Het culturele knuffel- & knuppelbeleid
Opinie -

Het culturele knuffel- & knuppelbeleid

Het Concertgebouw Brugge en de Gentse Vooruit werden door Cultuurminister Gatz op 30 januari als kandidaat voorgedragen om erkend te worden als kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap. Dat illustreert hoe er achter de schermen volop wordt gewerkt aan een institutionele hertekening van het ganse culturele veld. Wat is het grotere plaatje?

donderdag 5 februari 2015 14:13
Spread the love




Een beleid dat een omslag naar een
marktconforme cultuursector beoogt, eentje die zich openstelt voor allerlei
private belangen, moet een en ander in scène zetten om culturele organisaties
ook zover te krijgen. Het is immers een ingrijpende, tegennatuurlijke evolutie die
verlies aan controle en kwaliteitsbewaking met zich meebrengt. Zo’n omslag
krijgt geen voeten aan de grond zonder shocktherapie.

Besparingen zijn zo’n shock. Het breekt
de deur open voor uitverkoop. Maar die moet je als rechtse beleidsmaker ook nog
verkocht krijgen, zowel bij de kunstwereld als bij een breed publiek. Daar
bestaan verschillende scenario’s voor. Hierbij een bespreking van de drie
belangrijkste: de knuppel, de knuffel en in Vlaanderen nu ook het knuffel- &
knuppelbeleid. Ook cultuurbeleid kan soms creatief zijn.

De
knuppel (in de VS)

Een eerste evident scenario is de
intimidatie: de kunstwereld in een slecht daglicht stellen (via beschuldigingen
van wanbeheer of wangedrag) en oproepen (of dreigen) met verlies aan steun.

Zo stonden de jaren 1980 in de VS
onder Reagan bekend als the Cultural Wars:
uit onvrede met de waarden van hedendaagse kunst, zette Republikeinse senatoren
voortdurend de aanval in op the National
Endowment of the Arts
(NEA): dat publieke kunstfonds moest maar minder geld
krijgen of alleen middelen aan conventionele cultuur uitgeven.

Het was een tijd
waarin de rechtse overheid en hun media de aidsepidemie negeerde, omdat het een
ziekte zou zijn van minderheden met ‘immoreel seksueel gedrag’. Veel
kunstenaars trokken zich het lot van die en andere minderheden aan en maakten
er werk over. Dat werd door neoconservatieven onthaald op een
schandaalsfeertje, want gesubsidieerde kunstenaars moeten ‘neutraal’ zijn. Elke
vorm van maatschappijkritiek werd meteen als een politiek gebaar opgevat en
daar zou geen publiek geld aan gegeven mogen worden.

Het bleef niet bij intimidatie. Het
budget van de NAE werd effectief geknipt na de commotie rond de tentoonstelling
Black Male in het Whitney Museum in
New York in 1994.[1] In deze
tentoonstelling, die het woekerende racisme thematiseerde, waren veel naakte
zwarte lichamen te zien: een spel met de angst van de blanke gemeenschap voor
de fysieke verschijning van de zwarte man.




Vooral de sculptuur Night Rap van Mel Chin (zie afbeelding) veroorzaakte
veel ophef: een wapenstok die de politie op nachtronde draagt, waarvan het
zijdelingse handvat is vormgegeven als een zwarte penis in erectie. Het werk is
vandaag alleszins nog actueel als we denken aan het recente politiegeweld
waarbij herhaaldelijk ongewapende zwarte Amerikanen straffeloos neergeschoten
(of gewurgd) werden, dikwijls nog kinderen.

De
knuppel (bij ons)

Ook in eigen land is intimidatie een
beproefde tactiek: mandatarissen van extreem-rechts riepen tien jaar geleden
nog op om de subsidies voor het Toneelhuis in Antwerpen alsook de KVS in
Brussel te beknotten, vanwege het multiculturele programma of wat naakt op het
podium.

En vanaf 2011 waren er de columns van Bart De Wever waarin deze
Vlaams-nationalist de hedendaagse kunst op de korrel nam. Onder het mom van kunstkritiek volgde een reeks generaliserende verwijten: alle hedendaagse
kunst zou irrelevant geworden zijn, ‘onthecht’ van de gemeenschap, omdat “kunstenaars vandaag lakeien van de
gevestigde orde zijn” (DS, 2/02/2013).

Inspelend op de nood aan een publieke
dialoog over de rol van kunst, dienen deze veralgemenende uitspraken bovenal
als mediagenieke provocaties op de rug van de kunstwereld, met als electoraal doel
de eigen partij onder de aandacht te brengen. De vergelijking met de uithalen
van Geert Wilders (PVV) valt moeilijk te negeren (dixit: ‘kunst is een linkse
hobby van de elite, op kosten van de hardwerkende Nederlander’). De culturele
kaalslag in Nederland vanaf 2012 kennen we intussen als de giftige
erfenis van Zijlstra
.

In België krijgen vooral de Brusselse
federale instellingen opvallend veel intimidaties over zich heen. Zo liet staatssecretaris
Elke Sleurs (N-VA) in december 2014 nog uitschijnen
dat het Fin-de-Siècle museum weg moest uit het Koninklijk Museum van Schone
Kunsten te Brussel (MSKB). Een gans museum dat één jaar na de opening al meteen
dicht moet?

Dit soort imagoschade zou in het buitenland veel ophef veroorzaken:
Sleurs (gynaecologe van opleiding) is nog maar net op post en legt al meteen, zonder zelfs de moeite te
nemen om dit museum officieel te bezoeken, publieke verklaringen af over het
voortbestaan ervan.

Beeldt u in dat zoiets zou gezegd
worden over Tate Britain, Reina Sofia in Madrid, MOMA New
York of het Rijksmuseum in Amsterdam? Uitstraling is een bijzonder delicaat
gegeven voor zo’n grote instituten, die het toch ook van hun imago moeten hebben
bij een breed publiek, verzamelaars, critici en internationale pers. Voor het prestigieuze
MSKB, waar een meerjarenproject loopt in de uitbouw van meerdere thematische
musea, is dat een knuppel van jewelste.

Die komt natuurlijk niet onverwacht:
nog voor N-VA aan de macht kwam, beperkte het cultuurpolitieke verhaal van deze
partij zich vooral tot tendentieuze opiniestukken en een spervuur van
parlementaire vragen van Cieltje Van Achter en Cathy Coudyser over de federale
instellingen. Deze negatieve buzz moest
illustreren hoe ‘rot’ België toch wel was.

Jong N-VA organiseerde
zelfs een actie
aan de trappen van het Koninklijk Museum van Kunst en
Geschiedenis in het Jubelpark. Dat valt eveneens onder de bevoegdheid van Michel
Draguet, de Franstalige directeur van het MSKB. Jong N-VA scandeerde leuzen
waarin de aanwezigheid van asbest in dit eeuwenoude gebouw afgedaan werd als een persoonlijke fout van deze directeur. Nochtans is
die nog maar vanaf 2004 op post. En N-VA is niet bepaald de partij die pleit
voor méér middelen, waarmee dergelijke structurele problemen daadwerkelijk ook zouden kunnen worden aangepakt.

Aangezien dezelfde kritische
instelling van N-VA ontbreekt ten aanzien van wat er in sommige Vlaamse kunstinstellingen
misloopt en aangezien de heksenjacht plots stilviel zodra Michel Draguet in
februari 2014 directeur af was in het Jubelpark, kunnen we er moeilijk omheen dat
dit allemaal in de eerste plaats om een separatistische agenda gaat. We zijn
intussen een jaar verder. Is de staat van deze gebouwen en het collectiebeheer
in het Jubelpark vandaag dan plots zoveel veranderd?

Anders gezegd: waar zijn de
opiniestukken en de parlementaire vragen nu? Waar zijn de nieuwe middelen
waarvan de federale instellingen al decennia lang verstoken blijven, nu N-VA
het voor het zeggen heeft? Ze krijgen integendeel een zware besparing over zich
heen. Kortom: nu de Franstalige directeur bij het Jubelpark weg is, hoor je
N-VA niet meer. De intimidatie
gaat intussen wel verder
, gericht op de instellingen waar Draguet nog wel
bevoegd over is: het MSKB.

De
knuppel (uit private hoek)

Politici hebben echter geen
alleenrecht op shocks met intimidatie. Recent kwam die nog uit een andere hoek:
zelfs een experimentele opvoering van een opera als Don Giovanni door regisseur
Krzysztof Warlikowski in De Munt in december 2014, kan bij een bepaald elitair
publiek vandaag blijkbaar nog steeds controverse uitlokken. Treffend: in dit
door besparingen geteisterde Brusselse cultuurhuis lieten sponsors de directeur
na afloop van de première prompt weten ze dat ze hun steun zouden intrekken als
zoiets nog een keer zou voorvallen.

Dit illustreert dat dreigementen vanuit
private hoek minstens even fel kunnen zijn. Na de Reaganjaren zochten heel wat
Amerikaanse cultuurhuizen private sponsors om zich in te dekken tegen politieke
afstraffingen. Daar staat wel tegenover dat je de eigen werking moet
beperken tot het canon dat past binnen het waardenkader van de gefortuneerde
burgerij. Dat is bij ons niet anders.

Tot slot, private sponsors weten hun ‘liefdadigheid’
ook goed als een politieke hefboom te gebruiken: in de aanloop van de
anti-rokerswetgeving in New York dreigde de multinational Philip Morris (een
grote kunstsponsor in de VS) er bijvoorbeeld mee al haar investeringen in de
kunsten terug te trekken.[2]

Doodknuffelen
(van Blair tot Barroso)

Een tweede scenario is de truc van de
wurgende omhelzing. Het gaat om een omgekeerde aanpak: via een charmeoffensief
en extra middelen dring je de uitverkoop van de openbare dienstverlening op.
Het bekendste voorbeeld daarvan is ‘Creative
Britain
’, het cultuurbeleid dat premier Tony Blair vanaf 1998 uitrolde. Hij
zou de kunst eindelijk eens naar waarde weten schatten door ze een prominente
plaats te geven in zijn economisch beleid. Cultuur werd opgevat als een
industrie.

Conform de ideologie van The Third Way moesten de overheid en
haar openbare diensten ter beschikking worden gesteld van de markt en zodoende
werden kunst en erfgoed omgedoopt tot Creative
Industries
. Het budget verdubbelde bijna, maar de middelen gingen vooral
naar een regime aan managers die de vermarkting en privatisering moesten
realiseren en die daarenboven een artificieel controlebeleid invoerden via een
verstikkende mallemolen aan papierwerk die voor ‘professionalisering’ moest
doorgaan.

Het tijdperk van Cool Britannia was aangebroken, mooi in de lijn van bovenmaatse
prestigeprojecten die de aandacht van het falende beleid moeten wegleiden,
zoals the Millenium Dome en the Olympic Games in 2012. Na de crash
in 2008 maakte het cultuurbeleid aldaar evenwel een ommekeer: vanaf 2010 werd het
budget plots weer gehalveerd. Wie dan nog niet in de pas van de vermarkting
liep, kreeg met deze shock een flinke duw.

De historicus Robert Hewison
omschreef in zijn boek Cultural Capital. The Rise and Fall of Creative
Britain
(2014) hoe Groot Brittannië die omslag maakte naar wat hij een ‘cultureel kapitalisme’
noemt: cultuur gereduceerd tot economie en marketing, kunst die innovatief moet
zijn om er nieuwe markten mee te creëren. In hetzelfde jaar dat dit boek
verscheen, ging desondanks Creative
Europe
van start, duidelijk een nefast
doorslagje
van het Britse verhaal. Met een weliswaar marginale
budgetverhoging als lokaas, wordt kunst en cultuur in de vitrine gezet als de
bezemwagen van wat de ‘creatieve’ economie heet.

Ook dit beleid stuurt aan op méér meet-
en regelcultuur, de neoliberale managerialitis waarmee de leidende kaste controle
wil krijgen over het talent en de mondigheid van onze publieke cultuursectoren.
De sinistere cultuurpolitiek van de sociaaldemocraat Blair maakt vandaag dus
over gans Europa carrière. Met het recente aantreden (herfst 2014) van de
Hongaar Tibor Navracics als Europees Commissaris voor Cultuur en Onderwijs
dreigt bij het toekomstige EU-cultuurbeleid daarenboven een terugval in
middelen en wat rest aan ruimdenkendheid.

Want het
kan altijd nog slechter. Navracics is een neoconservatieve nationalist die in
eigen land de vrijheid van meningsuiting van de nationale media aan banden
heeft gelegd, een land
waar bovendien de geschiedenis in de handboeken op school onder controle van de
regering werden herschreven zodat leerlingen een nationalistisch betoog
aangeleerd krijgen dat de frictie met de buurlanden opzoekt.

Knuffel & knuppel: Vlaanderen
in actie

Een derde scenario zien we vandaag in Vlaanderen vorm krijgen. Om
de te verwachten nieuwe besparingen te doen slikken, werkt minister Gatz toe
naar een Grote Hertekening van het cultuurlandschap. Een institutionele hold-up, zeg maar. Het dient als camouflage voor een kaalslagbeleid en om
de aandacht van vermarkting weg te leiden naar een ambitieus maar vaag verhaal
over de toekomstvisie van het Vlaamse cultuurbeleid.

In een sector die al jaren niet is geïndexeerd en waar er net tot
7,5 procent werd weggesneden, kan je niet opnieuw evenveel weghalen zonder het
ganse institutionele veld voor jaren lam te leggen. Dat weet de minister ook. En
wie het austerity-regime volgt dat de
EU aan de lidstaten wil opleggen, weet dat onze rechtse regering dit of volgend
jaar sowieso nog wil besparen. Daarom werkt Gatz nu aan een verdeel-en-heersbeleid waarbij grote huizen nog groter zullen worden – dat is althans de
belofte – en promotie maken als ‘instelling van de Vlaamse Gemeenschap’.

Zo werden het concertgebouw Brugge en de Gentse Vooruit vorige
vrijdag ‘voorgedragen’ als kandidaat
, om vervolgens door een ‘onafhankelijke’
commissie geëvalueerd te worden. Dat moet gebeuren op basis van een lijstje
bijzondere algemene criteria waarmee je alle kanten uit kan. Een zoveelste schijnproces.
Want waarom mogen andere huizen zichzelf niet kandidaat stellen? Waarom Vooruit
wel en bijvoorbeeld de Beursschouwburg, NTG, KVS, het Toneelhuis, Kaai en BUDA
Kortrijk enzovoorts niet?

Deze ondemocratische selectie in verschillende klassen – een apartheidsregime eigenlijk – is een teken aan de wand voor de andere, kleinere
organisaties uit het Kunstendecreet. Wie valt er binnenkort af? Gaan de erkende
instellingen dan solidair actie voeren? Krijgen de ‘instellingen van de Vlaamse
Gemeenschap’ daarenboven hun eigen plichten opgedrongen? Zoals de promotie van
de ‘Vlaamse natie’, alsof België al niet meer zou bestaan? Gatz gaf natuurlijk
al te kennen dat de sector best wat meer survival
of the fittest
kan gebruiken. Daar was hij wel transparant over.

Helaas, met deze top-down kunstgreep zegeviert vooral wie het
creatiefst in lobbywerk is: cliëntelisme en kleptocratie. Eerder dan Darwin,
volgt Gatz dus de leer uit het boek Genesis: als een Noah selecteert hij wie
welkom is op zijn ark om ze ‘te beschermen’ tegen de zondvloed van zijn eigen
regering, met als wederdienst dat ze dan wel in de pas van Vervlaamsing en
vermarkting moeten lopen.

De shocktherapie van Gatz zal geschiedenis maken als een knuffel-
& knuppelbeleid: een select groepje krijgt er middelen bij, er zal gebouwd
worden. Méér beton, terwijl een generatie kunstenaars in de kou blijft staan.
Alles wat buiten dit verticaal ivoren toren-beleid valt, riskeert het zonder
‘zelfredzaamheid’ als onkruid te worden gewied. Die ‘aanwas’ moest toch eens
‘dapper’ aangepakt worden? In de gebruikte woorden over het cultuurbeleid zit
al meteen zoveel framing.

Zijn Nederlandse collega Halbe Zijlstra sprong in 2012 op de kar van
de apathie jegens de ‘snobistische’ kunstwereld, vlot gecultiveerd door sommige
media, en speelde daarbij in op de protestantse zuinigheidsmoraal. Hij
profileerde zich als de volkse strijder tegen ‘de arrogantie van de juiste
smaak’. Het was allemaal pijnlijk populistisch, maar het had wel het voordeel
van de duidelijkheid.

Gatz kiest vanaf zijn aantreden in 2014
voor een andere shocktherapie: het onheil zal als onvermijdelijk worden
voorgesteld, allemaal tegenvallers die ook hij betreurt. Een natuurfenomeen,
zoals de gang der sterren of de cirkel der seizoenen. TINA als toverformule. Via
een rookgordijn van bijgestuurde communicatie zal de minister zich profileren
als sterkhouder, zonder wie het nog zoveel erger zou zijn. Met die cosmetica
kan hij wat tijd kopen, de uitverkoop proberen uitrollen, en al doende maakt
hij velen medeplichtig.

Maar de cultuurstrijd die zich vandaag
over heel Europa in gang trekt, aangevoerd door een ommekeer naar links in Spanje,
Griekenland en Ierland, zal ook bij ons het publieke debat breder en scherper
maken. Dat is evenwel een proces van jaren eerder dan maanden of weken. De
inzet is een democratisering van het beleid.

Ook inzake kunst en cultuur gaat het over
méér bewustwording en méér kansen op emancipatie, dus over het belang van een open en horizontaal cultuurbeleid,
over de nood aan een cultuurpolitiek waarbij de cultuurparticipatie en
cultuureducatie van de mensen centraal staan, eerder dan het prestige van onze
economische regio.

De ziel gaat te voet, stap per stap: zo
is er nu zaterdag 7 februari om 18u onder de paraplu van Tout
Autre Chose & Hart Boven Hard
aan de kunstberg in Brussel de actie Action
aux Magritte
, met als credo: culture
is a weapon of mass construction
! En op 22 februari organiseert het kunstenaarscollectief
State of the arts in De Munt een symposium rond de vraag: What actions can we take together as a
field to
resist
the
tendency towards even more market-driven arts practices – a tendency we feel
will lead to monoculture?
Iedereen van goeie wil is welkom!

Robrecht Vanderbeeken is filosoof


[1] Stallabrass, Julian, (2004), Art Incorporated. The Story of Contemporary
Art.
Oxford University Press.

[2] Wu, Chin-Tao, (2002), Privatising Culture. Corporate Art
Intervention since the 1980s.
Verso.

take down
the paywall
steun ons nu!