De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Schrijfster “Trofee” valt voor mij door de mand over de jager in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Update: precisering van Gaea Schoeters

dinsdag 6 februari 2024 09:55
Spread the love
Update: de woorden van uitleg die Gaea Schoeters in persoonlijke correspondentie gaf om bepaalde misverstanden uit te klaren en haar bedoeling met de roman te verduidelijken: noot onderaan blog.
“Unter der neuen Werken der Gastlanddelegation vielleicht der ästhetisch kühnste Wurf ist der Roman “Trophäe” der 1976 geborenen flämische Autorin Gaea Schoeters, ein scheinbar realistischer aber latent grotesker Erzähltext. Er erscheint am 19. Februar bei Szolnay, übersetzt von Lisa Mensing. “Trophäe” ist eine Art literarischen Wiedergänger von Joseph Conrads “Herz der Finsternis” (1899), verlegt in unsere Gegenwart, aber mit bewusst vage gehaltenem “Afrika”. In het Nederlands vertaalt gaat het stuk verder: “De protagonist met de in het oog lopend-sprekende naam Hunter White is grootwildjager die sinds enige tijd gespecialiseerd is in de “Big Five”. En dan, en dat is het ongehoorde geval in het centrum van de roman, wordt de jager met het voorstel geconfronteerd een mens als trofee te bejagen. The Horror! The Horror! Deze gruwel ontstaat hier in contrast met behulp van zakelijke informatie verrijkte Vertelling die bijna als een documentaire werkt. (…) Schoeters is lid van het schrijfsterscollectief Fixdit dat zich verzet tegen seksisme in de literatuur. Ze hebben recent een manifest gepubliceerd met als titel “Optimistische woede”. (…) De inspiratie voor het boek vond de schrijfster, zo gaat de auteur van het stuk Jan Wiele uit Amsterdam verder, onder andere in “overwegingen over de absurditeit van de trofeejacht, die onder het mom van natuurbescherming eigenlijk gaat om de verkoop van jachtlicenties.” Verder in historische teksten waarin mensen als dieren worden voorgesteld en bij de surrealistische dichter Paul Van Ostaijen.
Wat hiervan te denken? In de eerste plaats ben ik het eens met de beschrijving: dit is geen jachtverhaal, maar een groteske. Een stijlfiguur die een gegeven overdrijft tot in het absurde en het komische. Het is belangrijk dat te zien. Dat zijn woorden waar ik mijn indrukken als lezer helemaal in herken. De schrijfster beschrijft niet alleen een [grootwild] jacht, adequaat en dus fascinerend, zoals dit is gedaan”In the green Hills of Africa” van Hemingway. Maar zij heeft het “fait cynégétique”, de werkelijkheid van de jacht, opgepompt, met groots kunnen, tot een volgehouden Groteske.
Het woord “Kühnste”/koen, dapper, moedig past goed bij Gaea Schoeters; als persoon en als schrijfster. Bij het lezen van Trofee hapte ik geregeld naar adem; het verhaal voerde ons letterlijk en figuurlijk langs ravijn-randen. Een stoutmoedige schrijfster is aan het werk. Zoals zij enige tijd terug ook stoutmoedig columns schreef tegen de lijn van de redactie van De Standaard die toen ongezond veel aandacht besteedde aan het Vlaams Belang, hoewel zij zelf voor deze krant werkte.
De vergelijking met het bekendste werk van Josef Conrad is ook terecht, en dat is een grote eer.
————————————-
In mijn hoedanigheid van docent voor het Instituut voor de Jachtopleiding, geraadpleegd door de schrijfster bij het opstellen van het manuscript, en als kenner van de Darwiniaanse Evolutie van het Leven- valt mij bij nader toezien toch een jammerlijke incongruentie op in de houding naar de Jacht van Gaea Schoeters. Volgens het interviewgedeelte gelooft zij niet in het systeem waarbij fondsen verzameld worden om aan conservatie te doen, middels “Verkauf von Jagdlizenzen”. Persoonlijk geloof ik daar wel in; en ik moet er op wijzen dat het WWF dat al sinds decennia ook doet. Misschien kan u, beste lezer, het volgende vatten, dat mij relevant lijkt in deze kwestie, die sommige sentimenteel ingestelde mensen nog al te vaak niet willen aanvaarden: in de Natuur gaat het evenzo. Het mechanisme werkt op deze manier al meer dan tien miljoen jaar in de biosfeer! Dieren “jagen” er voortdurend – en toch gaan de prooidier-soorten nooit dood!
Het is de grote paradox die wel meer volksstammen met een stedelijke (overbeschaafde, zullen sommigen zeggen) achtergrond, maar niet lijken te vatten. Die van het jagen en van het snoeien en gesnoeid worden. Dat de betreffende wezens, die sommigen graag halsstarrig als louter “slachtoffers” willen blijven zien, evenzeer gebaat zijn bij die snoei en die bejaging, als de jagende dieren en soorten.
Misschien mag ik de schrijfster het advies meegeven: lees u in. Het gaat hier immers om zeer essentiële vraagstukken. Zoals “schaadt de jacht en de jager (of het roofdier) de dieren?”. En op een dieper niveau:
“Kan de mens uit de hedendaagse verstedelijkte, hoogtechnologische universa de aloude band Mens-Natuur nog vatten?
Zoals die verbinding zich sinds altijd heeft geïncarneerd – sinds respectievelijk 12.000 jaar en een miljoen jaar – in de rol van de boer en de jager.
En het gaat om deze vraag, niet te vergeten:
“Kan (en wil!) een bepaald segment van (hedendaagse) vrouwen de man en zijn wereld (nog) begrijpen?”
– Als de kritiek op een bepaald soort speerpunt van het feminisme klopt, dat die vrouwen in feite massaal – en eerlijk gezegd nogal bijziend en – horresco referens – op enigszins “ontaarde” manier – de man nahollen, en zijn gelijke willen worden in zoveel mogelijk aspecten, dan wordt de -man-als-jager wel een interessante casus.
Het lijkt er op dat sommige die hard feministen niet zozeer voldoening uit het leven willen halen en uit het samen-leven met mannelijke mensen aan hun zijde , maar dat doelstellingen en waarden als macht, zeggenschap, gezag en autonomie het allerbelangrijkste zijn geworden. Het is dit soort kenmerken en voorrechten die traditioneel – toegegeven – vooral aan de man toekwamen – en dat was wellicht soms een scheefgroei – die hen interesseren als zij zeggen naar “gelijkheid” te streven. Dat de diepere Waarheid en zelfs het welzijn van mensenkinderen het daarbij soms moeten inschieten, lijkt voor sommigen geen punt. Over de nadelen van de Emancipatie voor kinderen is dringend een open debat nodig. Die negatieve gevolgen heb ik in vorige blogs behandeld.
Misschien kan de schrijfster volgende herfst toch maar eens best meegaan op een jachtpartij, kleinwild of grofwild, om de praktijk te leren kennen, zien, horen, ruiken, voelen en aanvoelen. – Als zij dit eerder had gedaan, had dit haar er allicht voor behoed een draak van een uitspraak te doen als “Ja, ik vrees dat het mogelijk is dat een jager zou instemmen op mensen te gaan jagen”.
Mijn ervaring in jachtmiddens is diametraal: door het contact met de dood en met de dieren weten jagers zich op eminente wijze mens. En meer nog: broeders onder elkaar. Een status waar de in menig opzicht zieke moderne maatschappij – sinds jaren zijn er meer ziekenfondskosten voor geestelijke gezondheid dan voor fysieke – nog wat kan van leren.
Doordat de betreffende journalist, anders dan de Vlaamse recensenten – niet werd afgeschrikt de pointe van de roman aan te kaarten, dat de jager een op mensen gaat jagen – krijgen we in de Duitse krant een helder beeld van deze roman; in zijn sterktes en in zijn zwakke, feministische achterliggende ideologie.
Post scriptum
In de feiten is er de laatste decennia een duidelijke toename van het aantal vrouwelijke jagers dat het Jachtexamen georganiseerd door de Vlaamse Overheid aflegt, en de voorbereidende cursussen van het Instituut voor de Jachtopleiding volgt. Jachtmiddens juichen dit toe. Het communicatieve, empathische en schrijftalent van sommige vrouwen leverde al mooie nieuwe pleidooien voor de jacht en voor begrip voor de jager op.
___________________________
Noot. Reactie van de schrijfster
Intussen heeft de schrijfster van de roman contact met me opgenomen. Zij stelt dat er een aantal “misverstanden” zijn geslopen in het interview met de Duitse krant.
Gaea Schoeters stelde haar uitspraken op volgende manier fijn bij:
“Mijn uitspraak was een antwoord op de vraag of het mogelijk is dat mensen (niet jagers, mensen) betalen om op mensen te mogen schieten. Dat lijkt me, helaas, al te mogelijk – het is in de geschiedenis al meermaals aantoonbaar gebeurd, en het lijkt me iets wat in alle landen waar voldoende corruptie en voldoende armoede is niet ondenkbaar. Dus op die filosofische vraag kan ik alleen maar antwoorden dat ik vrees dat dat inderdaad kan. Daarmee heb ik geenszins de jager in een slecht daglicht willen stellen. En eigenlijk, op de keper beschouwd, is mijn mening over jagen en jagers niet eens relevant in de context van dit boek – wat ik als schrijver denk zou geen rol mogen spelen. Ik heb een parabel geschreven die in de eerste plaats fictie is, en die vooral betrekking heeft over hoe het Westen zich verhoudt tot Afrika en hoe die neo-koloniale machtsverhoudingen functioneren. Hunter is ook niet ‘De Jager’ – hij is een man met heel wat eigenschappen, en vooral: een personage. In een boek dat fictie is, en in deze verzonnen en gecondenseerde werkelijkheid ingezet wordt om de lezer over bepaalde dingen te doen nadenken. De Jager (met grote of kleine j) beschadigen is daarbij nooit mijn bedoeling geweest, en veel jagers hebben me al gezegd dat zij zich net begrepen voelden (..)”
Maar laat de lezer inderdaad maar beslissen wat hij denkt. Zo heb ik het boek opgebouwd en bedoeld: als een open uitnodiging tot denken, zonder oordeel. Waar ik het overigens niet mee eens ben, is dat ik niet over jacht kan schrijven zonder het te hebben beleefd. Ik schreef ook WO I zonder daarbij te zijn, en als ik in één ding oprecht geloof, dan is het net in het feit dat fictie zijn kracht ontleent aan het feit dat we buiten onszelf en onze eigen ervaring kijken, net om ons in te leven in de ander die van ons verschilt, en zo tot meer begrip te komen.
Ter info

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!