Ze vallen bij bosjes deze Tour. Wielrennen blijft een gevaarlijke sport. Bescherming is nodig, daarom zorgde de UCI in 2003 voor het verplicht dragen van een helm. Er is dringend nood aan een solidariteitspact onder de renners.
Het was schrikken bij het zien van Fränk Schlecks litteken als resultaat van een driedubbele breuk aan zijn linkersleutelbeen, waarvan hij de foto prompt na de behandeling verspreidde via twitter. De broer van Andy Schleck was één van de vele slachtoffers tijdens de kasseienetappe naar Arenberg, de gevreesde rit. Er waren voor- en tegenstanders. Extra spektakel, een bijkomende moeilijkheidsgraad en een nieuwe invalshoek voor de Tour versus het in gevaar brengen van de veiligheid van de renners en het spelen met levens. De Tourwinnaar zou er trouwens geen goed gevoel aan overhouden, als zijn overwinning te danken is aan een val van één van zijn rechtstreekse concurrenten.
Na de etappe –en bij het zien van Schlecks verwondingen– haalden diegenen die contra waren wel hun gelijk. Merkwaardig ook dat er onder de renners niet al te veel discussie was over die rit en sommigen er wel het nut van in zagen.
De koers heeft van origine een heroïsche geschiedenis. Vroeger reden de renners nog met reservebanden rond hun lijf, hadden ze een veel te zware fiets met een beperkt aantal versnellingen en moesten ze bergen berijden in ultralange etappes. Bewonderenswaardig, maar onmenselijk en ook niet meer van deze tijd. Nu is de koers humaner. Professioneler ook. De Angelsaksische teams evolueren goed en stijgen stilaan boven het traditionele Europa uit. Een Europa met een ambivalente (hypocriete?) wielerorganisatie.
Die kasseienetappe is trouwens een goed voorbeeld van de tegenstrijdigheid in de wielrennerij. Langs de ene kant verplicht de UCI het dragen van een helm – wat trouwens pas na Kivilevs fataal ongeluk in 2003 werd gewettigd – en hanteren ze een streng dopingbeleid, langs de andere kant wordt er nog steeds gereden op onveilige wegen en daalt het aantal cols per bergetappe er ook niet op.
De oplossing daarvoor zit bij de renners zelf. Als er onberijdbare wegen zijn, dat ze dan weigeren te koersen, als er een massale valpartij is (zoals de rit naar Spa), dat ze dan vragen om de slachtoffers op dezelfde tijd te zetten als dat van het peloton. Er is de ‘Cyclistes
Professionnels Associés (CPA)’, de internationale wielervakbond voor renners, dat ze daarmee dan wat druk uitoefenen. Hetzelfde gaat op voor het minimumloon, of de miserabele toestanden van slechte hotels of de te zware verplaatsingen.
Waarom vormen de renners op die manier geen ‘solidariteitspact’? In het wielrennen moet wat eendracht zitten, het is trouwens een entiteit. In de Tour rijdt één peloton, een karavaan, een circus dag in, dag uit, van Rotterdam naar Parijs. Dat maakt toch iets los. In het voetbal bijvoorbeeld ligt dat anders: daar is het meer ieder voor zich, een carrousel van komen en gaan, en een draaimolen van geld. Geld dat veel compenseert, in tegenstelling tot bij het wielrennen, vandaar dat het meer op samenhorigheid moet steunen.
Op weg naar Spa is gebleken dat er plaats is voor ‘solidariteit’. Dat ze het dan gezamenlijk doen en via één orgaan (een vakbond) in plaats van via ploegenbelangen en dankzij de macht en status van één renner. Zo wordt het pas echt sportief.
© 2010 – StampMedia – Sander Carollo