De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

“No Future”? Laten wij niet dichtklappen bij de gedachte aan Oorlog. Upd. 2: 170124

vrijdag 12 januari 2024 18:25
Spread the love

Onlangs kopte een grotere, meer ernstige krant, ik geloof dat het De Morgen was: “”No Future!” is terug”. “De Vlaming heeft weinig vertrouwen in de toekomst”. Dat zint mij niet. Dat lijkt mij onterecht. Dat spijt mij. Dat pakt mij een beetje. Zoals in de bio van deze blog al jaren staat: dat soort moedeloosheid en figuurlijke bloedarmoede bij medemensen, tijdgenoten, vrienden en landgenoten is iets dat mij de hand aan de ploeg doet slaan.

Laten we beginnen met één factor in die dalende stemming. Op verschillende plaatsen hoor je, lees je, dat jong en oud nogal eens geïntimideerd blijken door het vooruitzicht dat de oorlogen aan de randen van Europa dichter tot bij ons konden komen. Akkoord, iets angstwekkenders lijkt  niet denkbaar. En toch. Laat mij een handje helpen een en ander eens van de andere kant te bezien.

Een romancier en essayist die ik graag volg op sociale media, die zich er discreet enkel tot de “friends” richt, had enkele uren terug een bericht dat een sterk punt maakt, zoals gewoonlijk. Hier heb ik meteen een reeks bedenkingen bij geformuleerd die het hoger gestelde doel dichterbij brengen.  Wij krijgen de foto van de cover van het hoog gelauwerde boek en daarbij slechts een puur citaat eruit. Alle mogelijke manieren, een achttal concrete, om als soldaat of gevangene aan je eind te komen, of zelf dood en vernieling te brengen tijdens een oorlog.

‘Hoe zag het leven er in de rest van de wereld uit? In de rest van de wereld waren er jonge jongens – even oud, even lang en met hetzelfde postuur, met dezelfde dingen in hun hoofd zolang ze met rust werden gelaten – die in de sneeuw bivakkeerden, hopend dat ze niet in slaap zouden vallen en vooral dat hun mitrailleur niet zou bevriezen; of ze waren in de woestijn zandzakken aan het vullen om gaten te versterken, in een zonlicht waar je geen idee van hebt als je het niet hebt ervaren; of ze gleden op hun buik door de vuile tropische modder die spontaan kan gaan bewegen, hun wapen boven hun hoofd omdat het mechanisme kon vastlopen, maar zonder dat hoofd hoog te tillen, om niet als schietschijf te dienen. Sommigen stierven terwijl ze met hun handen omhoog uit een brandende bunker kwamen en achter elkaar werden afgeknald zoals brandnetels worden weggemaaid, anderen verdwenen zonder een spoor achter te laten, in een flits, in de hamerslag volgend op het gefluit van de raketten die samen opstegen, de lucht openreten en dan weer neerkwamen; er waren er ook die doodgingen door een enkele messteek in hun keel die de slagader opensneed, waarna het bloed naar buiten gutste, tot het einde toe. Weer anderen wachtten gespannen op de schok van de explosies aan de andere kant van de stalen wanden die moesten voorkomen dat ze diep in zee werden vermorzeld; sommigen speurden door een vizier naar beneden, wachtend op het punt waar de bommen moesten worden losgelaten op de bewoonde huizen die onder hen voorbijtrokken, en er waren er ook die het einde afwachtten in houten barakken met prikkeldraad eromheen, waar ze nooit uit zouden ontsnappen. Ver weg waren leven en dood met elkaar verstrengeld… (Alexis Jenni, In tijden van oorlog).


_______________________________________________________________________________________________


Mijn bedenkingen zijn dan onmiddellijk de volgende.

Dat is een overtuigend citaat om een prijswinnaar te categoriseren.

Het gevaar ervan is, me dunkt, dat wij vandaag, met onze zorgen over de prijs van Proximus en het uur van De Lijn, dichtklappen als wij zoiets lezen.

Terwijl (zeer oude) mensen in mijn kring die WO II meemaakten, met een lachje vaak zeggen,

“Ach, daar kom je óók wel doorheen…”

 

Volgens mij zouden de meesten van ons uit onvermoede diepten de nodige kracht opdiepen om door te gaan, als het terug oorlog werd.

Dit soort “miserabilistische” passage die de schrijver hier citeert, doet Oorlog onrecht aan.

In alle studies en de grote romans maken de auteurs ook gewag van een heel andere kant.

Van Churchill en Beevor, van Montgomery tot Tolstoj (ik lees nu Oorlog en vrede):

zij weten en beschrijven hoe zeker voor een deel van de mannelijke bevolking, te kunnen strijden, ook juist op leven en dood, en het doodsgevaar te tarten en erdoor te komen,

telkens weer tot grote Vreugde leidt.

En dan hebben we het nog niet over de wondermooie, intense liefde en broederlijkheid die vaak opbloeit tussen soldaten.

De uitdrukking “Brothers in Arms” en de serie “Band of Brothers”, ze zijn terecht tot een begrip, een geliefd icoon wat het tweede betreft, uitgegroeid.

Ik ken verschillende personen en families waar deze miniserie – die een dertigtal soldaten en officieren parachutisten van Easy Company van het 506th regiment van het 101st Airborne Division volgt van D-Day tot Berchtesgaden, op basis van geschreven bronnen en uitgebreide interviews met de veteranen- tientallen keren wordt bekeken. Vaders, zonen en dochters krijgen er niet genoeg van. Van de USA over Polen tot hier in Leuven gaat het zo. En wees gerust, de rauwe, dodelijke realiteit komt in die reeks ook wel aan bod. (Met deze blog riskeren we een run op De Slegte te veroorzaken, de serie is van 2001).

 


Ja, la Fraternité, waarvan denkers terecht opmerken dat deze waarde van de drie naast Egalité en Liberté, het minst goed wordt gerealiseerd in onze Democratie – die is er plots, die bloeit en groeit in oorlogstijd.

Laten we niet te oppervlakkig voelen en denken, ook niet, zeker niet, als het over de grootste existentiële fenomenen gaat.

Laten we elke dag minstens een kwartiertje tijd nemen om tot onszelf te komen. Om afstand te nemen van de train de vie en zijn druk en drukte.

In die stille ruimte die we maken door bij een kaars te zitten of een winterwandeling te maken, of een heet bad te nemen, komen dan hopelijk diepere gedachten boven. Gedachten van dankbaarheid en tevredenheid. Het Relativeren van de “petty concerns” zoals president Obama ze noemde, met een vleugje minachting, de “kleingeestige zorgen”, dat kan op termijn van groot belang blijken.

Ik hoop intussen dat de winnaar van de prix Goncourt in kwestie ook die andere kant adequaat heeft weten te verwoorden en Darstellen in zijn roman.

Anders moeten we gaan twijfelen aan de waarde van de grootste Franse literatuurprijs.

 

Meer nog, laten we onze goesting en ons vertrouwen absoluut behouden.

Er zit meer in ons dan we denken.

“Plus est en vous” stelde de Franstalige edelman in de hoge middeleeuwen in Brugge.

Denk aan wat, opnieuw, president Barack Obama ooit uitsprak over ons:

“Ha. You… BRAVE LITTLE BELGIUM!”

Of herinner je wat de Grieken al ontdekten en formuleerden: hun woord voor Crisis betekende “gevaar”; maar ook: “kans”.

Naar verluidt geldt hetzelfde, de dubbele betekenis, voor het karakter in de Chinese taal. Zowat iedereen op aarde heeft die waarheid dus al mogen ervaren in vroeger jaren.

Was het de eerste minister van christendemocratische signatuur die onlangs met AI tot nieuw leven is gewekt, die het ooit zei, ik denk van wel:

“Crisissen zijn kansen!”

En dan hebben we het nog niet gehad over de uitspraak van Julius Caesar over de stammen die tweeduizend jaar geleden op dit territorium leefden. En hier dus vochten, zo nodig.

Dezelfde breedgeschouderde Premier had nog een adagium: “Ik los problemen pas op wanneer zij zich voordoen”.

Hij was misschien niet voor niets een christen.

De jonge messias uit Galilea zou het volgens de evangelies al gezegd hebben:

“Maar je geen zorgen over wat nog ver achter de horizon ligt.

Elke dag heeft genoeg aan zijn zorgen. Met je te bekreunen en zorgen te maken, voeg je geen el toe aan de lengte van je leven!”

 

Oorlog is er nog niet. En als hij komt… Zullen wij onszelf waarschijnlijk verbazen.

Uitdagingen houden het bestaan interessant en zij houden meer dan eens de verveling en zelfs depressie op een afstand.

Wij zullen doorgaan met liefhebben in familiekring; met lezen en bewegen; met onze auto gaarne te zien, wat velen helaas betreft; en met werken.

Op de arbeidsplek zullen wij verschijnen. Op tijd en met ijver.

Als tenminste de files beperkt kunnen worden, het spoor zijn dagelijks mirakels blijft verrichten en… de bussen van de Lijn niet weg-bespaard worden. 😉

Zo lang er leven is, is er Hoop. Vraag het de soldaten. Bekijk het in de gezichten en woorden van de oud-strijders van Easy; ik hoop dat u een exemplaar van de reeks kunt bemachtigen.

 

Addendum 16 I 24  — Juist de Ups en Downs doen deugd

Vanmorgen vriest het, er ligt sneeuw. Ik bel met onze oud-professor geschiedenis, Michel Cloet. We bespreken de actualiteit zoals wij dat al bijna twintig jaar doen. Hij heeft onlangs een ongelukje gehad, maar in zijn verhaal hoor ik ook aandacht voor de positieve kanten. Zo hoort het. In de winter is het juist de afwisseling van buiten komen en de koude voelen, en dan binnen mogen in de warmte bekomen, die fel deugd doet? Ik bedoel… In deze lange periode van welvaart sinds het einde van de grote oorlog, is er Overvloed opgebouwd. Toch zijn vele stemmen dag in dag uit aan het klagen. Wanneer je weinig hebt, ben je blij met dat kleine beetje. Zoals tijdens de tweede wereldoorlog, toen er geen echte koffie was; de ersatzkoffie was afschuwelijk. Als je dan van een vriend(in) bij een bezoek een klein kopje echte koffie kreeg voorgeschoteld, was je “de koning te rijk”.

In onze jeugd in de jaren zestig en begin jaren zeventig werd er thuis nog met kolenkachels verwarmd in het “herenhuis” in Heverlee. Op sommige dagen stapte ik gezwind als eerste uit bed en stak ik – pogend – de Leuvense stoof aan in de woonkamer. Tijdens de nacht had het dan geregeld zo hard gevroren dat er “ijsbloemen” op de ramen waren verschenen. In de kamer was het nauwelijks vier graden of daaromtrent. Wanneer ik dan het vuur bemeesterd had (een kunst die ons mensen kenmerkt sinds de prehistorie!) en met krantenpapier, houtjes en tenslotte de kolen erin slaagde de kamer op te warmen… Juist: dan was ik de koning te rijk. Dan had je even de hemel op aarde gecreëerd.

Het tegengestelde mechanisme lijkt zich te hebben geïnstalleerd de laatste decennia. Mensen hebben het objectief gezien beter dan ooit in de gehele geschiedenis; toch zijn de klachten niet van de lucht. Als het ooit terugkeert, de schaarste van voedsel en de militaire onveiligheid, dan zullen velen tot hun grote verrassing ontdekken dat het leven niet alleen doenbaar blijft, maar aan diepte wint en aan mooie ervaringen. Aan die geopolitieke internationale wereld kunnen wij zelf meestal niets veranderen; over onze KIJK op de dingen die ons overkomen  zijn en blijven wij zelf meester. Neemt u de handschoen op?

 

Addendum 17 januari — Sneeuw & Samenwerking

Sinds vanmiddag 11 uur 35 is het beginnen sneeuwen in Leuven. Lekker warm bij 14 (veertien) graden zit ik in de fauteuil, nog niet lang terug van een winters tochtje naar de warme bakker, klinken de pianoklanken van Eric Satie dwarrelend door de kamer. Om 13 uur 21 wordt er aangebeld; ik was volop aan het lezen over hoe de inwoners van Bastogne dol van vreugde dansten met de Amerikaanse soldaten toen op die ijskoude zaterdag 23 december 1944 eindelijk de lucht was opgeklaard en de 150 C-47 Skytrain vrachttoestellen eerst 40, dan 150 ton hulpgoederen, munitie, voedsel, brandstof en medisch materiaal dropten, soms laverend doorheen het Duitse Flak (afweergeschut). “Vive les Américains!” riepen de inwoners keer op keer, en zij zongen en dansten toen zij zagen dat soldaten en officieren die de laatste uren zeer bezorgde zichten hadden getrokken, nu ontspanden. Dat was een van de gebeurtenissen, van de zalige momenten, zo weten Ardenners, historici, nabestaanden van de militairen en kenners van WO II, die het meest in heel de twintigste eeuw als een mirakel werden beschouwd. Generaal George Patton zelf had daags voordien in de buurt van de stad Luxemburg aan de aalmoezenier van zijn Derde Pantserleger opdracht gegeven voor beter weer en opklaringen te bidden. Ik sta op en ben terug in het hier en nu. Aan de deur staat de buurman. Zijn partner is gehandicapt en hij is op weg om voorraden in te slaan met de kleine wagen bestuurd door de vrouwelijke hulpverlener van de lokale overheidsorganisatie. Zij raken echter de besneeuwde lichte helling niet op. “Kun je mee duwen!?” vraagt hij. Ik bevestig, doe de deur op een kier om de koude wind niet binnen te laten, en trek mijn laarzen met profiel aan. Als ik zie dat het nog altijd hard sneeuwt, trek ik over de dikke wollen trui met sneeuwvlok-motief (die mijn lief nog zelf heeft gebreid), de gladde lederen wintermantel aan; hij is voorzien van een warme bontkraag. Finse makelij, perfecte vintage. Buiten ga ik eerst even kijken naar de chauffeur, voor wie we het ook juist doen. Zij heeft lang donker haar, een smal gezicht zonder bril en een smalle neus. Wij wisselen een blik van verstandhouding. Vier handen zetten zich tegen de achterkant van de Twingo, tegen het koude metaal net onder het raam. De vrouw geeft goed gedoseerd gas, en bijna  zonder moeite worden de twaalf resterende meter helling vlot afgelegd.

“Samen sterk!” en “Als de nood het hoogst is, is de redding nabij”, zo wisten onze voorouders. Ik zou willen toevoegen: de redding, maar vooral ook de samenwerking!

Ja, dit soort in normale tijden verscholen wachtende menselijke mechanismen zullen, als het leven in de toekomst veel zwaarder zou worden, zonder twijfel op grote schaal optreden, en samen zullen wij veel problemen oplossen. Daarbij denk ik nog eens aan het laatste lied van de Joodse zanger Leonard Cohen: “Hineni! I want it darker!” De interpretatie van die bloedstollende, mysterieuze strofe deed wereldwijd velen in de pen kruipen; de verklaring die ik toen, een jaar of vier geleden, gaf, lijkt de juiste. Als je wil dat het voor mensen beter wordt, moet je soms hopen op meer uitdaging. Minder fel licht.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!