Een BTW-verlaging op elektriciteit van 21% naar 6% is voor Siegfried Bracke (N-VA) te vermijden omdat die invloed heeft op de gezondheidsindex en dus de indexering van lonen en uitkeringen zou vertragen. Diezelfde partij durft trouwens die regeling voor een welvaartsvaste koopkracht via de indexkoppeling van de lonen zelf ook in vraag te stellen.
De factchecker van De Standaard (15 mei 2019) vindt deze bewering eerder wel waar. Dat durf ik te betwijfelen. Niet omdat de logica niet juist zou zijn. Wel omdat deze verlaging volgt op een verhoging van de BTW op elektriciteit van 6% naar 21% door de Regering met diezelfde N-VA. Doordat deze BTW is opgenomen in de gezondheidsindex die gebruikt wordt voor de berekening van de welvaartsvaste groei van onze lonen, heeft een wijziging theoretisch geen invloed op de koopkracht.
Wie evenwel een groter deel van het inkomen spendeert aan basisbehoeften voelt deze verhoging meer dan voor wie de kostprijs van energie marginaal blijft binnen het persoonlijk budget. Een verhoging van de prijs van een basisbehoefte heeft dus selectieve gevolgen voor de koopkracht.
Maar de politieke actualiteit heeft nog een andere realiteit in petto:
Wanneer de vorige Regering met N-VA heeft beslist om een verhoging van de BTW op elektriciteit door te voeren heeft deze een bepalende rol gespeeld in de hogere inflatie in ons land ten opzichte van onze buurlanden of handelspartners. Diezelfde Regering heeft de koopkracht van de werkende bevolking niet alleen met de evolutie van de energieprijs verminderd. Ze heeft om de concurrentiekracht van onze ondernemingen te stimuleren een indexsprong doorgevoerd: de lonen werden eenmalig niet aangepast aan de evolutie van de consumptieprijzen waardoor er voor de werkgevers een reëel en/of aangevoeld concurrentieel nadeel inzake loonkost in ons land zou worden weggewerkt.
In tegenstelling tot wat ik in De Standaard lees, heeft de indexaanpassing op de BTW die opgenomen is in de gezondheidsindex geen blijvende invloed op de welvaartsvaste groei van onze lonen en uitkeringen. Daarentegen brengt de doorgevoerde indexsprong wel die blijvende knauw in onze koopkracht. Siegfried Bracke vergeet dat deze indexsprong voor de werkgevers niet de verhoopte bonus heeft opgeleverd omdat de BTW-verhoging van zijn regering voor een veel hogere inflatie (lees: welvaartsvaste stijging van de lonen en uitkeringen) heeft gezorgd in vergelijking met onze handelspartners.
Conclusie: Noch de werkgevers, noch de werknemers hebben een structureel voordeel gevoeld bij de doorgevoerde indexsprong. Enkel de werknemers hebben aan koopkracht ingeboet: door de BTW-verhoging op elektriciteit én door de indexsprong van de Regering Michel.