Vooralsnog doen laaglandse
reacties op Le Capital au XXIe siècle vermoeden dat er, indien het een Olympische
sport wordt, medaillekansen zijn bij het onderdeel meelopen. Op Arnon Grunberg
na ontbreekt bovendien elk spoor van kunstenaars die normaliter opiniepagina en
protestpodium bespringen. Ten minste getuigt de Piketty-ontvangst van onmacht,
zich onder meer uitend in een volhardende onwetendheid van België en Nederland over
elkaar. Dat oordelen vaak navertellingen blijken is
immers een ding, dat de weg naar de waarheid over een Franse studie wordt
geleid door Engelstalige media een ander.
In het weekend na het
vertaalcontract vulde De Standaard een economiepagina met drie zogeheten
fundamentele kritieken uit Amerika op Capital in the
Twenty-First Century . Eén ervan bestond uit interviewuitspraken van een econoom
die door de New York Times waren omgewerkt tot een opiniestuk. De
conclusie luidde dat hij weinig bijdroeg aan het debat. En toen eind mei de Financial Times data uit de studie ongeldig verklaarde, wachtte De Morgen en
berichtte daarna: ‘Is linkse
knuffeleconoom Piketty een leugenaar?’ Omdat het antwoord ontkennend was, leek die
kop zelfhaat te verbeelden.
Natuurlijk is het hier
godsonmogelijk, of lachwekkend, om zoals The Nation het boek in 10.000
woorden te contextualiseren en hopelijk vergis ik me, maar de dwangmatige
blik naar de overzijde van de oceaan heeft iets provinciaals. Door het
weerkerende beroep op ‘de Nobelprijswinnaar’ Paul Krugman kreeg deze de status
van dorpspastoor. Ook in het persbericht dat de uitgever na het binnenrijven der
vertaalrechten liet uitgaan, fungeerde hij als die autoriteit. Met een oordeel
dat teruggebracht tot één zin al uitputtend was geciteerd.
Re-ideologisering
Met Krugman, en de
andere Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, is Piketty gecatalogiseerd als linkse
econoom. Die ouderwetse positionering binnen het politieke spectrum geeft aan
de onmacht de kans van de vergelijking. Piketty hoeft als auteur niet meer
zichzelf te zijn, maar wordt een Marx of een popster (‘de Prince van de economische
wetenschap’). En zijn
boek ‘de linkse Bijbel’. Heeft dat bijvoeglijk naamwoord ook ideologische
tegenstellingen aan het licht gebracht?
Ingewikkeld is dat
allerlei politici en publicisten hun karretje aan Piketty haakten. In België
was het de sp.a die begon. Half april schiep Yves Desmet via de Franse econoom een tegenstelling tussen
een PS-model en de N-VA-model. Eind van die maand dook Le
Capital au XXIe siècle op in
een voetnoot bij Jan Blommaert. Hij verdedigde in
een recensie Jan Vranken (die volgens zijn
persoonlijke Goodreads
Piketty’s studie op 5 februari is begonnen te lezen) in diens aanval op de N-VA. Omdat beiden zich
als academicus gecommitteerd hadden aan de PVDA, fundeerden ze het partijdiscours tegen de
N-VA. Peter Mertens sloot even later bij Piketty aan per tweet.
Begin mei deed Paul
Goossens een duit in dat zakje, door het Oeso-rapport te linken aan de
Franse econoom en één partij: ‘In het Vlaanderen van de
N-VA kunnen de 10 procent zich opmaken voor meer dan 50 procent van het
vermogen.’ Toen opereerde Piketty al
expliciet op Europees niveau, met een gezamenlijk manifest. Ditmaal bracht De Standaard er
(fragmenten uit) de vertaling van, net als Vrij Nederland dat de veertien medeauteurs
onvermeld liet.
De fikse kritiek op de
Europese Unie werd met een tweet
bijgevallen door liberaal Guy Verhofstadt. Zijn collega-Europarlementariër Bart
Staes, van Groen, vermeldde in Europa wordt wakker! Piketty’s ‘ondertussen als meesterwerk omschreven boek’
en citeert uit Vlaamse interviews met de auteur. Volgens insiders kreeg Groen de wind
in de rug door de studie, met het programmapunt van de
vermogensrendementsbelasting. Dat was volgens Peter Mertens een ‘zoetwatervariant
van het origineel’. De beeldspraak kwam in het weekend van de verkiezingen, die
een optater gaven aan het progressieve volksdeel.
Sociale werkplaats
Als lid van meeregerende partij
kleeft sp.a-politici een zeker conformisme en misschien zelfs verraad aan. Dat
het boek uiteindelijk belandt bij ‘echt links’ en past bij een ACV-pleidooi
voor een vermogenstaks, heeft dan symbolische waarde. In Nederland gebeurde
er iets soortgelijks, toen plannen van Diederik Samsom van de officieel
linkse regeringspartij PvdA om ‘vermogens aan de bovenkant te belasten’
werden afgeserveerd
tegen de ideeën van Piketty. Wel bracht het studieblad Socialisme &
Democratie, gelieerd aan de PvdA, alvast een speciale webeditie
over Piketty.
Vanuit De
Telegraaf, aan de andere zijde van het politieke spectrum, werd na de
vertaaldeal dan weer over economen beweerd: ‘De helft van hen loopt momenteel
in polonaise achter Thomas Piketty aan, een Franse econoom die meent dat je
mensen met geld beter naar belastingparadijzen kunt verjagen. De andere helft
is druk in de weer met bedenken waarom Piketty dezelfde denkfouten maakt als
Karl Marx. Waarmee maar weer eens bewezen is dat de economische wetenschap
eigenlijk een sociale werkplaats voor hoogopgeleiden is.’
Wat te doen? De kritische linkse
website tenk.cc zweeg en De Groene Amsterdammer
wijdde eind mei een special aan
‘Piketty’s andere kijk op de economie’. Nederlands oudste, democratisch
georganiseerde politieke boekhandel Rooie Rat uit Utrecht had toen al lang aan The
New Way of the World: On Neoliberal Society van Pierre Dardot en Christian
Laval, dat ook in 2013 was verschenen, de voorkeur
gegeven boven Piketty.
Momentum
Hoe moet Thomas Piketty straks in de markt worden gezet? Alle soorten publiciteit heeft hij al gekregen. De verdachtmakingen rond de data-opname, die zich na een krantenblog via Twitter verspreiden, geven een
onwelkome variant op de controversiële auteur. Wel heeft Piketty de schade meteen
professioneel in schrift
en op
beeld beperkt, waarbij hij kritiek verwelkomde die zijn studie, een gemeenschapsproject,
zou verbeteren. Er kan nochtans een gevoel blijven hangen van ‘waar rook is, is
vuur’.
Wanneer de Nederlandse versie
uitkomt, is de man in commerciële termen hoe dan ook passé. De zogeheten
omloopsnelheid van het boek is door de bizarre kwantiteit van het aanbod
teruggebracht tot weken, en zorgt ervoor dat belangstellenden door
niet-gespecialiseerde media van hoogtepunt naar hoogtepunt worden gesleurd. Met
reden werd de vertaling eerst al aangekondigd voor januari en daarna zelfs voor
het najaar.
Beide tijdstippen ogen even
vermetel voor een studie van deze omvang, maar zijn noodzaak omdat de branche lezersgeheugens
heeft veranderd in muizenstaartjes. Het zal erop aankomen een nieuw momentum
te scheppen. Wellicht is het te koppelen aan de uitnodiging
die Piketty, op voorspraak van Groen Linkser Jesse Klaver, kreeg om in de
Tweede Kamer te komen spreken bij een hoorzitting over inkomensverdeling. Er is
geopperd daar een welbespraakte telg uit een adellijk geslacht bij
te programmeren.
Lingua franca
Piketty mag dan de nieuwe Marx heten, de oude
Marx is pas sinds de tweede kredietcrisis in genade aangenomen. Het eerste van
de drie delen die diens oertitel Het kapitaal beslaat, is sinds 2010
weer beschikbaar dankzij de kleine uitgeverij Boom. Ze had de vertaling van
Isaac Lipschits uit 1967 laten herzien. Eveneens in 2010 bracht EPO een educatieve versie van het boek
als graphic novel.
Voordien had van Het kapitaal de
Haarlemse uitgeverij De Haan die herdrukken verzorgd. Ze beperkte zich evenzeer
tot het eerste van de drie delen en kende een verkorte studenteneditie bij Van
Gennep. De meest exemplaren werden weggezet via boekenclub ECI, bij de eerste
drie titels voor geen geld (of in de maag gesplitst wanneer men daarna niet
wist te kiezen). Toch bestaat er een integrale, betwiste Nederlandse versie
door Frank van der Goes. Ze verscheen in 1901 en daarvan kwam in 1911 een
driedelige volkseditie bij de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur.
De ironie aan deze toch wat treurige
publicatiegeschiedenis is dat ze onderstreept wat Piketty overkwam:
verhoudingsgewijs is het aantal blinde commentaren vele malen groter. Tevens
mag de oorsprong van het kapitalisme
in het protestantisme liggen, de lingua franca is niet het Duits van de
oude Marx. Noch het Frans van de nieuwe Marx, zoals het wedervaren van Piketty’s
studie eveneens onderstreept: Le Capital au XXIe siècle was in Frankrijk
voer voor debat, maar publicitaire successen kwamen na verschijning van Capital
in the Twenty-First Century.
Een bron
De enige politicus in
de Lage Landen die Piketty in een geloofwaardig stadium onder de aandacht
bracht, was PS-politicus Paul Magnette. Wegens de recuperatie door linksere
collega’s geeft dit met terugwerkende kracht aan zijn debatten met De Wever,
clashes der titanen genoemd, een ideologisch tintje. Maar het anti-N-VA-klimaat
blijft binnen de kaders van de vrije markt, waarin elke uitspraak op een goudschaaltje
gewogen wordt én waarin vraag blijft naar vergezichten.
Dat Magnette het boek anderhalve
maand na verschijning van het origineel aan een breed publiek kon introduceren,
heeft een prozaïsche oorzaak. Hij is Franstalig. Abram de
Swaan heeft in Woorden van de wereld laten zien hoe het Frans van het
wereldtoneel verdween. Die beweging maakte deze taal natuurlijk ook in de
boekenbranche die, inclusief vertalingen, wordt gemonopoliseerd door de Engelse markt. Voor de Nederlandstalige
literatuur ligt organisatorisch en institutioneel het epicentrum nota bene in
Amsterdam. Daar is het Frans praktisch onbekend.
Onlangs zou een Nederlander op een Parijs’
terras deze bestelling hebben geplaatst: ‘Donnez-moi un jus d’orange de pommes’. Dat hoorde ik, Hollander van
geboorte, op de Franse les; de juf zei dat ik in plaats van te lachen beter
eens wat zou gaan leren, hetgeen ik immeublement zal doen. Maar niet na
een uitzondering op de regel opgevoerd te hebben: de huidige baas van De Bezige Bij, die de rechten op de vertaling kocht, heeft
Franse literatuur als specialiteit.
Salontafel
De boekenmarkt heeft
lang geleefd bij de zogeheten Paretoregel, dat 20 procent successen de anonieme
80 mogelijk maakt. Rond de millenniumwisseling werd die verhouding 10 op 90, even later 5 op
95. Eén uitgeverij laat die haar doorontwikkelen tot Occupy-termen en behoort tot de 1 procent. Zij
heeft de vertaalrechten voor Le Capital au XXIe siècle verworven. Met overweldigende campagnes worden
auteurs van naam er aan de man gebracht. Vandaar dat De Bezige Bij recent als
een der laatste Mohikanen binnen het WPG-concern mocht blijven, terwijl gereputeerde
maar minder rendabele huizen uit dat segment na een buy-out de weg van geleide verzelfstandiging opgingen.
Ook deze markt staat immers
onder de druk, zowel wat betreft acquisitie
als promotie
en distributie.
Al schijn ik in dezen geen
onverdachte bron, volgens mij gebruikt dit huis nogal wildkapitalistische
methoden. Ze maken het begrijpelijk dat een aan Piketty ideologisch
verwant huis publiekelijk
zijn rouw uitte dat aan zijn bod, het allereerste in de Lage Landen, geen
gevolg is gegeven. De kans groeit dat de Nederlandse versie van Le Capital
au XXIe siècle van de toonbank
naar de salontafel zal verhuizen. Daar zou het zich in goed gezelschap
bevinden, bij De slinger van Foucault en Gödel, Escher, Bach en Kritiek
van de zuivere rede.
En Piketty zelf? Van de bijna honderd pagina’s
eindnoten in de Engelse vertaling valt me de laatste op. Hij bespreekt er de toewijding van
filosofen als Jean-Paul Sartre, Louis Althusser en Alain Badiou: ‘One sometimes
has the impression that questions of capital and class inequality are only
moderate interest to them and serve mainly as a pretext for jousts of a
different nature entirely.’ Hier worden enige linkse
iconen van toen tot heden toch de oren gewassen. Twee noten eerder krijgt
Jacques Rancière juist alle krediet voor La
haine de la democratie.
Ik heb er niets aan toe te voegen. De problemen
die het boek aan de kaak stelt blijven urgent,
en Piketty’s oplossingen dunken me sympathiek. Volgens Labour- en
oppositieleider Ed
Milliband, die er nog niet veel uit had kunnen lezen, vertolkt hij gevoelens die leven
bij een groot publiek. Ik ben trots me daaronder te kunnen scharen. Wat me van het boek onder ogen kwam, ging boven mijn pet.