort onvervreemdbare essentie is die aan een volk en een natuurlijk gebied plakt. Een essentie die bovendien kan bedreigd worden indien er teveel contacten zijn tussen verschillende volkeren. Eenmaal een dergelijk idee ingeburgerd raakt, wordt het volstrekt normaal om volksvreemde elementen te weren op grond van nationale veiligheid of om diversiteit als een bedreiging voor de eigen cultuur te zien. Het is vanuit die redeneertrant dat het moderne antisemitisme mede vorm kreeg.

Eén van de figuren die bepalend was voor dat moderne antisemitisme was de Duitser Wilhelm Marr (1819 – 1904). Marr was iemand die sterk onder invloed stond van de ideeën van Herder. Hij was een vurige aanhanger van het idee dat het Duitse volk een eigen staat moest krijgen, een staat waarin het volk ten volle zijn eigenheid kon beleven en uitdrukken. Maar volgens Marr kon er in die toekomstige Duitse staat geen plaats meer voor zijn voor joden. Zelfs indien joden zich volledig assimileerden bleven ze een ‘probleem’, aldus Marr. Volgens Marr bood zelfs assimilatie geen oplossing. Joden verdienden gewoon géén plaats op Duits grondgebied. Aan de basis van dit extreme standpunt lag een ver doorgedreven conflictmodel. Marr was er van overtuigd dat Duitsers en joden in een langdurend, historisch conflict verwikkeld waren. Een conflict waarin geen enkel compromis mogelijk was, want de overwinning van de ene zijde betekende de gegarandeerde ondergang van de andere zijde, aldus Marr.



Wilhem Marr

Niet onbelangrijk in deze context is dat Marr in zijn pamflet de Duitse en joodse identiteit racialiseerde. Volgens hem waren Duitsers en joden niet gewoon twee volkeren met een verschillende volksgeest, het waren ook twee verschillende rassen. Net daarom dat er geen compromis mogelijk was volgens Marr. Ras is nu eenmaal iets dat onveranderlijk is, het gaat om een biologische essentie die een persoon bepaalt, een essentie die onverveemdbaar is en die dus niet kan geassimileerd worden. Het is op die manier dat twee lijnen in het werk van Marr samenkomen: het idee van een Volksgeest wordt verbonden met de pseudowetenschappelijke leer over menselijke rassen. Het is de verstrengeling van deze twee ideologische lijnen die zou leiden tot de racistische excessen van de twintigste eeuw, het nazisme in het bijzonder.

3) Racisme floreert nog steeds, we hebben het alleen anders verpakt en herkennen het daarom niet meer

Het nazisme hebben we net als het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime en de Amerikaanse segregatie achter ons gelaten. Het lijkt alsof de hoogdagen van het racisme achter ons liggen. Met de nadruk op lijkt, want de ideeën die ten grondslag lagen aan de openlijk racistische regimes van de twintigste eeuw – het idee van een (bedreigde) volksgeest en de pseudowetenschappelijke raciale classificatie – leven nog steeds verder.

Als het multiculturalisme wordt afgezworen, dan is dat vaak vanuit het achterliggende idee dat de dominante cultuur bedreigd wordt door minderheidsculturen. Er heerst nog steeds een wijdverspreid idee dat de opkomst van de ene cultuur de ondergang van de andere zal inluiden en dat een culturele vermenging leidt tot degradatie. Herders concept van een Volksgeest die moet beschermd worden en zich niet mag mengen met andere Volksgeesten, zindert duidelijk op de achtergrond van dit soort denken na. Het Volk wordt als een lichaam gezien, migranten als de vreemde elementen die het lichaam ziek kunnen maken als ze met te veel zijn. Tegenwoordig hebben we het in dat verband over ‘absorptievermogen’ dat overschreden wordt. Klinkt mooier en properder, maar in wezen is het hetzelfde idee.




Het zijn niet enkel de ideeën van Herder die op een eigentijdse wijze blijven voortleven. Ook het pseudowetenschappelijke racisme van weleer bestaat nog, zij het in een andere vorm. Geschokt door de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog groeide er in de tweede helft van de twintigste eeuw onder intellectuelen en wetenschappers een nieuwe internationale consensus: het begrip ras en de pseudowetenschappelijke rassenleer moest van iedere legitimiteit ontdaan worden. Ras op zich werd niet langer beschouwd als een geldig wetenschappelijk concept. Rechtse en conservatieve groepen gingen daarom het concept cultuur steeds meer gebruiken om hiërarchische onderscheiden aan te brengen tussen groepen mensen.

In de laatste decennia van de twintigste eeuw ontstond een discours waarin de ene cultuur superieur of beter werd geacht dan een andere cultuur. Het waren die onderscheidingen die zuurstof gaven aan een nieuw racisme. Niet langer het ‘blanke’ ras werd superieur genoemd, maar wel de Westerse of Europese cultuur. Andere culturen werden als primitief, barbaars of achterlijk beschouwd. Hetzelfde schema van Westerse superioriteit keerde dus terug, maar bediende zich van andere concepten zoals ‘cultuur’, ‘beschaving’ of ‘waarden’.

4) Ook het hedendaagse racisme dient om onderdrukking onherkenbaar te maken of te rechtvaardigen. En racisme is nog steeds dodelijk

Het aanbrengen van hiërarchieën tussen verschillende culturen of beschavingen vervult een zelfde functie als het aanbrengen van hiërarchieën tussen mensen met verschillende huidskleuren. Het legitimeert onderwerping, onderdrukking en het schrappen van de courante rechten voor wie deel uitmaakt van een als lager gekwalificeerde cultuur. Saint-Simon stelde dat mensenrechten niet van toepassing waren op andere rassen omdat kon in twijfel getrokken worden of die rassen wel volledig menselijk waren. We zien deze redeneertrant vandaag opnieuw terugkeren. Het hedendaagse racisme moet de oorlogen die we voeren, de ongelijkheden die we laten betijen en de doden die ons systeem creëert rechtvaardigen.

Het is bijvoorbeeld nog steeds bon ton om te beweren dat sommige culturen en volkeren niet overweg kunnen met democratie of mensenrechten. Wel, net die redeneertrant wordt een vrijgeleide om die volkeren of culturen de toegang tot democratie en mensenrechten te ontzeggen door ze bloot te stellen aan dictaturen, geweld en marteling.

Op welke intense en grootschalige wijze dit kan gebeuren bewijst de recente geschiedenis. Op 20 maart 2003 viel een door de VS gecreëerde Coalition of the Willing het Irak van Sadam Hoessein binnen. Het was een oorlog die zou leiden tot een miljoen doden en een door terreur en sectarische conflicten verscheurde regio. Naast materieel gewin en geostrategische overwegingen, werd de oorlog tegen Irak ook gelegitimeerd en aangestuurd door het idee dat westerse democratie gewapenderhand kon en moest opgelegd worden in het Midden-Oosten.

Uit gegevens van de International Organization for Migration kunnen we concluderen dat sinds het jaar 2000 meer dan 25000 migranten stierven die op weg waren naar Europa. Het werkelijke cijfer ligt vermoedelijk veel hoger. Want niet alle doden worden getraceerd en illegale migranten laten geen officiële documenten na. De cijfers waar we ons op moeten baseren zijn daarom steeds naar beneden afgeronde schattingen.




De Middellandse Zee is bovendien lang niet de enige plek in de wereld waar migranten zich te pletter lopen tegen gesloten grenzen. Sinds 1998 stierven 6000 migranten in het desolate grensgebied tussen de VS en Mexico. Vaak kwamen ze om door uitdroging tijdens de lange tocht door de woestijn. Dat geldt evenzeer voor de Sahara waar tussen 1996 en 2013 meer dan 1700 vluchtelingen door ontbering stierven. Aan de Australische grenzen lieten sinds 2000 meer dan 1500 migranten het leven.

Toen begin september 2015 aan duizenden vluchtelingen (waarvan velen uit Irak) de toegang ontzegd werd om het station van Boedapest te betreden, verklaarde de Hongaarse premier Viktor Orban dat we niet mochten vergeten dat de vluchtelingen die hierheen komen een andere cultuur hebben, die niet rijmt met “onze” cultuur. In een vrije tribune die begin september 2015 verscheen in de Frankfurter Allgemeine Zeitung schreef Orban: “Men mag niet vergeten dat zij die arriveren (…) vertegenwoordigers zijn van een totaal andere cultuur. Dit is een belangrijke kwestie” aldus Orban, “want Europa en de Europese identiteit hebben christelijke wortels”.

De gesloten grenzen die we vandaag kennen zijn eigenlijk een vorm van globale apartheid. Net zoals mensen gediscrimineerd werden op basis van het volstrekt arbitraire criterium ‘huidskleur’, gebeurt dat ook op basis van het al even arbitraire criterium ‘geboorteplaats’ en ‘cultuur’. Niemand kiest ervoor waar hij of zij geboren wordt, maar je geboorteplaats en cultuur bepaalt wel ongeveer volledig de latere levensloop. Het zijn de concrete gevolgen van politieke beslissingen en een stilzwijgend aanvaard racisme. Het zijn door mensen gecreëerde ideologieën en afbakeningen, en het zijn ook mensen die uiteindelijk beslissen wie er al dan niet over die afbakeningen heen kan reizen.

Zowel in West- als Oost-Europese landen bestaan nu spontane en door de overheid georganiseerde kampen. In die kampen heerst rechteloosheid, zijn de hygiënische condities abominabel en worden mensen als vee samen gemurwd. De bewoners van de kampen zijn radeloos, hebben last van trauma’s en verkeren in een staat van wanhoop die verder wordt aangewakkerd door de permanente besluiteloosheid van Europese politici.

Het is een glimp van wat de toekomst ons zal brengen indien we niet ernstig gaan nadenken over het versoepelen van grenspolitiek en het aanpakken van een door en door racistische ideologie. Als we het racisme niet actief bekampen zal het ook in de 21ste eeuw opnieuw leiden tot met prikkeldraad ommuurde kampen waarin uitzichtloosheid en ellende de plak zwaaien.

5) Racisme is dus geen biologisch of natuurlijk gegeven dat ‘in ieder van ons zit’.

Het wordt vaak gezegd en geschreven: racisme is iets “dat een beetje in ieder van ons zit.” Neurochirurg Erik Van de Kelft heeft het in De Standaard bijvoorbeeld over racisme als een aangeboren eigenschap. Racisme is een instinct tussen andere instincten volgens Van de Kelf, “net zoals we allemaal graag eten en allemaal graag aan seks denken of doen.”

Racisme als instinct? Nee, dat klopt hoegenaamd niet. Uit alles wat hierboven staat blijkt net racisme een ideologie is waarvan het ontstaan samenhangt met het moderne wetenschappelijke denken, met de Verlichting, met het liberalisme en de democratie. Racisme was en is de manier waarop we het kolonialisme, het imperialisme, de gesloten grenzen, de ongelijkheid en de onderdrukking proberen te rationaliseren en te rijmen met liberale vrijheden en democratische principes. Dat is de pijnlijke waarheid die we niet onder ogen willen zien.




Wie schrijft dat racisme een soort instinct is, verwart twee, erg verschillende zaken. Het klopt dat we mensen voortdurend ordenen in categorieën van wij versus zij (familie/niet-familie, vrienden/niet-vrienden, bekend/onbekend, gevaarlijk/ongevaarlijk, etc.). Dat is even oud als de mens zelf, en om die reden is ook conflict en geweld even oud als de mens zelf.

Maar het is niet omdat mensen zichzelf en hun interactie met anderen vormgeven op basis van wij-zij onderscheidingen, dat we allemaal racisten zijn. Vanzelfsprekend is niet ieder wie-zij onderscheid racistisch. Racisme is een heel specifieke vorm van wij-zij onderscheiding waarin huidskleur of culturele kenmerken verabsoluteerd en hiërarchisch geordend worden. Een vorm die op die manier permanente en gewelddadige uitsluiting legitimeert. Die heel specifieke vorm van uitsluiting en onderscheiding die we racisme noemen, is historisch van aard en geen natuurlijk of biologisch gegeven.

Racisme is een ‘ideologie’. Onder ideologie moet hier verstaan worden: een min of meer coherent geheel van voorstellingen, praktijken en handelingen die een specifiek mens- en wereldbeeld reproduceren. Dat wereldbeeld bepaalt op zijn beurt hoe mensen zich gedragen en positioneren ten opzichte van elkaar. Het komt erop aan die ideologie te bekampen. En dat betekent dat racisme en de strijd ertegen altijd politiek is.Zolang we dat niet erkennen zal de strijd tegen racisme vruchteloos blijven.

 

Deze tekst is gebaseerd op een hoofdstuk uit Dit is morgen van Thomas Decreus en Christophe Callewaert  (EPO 2016)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!