2015: de grap van Gatz
Opinie -

2015: de grap van Gatz

Wat brengt het nieuwe jaar zoal op vlak van cultuur? Minister Gatz moet tegen 1 april zijn visienota voorleggen. We mogen ons alvast verwachten aan de truc met de Grote Hertekening van het cultuurlandschap, als camouflage voor nieuwe cuts. Wat nu onderweg is, stond in geen enkel verkiezingsprogramma van de regeringspartijen. De vraag is bijgevolg: hoe gaan wij onze democratie democratischer maken? Welke cultuurpolitiek eisen wij?

donderdag 15 januari 2015 16:24
Spread the love




Onze media
verwelkomen het nieuw jaar, zoals vanouds, met de vooruitzichten van wat er op
cultureel vlak allemaal te beleven zal zijn. Premières van exposities en
theatervoorstellingen, de releasedata van nieuwe boeken, grote evenementen waar
we naar kunnen uitkijken. 

Toch wordt
vooral 1 april voor de Vlaamse cultuursector een cruciale dag, want dan moet
Cultuurminister Gatz zijn visienota bekendmaken. Dat is net na de verplichte
begrotingscontrole van de overheid in maart, waarbij we ons aan de aankondiging
van een nieuwe besparingsronde kunnen verwachten. Onze regeringen staat nu
eenmaal onder curatele van de EU en daar zitten nog veel lijken in de kast. In
het belang van het zogeheten competitiviteitspact moet het néfaste austerity-regiem immers nog worden
opgevoerd. Dat werd allemaal al boven onze hoofden beslist, door de EU-top
tijdens het zomerreces, vlak na de verkiezingen van 25 mei.

Hoe gaat Gatz
dat combineren? Opnieuw saneren zodat zijn regering in het zadel blijft en tegelijk
zichzelf profileren als de politicus die een ‘dapper’ beleid durft voeren? In De Tijd (20/12/2014) gaf hij aan de
saneringen als een shockdoctrine te zullen gebruiken: ‘Door het schokeffect van
de besparingen moéten we dingen anders doen’. Dat wordt dus de truc met de
Grote Hertekening: het institutionele landschap aan cultuurhuizen wordt omgegooid.
De grote instituten zullen groeien, bij de kleintjes wordt het snoeien.

Binnen een geknipt
budget gaat de minister van bovenuit een artificiële ‘fitness’ organiseren:
vooral in Antwerpen zal er bijgebouwd worden, daar zorgde de schaduwpremier en
burgemeester van België via het regeerakkoord al voor. Een ivoren-toren-cultuurpolitiek
van verticalisme: aandacht voor Vlaamse vuurtorens. De rest van de sector komt
onder water te staan en moet bijgevolg maar wat meer aan ‘zelfbestuur’ doen.

Schijnprocessen

Op 1 april 2014,
een jaar geleden, was er de solidariteitsactie Red De
Cultuur!
in de Bourla in Antwerpen. Een collectieve
oproep om de kaalslag op cultuur overal in Europa tegen te gaan. Deze sensibiliserende
actie deed bij velen de ogen opengaan: de EU-cultuurpolitiek is een wolf in
schapenvacht. Cultuur wordt plots als een industrie opgevat: een economische
activiteit die in innovatie moet voorzien en nieuwe markten creëren. De
legitimering van subsidies moet nu blijkbaar op basis van economische
argumenten verlopen. Als het van de EU afhangt, neemt vrijhandel het over van
vrije artistieke creatie.

Exact een jaar
later is het tijd voor een nieuwe bewustwording: vandaag wordt er in eigen land
in allerhande achterkamers naarstig aan een cultuuromslag gewerkt. De aprilgrap
van Gatz: deze minister (zelf niet verkozen) gaat een radicale hervorming
doorvoeren die in geen enkel cultuurprogramma van de huidige regeringspartijen
werd aangekondigd. De kiezer had er het raden naar. Een blinde stem voor wat
een ondergravende revisie blijkt te worden, als camouflage voor de cuts. Idem
voor de afbouw en uitverkoop van de openbare omroep: stond dat ergens in een
verkiezingsprogramma dan?

Die
institutionele omwenteling wordt dan goedgekeurd in een Cultuurcommissie waar,
afgezien van Vlaams Belang, slechts drie oppositieleden zetelen op een aantal
van vijftien. Zolang Gatz het Vlaams-nationalisme maar genoeg eieren in de mand legt,
krijgt hij daar elk beleidsvoorstel op zijn sokken gestemd. Om deze
schijnprocessen van een zoveelste democratisch schaamlapje te voorzien, zal hij
er prat op gaan dat hij – in tegenstelling tot zijn voorgangers – wel de
voorstellen van de adviescommissies volgt.

Maar wat stellen
die commissies nog voor? Heel wat
kritische stemmen pasten in het najaar al voor deze val en namen ontslag. Met
veel moeite en tal van persoonlijke uitnodigingen vond het kabinet van de
minister dan toch een groepje brave zielen met wat ambitie, die volgens het nieuwe
Kunstendecreet niet meer mogen doen dan oordelen over individuele dossiers.

Het
zijn in deze context de gewillige beulen van dienst: de vinger omhoog of
omlaag. De tijd is voorbij dat de commissies nog een advies over het ganse
landschap mochten geven, om zo toch wat de rede te bewaren in de delicate
oefening die een subsidiebeleid is. Binnen een krimpend budget een
kwaliteitsoordeel vellen, is nochtans bij voorbaat onrechtvaardig, omdat de
optie dat simpelweg alle dossiers beloftevol en dus steunwaardig zijn niet
langer op tafel ligt.

‘Ik moet dit
doen want de kaasschaaf is nog erger’, zo zal de minister wellicht met zwier in
de media zijn liquidaties verdedigen. There
is no alternative
. Het zou allemaal verantwoord zijn want hij beroept zich toch
op het nieuw Kunstendecreet? En dat is goedgekeurd met een brede meerderheid
tijdens de vorige regering. Meer nog, een groep geselecteerde ‘experts’ uit de
sector heeft zich erover gebogen, en de belangenbehartigers mochten hun zegje
komen doen in het Vlaams Parlement.

Dat parlement was
die bewuste donderdagnamiddag wel leeg, op de aanwezigheid van Yamila Idrissi
(sp.a) na, want de minister en de meeste prominente cultuurpolitici waren bij
toeval druk elders. Het schouwtoneel van onze schijndemocratie werd zelden zo
duidelijk. Al die experts die toen te goeder trouw hun medewerking verleenden,
zullen morgen met lede ogen moeten aanzien hoe hun inspanningen gebruikt worden
om een iets goed te praten waar ze niets mee te maken (willen) hebben. Worden
ze na 1 april door Gatz, in ruil voor hun expertise, in de rol van nuttige
idioot geduwd?

Collectieve cultuurkuur

Het klopt
natuurlijk dat het nieuw Kunstendecreet een gewettigd document is. Maar het is
wel cruciaal om de geest van de gangbare besluitvorming te respecteren. Immers,
zo’n decreet is een package deal: het
brengt veel ideeën samen zodat meerdere partijen zich in een consensus kunnen
vinden. Het zet zodoende de grote lijnen uit waarbinnen een volgende regering
dan op zoek kan gaan naar een overleg over de concretisering ervan,
overeenkomstig de toestand van de sector zoals die er op dat moment voorstaat.

Als nu blijkt
dat Gatz naar willekeur gaat grossieren in de beschikbare ideeën om tot een
selectie te komen die zijn Grote Hertekening kan motiveren, dan blaast hij
eigenlijk de facto dit democratisch overlegmodel op. Heel het idee van een
decreet dat een en ander samenbrengt als agenda moet dan worden herzien. Het
dient allicht plaats te maken voor een overleg waarbij verschillende thema’s dan
maar afzonderlijk en concreet worden behandeld, als een wet bijvoorbeeld die
meteen afdwingbaar is, om in de toekomst zo’n koehandel met beleidsadvies te
vermijden.

Toch kunnen
cultuurmakers en cultuurliefhebbers voor 1 april niet zoveel doen. Want Gatz is
aan zet. Tenzij defaitisme afwimpelen. Als het cultuurhuis Campo bijvoorbeeld volgende week een debat organiseert vanuit de optiek dat ‘de hakken in het zand niet meer werkt’,
dan illustreert dat bovenal een voorspelbare reflex van menige cultuurambtenaar:
eerder dan samen oppositie te voeren en eisen
te stellen, is er de verleiding om het gezicht proberen te redden via
zelfhulpgroepjes die creatief zijn in het bedenken van ‘oplossingen’ binnen de lijntjes van de saneringen. Die kan de minister-deurwaarder
dan gewoon overnemen. Iedereen content… ? Pijnlijk is wel dat Campo een van de
eerste slachtoffers van de toekomstige cuts kan zijn. Wat is dan ‘de zee die voor
ons open ligt’ waarop ze alluderen?

Maar toch is het
goed dat ook dit soort defaitisme aan de oppervlakte komt, omdat het duidelijk
maakt met welke bipolaire stoornis we allemaal af te rekenen hebben: wie denkt
dat het kalf al verdronken is, riskeert mentaal al snel de omslag naar
gewillige capitulatie. Nochtans is een cultuurstrijd sowieso een proces van
lange termijn, van vele frontjes en veldslagen. Vele stappen achteruit, om er
één vooruit te kunnen zetten.

Het
kunstenaarscollectief State of the arts plant kort na Campo evenzeer een symposium, op 8 februari. Daar wordt wel
eerst een duidelijke lijn in het zand getrokken. Om pas daarna samen na te
denken over een alternatief. Opmerkelijk is dat dit symposium zal doorgaan in
De Munt in Brussel, een federale instelling, eentje dat een vrijhaven biedt om
over het Vlaamse cultuurbeleid na te denken.  

Verder breken er
ook leerrijke tijden aan, omdat maskers zullen vallen. Wie carrière wil maken
onder een rechts N-VA-bestuur, zal nu meehuilen met de wolven. Met
‘constructief’ denkwerk dat pretendeert van de nood een deugd te kunnen maken. Zo
staat er in de nieuwe rekto:verso een frappant interview met de ex-bouwmeester Peter Swinnen. We leren dat hij huivert van
‘bottom-up’. Het subsidiebeleid zou integraal achterhaald zijn, ‘op het randje
van dienstbetoon’. Hij is dus tegen ‘louter subsidies’. Afvoeren maar?

De crisis als
opportuniteit: Gatz zou al meteen ‘de juiste persoon’ zijn om een gesprek aan
te gaan waarbij er een ‘vrij onafhankelijke’ intendant-expert wordt aangeduid
die dan over de legislaturen heen mag beslissen aan welke kunstenaars een
opdracht wordt geven. Kortom, na de bouwmeester zoiets als de ‘kunstmeester’,
een rol waar Swinnen alvast impliciet zelf voor solliciteert. Een zee van
Vlaamse vriendjespolitiek ligt dan voor ons, peddelen maar. ‘De sector moet daar
open in meestappen, zonder in het defensief schieten’, voegt hij er nog aan
toe. Leve het meningsverschil.

Het interview
illustreert treffend hoe de cultuurstrijd onvermijdelijk ook een strijd binnen
cultuur wordt. Dat is het Gatz-effect: onder deze rechtse bespaarregering zullen de eigenlijke
machtsverhoudingen zichtbaar worden tussen diegenen die gemeend een hekel
hebben aan ‘bottom-up’, die voor de elite willen fietsen, met een eenzijdige
interesse voor ‘topkunst’, de armen wijd open voor ‘private partners’,
enzovoorts.

En zij die kunst
en cultuur als een zaak voor en door mensen zien. Dat er naast het passieve
consumeren ook een (publieke) ruimte moet zijn voor actief creëren en beleven
voor iedereen. Van amateur, hobbyist tot beroeps. Diegenen die pleiten voor het
belang van een diversiteit aan uitingen. Als een alternatief voor competitie,
commercie en zelfpromotie. Of de noodzaak aan verzet tegen de monocultuur van
de oprukkende vermarkting die deze diversiteit bedreigt, en terloops met een
vloedgolf van amusante pulp ons met reactionaire waarden overspoelt.    

Democratie democratischer maken

Cultuur is per
definitie een dynamiek aan tegengestelden, en daarmee ook een leerschool
waarbij we allemaal mee op de banken zitten. Wat de cultuursector vandaag in
het klein meemaakt, is een microkosmos voor de huidige cultuurstrijd tegen de
verrechtsing en vermarkting over gans Europa. Maar er is goed nieuws. België
loopt in Noord-Europa voorop in sociaal verzet. Vakbonden en
burgerbewegingen uit het buitenland volgen het met verbazing en veel interesse.

De hete herfst
had alvast vele troeven. De verschillende vakbonden samen met een brede
burgerbeweging als Hart Boven Hard & Tout Autre Chose in eenheid met concrete wensen: geen indexsprong en verhoging van de
pensioenleeftijd, geen afbraak van de openbare diensten, wel een vermogens(winst)belasting.
Solidair in plaats van solitair. Het bracht de nieuwe regeringen al binnen een
paar maanden in crisisoverleg: zij zetten de hielen in het zand en werken nu hard
aan ‘de communicatie’ (met dank aan het Antwerpse reclamebureau Brandhome).

Noem het massaregie
om de aandacht af te leiden: niet de rijken, maar de migranten zouden het
probleem zijn. Waar hebben we dat nog gehoord? Geen toegevingen doen, het is
luxe die de regering al niet meer heeft. Dat station zijn we al gepasseerd. Nu
komen de strategische voorstellen er aan om het verzet in de tijd uit te putten
en te versnipperen. Dat is de volgende voorspelbare halte.

De uitdaging
voor de cultuursector is vervolgens hoe we naast onze cultuur ook onze democratie
kunnen redden, in het bijzonder wat de besluitvorming van ons cultuurbeleid
betreft. Een shockdoctrine, dat zijn tenslotte toch dictatoriale praktijken.
Cultuur is iets precair, hervormingen vereisen daarom een breed en open overleg.
Waarom zouden wij nu al niet ijveren voor meer inspraak? Voor een referendum
bijvoorbeeld? Met eenvoudige vragen.

Bijvoorbeeld,
ten eerste, willen we een verticale verbouwing van het culturele veld? Grote en
dure vlaggenschepen zogezegd om als kleine regio de concurrentie met het
buitenland aan te gaan? Willen we toeristen imponeren en in uitstraling
investeren? Of kiezen we voor een horizontale organisatie: diversiteit en
veelheid, met veel ruimte voor talent, eerder dan economische return? Democratisch
en bereikbaar, met aandacht voor wat nieuw of lokaal kiemt.

Tweede eenvoudig
vraagje, niet bepaald overbodig. In vele landen is zoiets als het
‘armlengteprincipe’ een ijkpunt voor democratisch bestuur: de politiek moet
op enige afstand blijven om zo de sector autonomie te garanderen, zodat
instrumentalisering zoveel mogelijk wordt vermeden. Maar als er zich vandaag
een minister aandient die ijvert voor een ‘mengmodel’, waarmee hij dan bedoelt
dat hij de publieke sector wil openbreken voor private interesses, waarom
zouden we dan niet samen ijveren voor een armlengteprincipe ten aanzien van
de vermarkting? Als die vermarkting in de praktijk al zo hard oprukt, moet er
dan ook nog eens beleid zijn dat marktversterkend werkt?

Kortom, mogen
wij als samenleving collectief mee beslissen of we kunstbeleving een vrijplaats
willen aanbieden ten aanzien van de kunstmarkt en andere commerciële zwendel, of
leveren we onze cultuurmakers over aan die catch-22? Ieder voor zich, de markt
voor ons allen.

take down
the paywall
steun ons nu!