De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Een moeilijke: bestaan er betere mensen en mindere mensen?…

maandag 14 februari 2022 02:36
Spread the love

Een van de belangrijkste kwesties waar de mensheid en ook wij als individuen mee moeten in het reine komen om goed en rijk te leven, lijkt mij de kwestie van de menselijke waardigheid in verhouding tot elkaar. Met andere woorden: kan de ene mens nobeler zijn dan de andere? En kunnen er mensen zijn die onze minachting verdienen? Hoe kwistig mogen wij hier dan mee omspringen, of welke kunnen de redenen zijn dat wij met die minachting voorzichtig omgaan? Het is duidelijk een vraagstuk dat velen beroert, hoewel bijna iedereen er om heen stapt, in het dagelijkse discours. Op sociale media lees ik vaak meningen die in toonaarden belijden dat je best respect, en in feite diepere eerbied, opbrengt voor alle soorten mensen. Zwart, man, vrouw, hetero, alternatief, “verkeerd”, jong, oud… Aan de andere kant stel ik vast dat er blijkbaar niets meer levendig is, tenminste in het taalgebruik, dan gradaties van minachting voor de andere die de digitale publieke ruimte met je deelt. De Standaard wijdde onlangs een interessant stuk aan “de verhuftering”. Tertio schreef al een jaar of vijf geleden over “de verruwing in de taal en de media”.

 

Seksisme, bijvoorbeeld

In debat met Kristien Hemmerechts, (met wie ik ooit een zeer goede ontmoeting had tijdens een lezerstreffen in Leuven), wees ik er op dat ik van haar verwacht dat zij niet zomaar tijdens interviews het woord ‘kut’ gebruikt, toch niet wanneer zij tegelijk meewerkt aan minder neerkijken op vrouwen, en minder seksueel storend of dwingend gedrag. Het lijkt er op dat wij allemaal wel eens zondigen tegen onze principes op dit vlak. Wat trouwens te denken van geleerde, bemiddelde  mensen in posities met grote verantwoordelijkheden, die wijselijk voorzichtig zijn in het taalgebruik over dit principe van achting/minachting voor de andere, maar bij wie uit het gedrag vaak een overtuiging spreekt die verraad dat zij zich een heel stuk belangrijker, waardiger, menswaardiger, gezegend, uitverkoren… voelen?

 

Monsterlijke minachting in het Derde Rijk

De (krijgs)geschiedenis maakt duidelijk dat hier grove excessen op de loer liggen. Zoals in de figuur van Hermann Goering. Die tijdens de tweede wereldoorlog  het opperbevel ontving over de gehele militaire luchtvloot van Duitsland, na in WO I een as te zijn als piloot. De man gedroeg zich echter als een slecht veldmaarschalk, hij volgde de technische evolutie van de vliegerij niet op, omringde zich met vleiers (“Arschleckers”), zodat hem niet de waarheid,  niet de exacte feiten en cijfers bereiken, noch over de eigen capaciteit als over deze van de vijand, met name de RAF. De figuur leefde ook in pracht en praal, en stal als de raven allerlei kunstschatten in de veroverde gebieden. Hij droeg zelfs kanjers van edelstenen aan ringen aan de vingers. De gevolgen van dit soort zelfbeeld losgezongen van realiteiten waren voor zijn natie desastreus, dat is geschiedenis.

Zelfoverschatting is dus een gevaarlijke houding

Van minachting naar vernedering

Bovendien riskeert de mens die zich te zeer focust op de eigenwaarde en de eigen waardigheid, andere mensen te kwetsen. Hen diep in te snoeien in de levensenergie, en mensen in feite een beetje dood te maken. Dat geldt voor omgang met personen, maar interessant genoeg ook voor collectieve gevoelens van respectabiliteit: de Polen werden door zowel Hitler als Stalin “collectief vernederd” tijdens de oorlog; zij herstellen nog altijd van die pijn en angst, en je kan stellen dat zij nu in de andere richting uitslaan. Vlaanderen heeft een bekend stuk “onverwerkt verleden”, en ook dit heeft alles te maken met ervaringen van vernederd te zijn geworden. De andere betrokken partij heeft dus schade aangericht, mentale schade en andere, die ettelijke generaties lang blijkt door te werken, te zweren en rancune en boosheid te genereren.

 

Onlangs schreef ik tijdens een reis naar het Hoge Noorden, waarbij ik veel verschillende mensen ontmoette en observeerde, volgende woorden over het thema.

 

《Van internet tot Untermensch: Kan de ene mens menselijker en hoogwaardiger zijn dan de andere?》

Geregeld hoor en lees ik het standpunt, de “mening” dat de ene mens zich niet meer menselijk, zich niet beter mag voelen dan andere mensen. Dat elke mens evenwaardig is aan de andere. Dat neerkijken op anderen jezelf zou naar beneden halen, en jouw per direct jouw menselijkheid zelfs zou ontnemen.

Is dat echt zo?

Verdienen de misdadigers en zieke geesten van nazi-Duitsland bijvoorbeeld evenveel eerbied en zachte gedachten als anderen?

Of seriemoordenaars?

Een soort absoluut respect voor alle medemensen, ook kleurlingen, ook vrouwen in alle soorten, mannen en kinderen, zieken en armen, het lijkt op het eerste gezicht misschien evident.

Het lijkt echter toch geen goed idee uit verkeerd begrepen “vriendelijkheid” de grote verschillen die tussen mensen bestaan, in waardigheid, in cultuur, in geestelijke ontwikkeling, innerlijke vrijheid, in “grootte van de ziel”…

of aan het andere uiterste in kleingeestigheid en laaghartigheid… te ontkennen?

De diepere waarheid, ook als het gaat om een “ongemakkelijke waarheid”, zij heeft haar rechten en zal bij erkenning & gebruik, heilzaam zijn. De beste, de grootste Waarheid zal positieve effecten meebrengen, lijkt mij.

Denk aan de aanmatigende, arrogante, bittere, botte, rancuneuze, kortzichtige, onnadenkende, impulsieve, heftig en ongeremd negatieve, destructieve… houding van tienduizenden op sociale media. (Of op straat na donker, of tijdens erfeniskwesties…)

En anderzijds aan de duizenden fijnzinnige en grootmoedige, geleerde, hoog-intelligente sensitieve mensen die (mede daarom juist) niet van zich laten horen in het “maatschappelijk debat” op sociale media en zelfs in de beste kranten.

Zijn de meest hoogstaande figuren niet dikwijls mensen zonder olifantshuid, te snel uit het lood geslagen om in discussie te gaan met de roepers?

Kortom, er bestaan wel degelijk mensen die nobeler zijn dan andere, edelmoediger, grootmoediger, wijzer, verstandiger, meer verfijnd en waardevol, menselijker…En er zijn ook brutale, grof besnaarde, boosaardige mensen die minder ons respect verdienen.

 

Wie gaat dat bepalen?

Het lijkt erop dat we ons altijd het vraagstuk in twee delen moeten aanpakken: er is de vraag of de ene mens meer waard, nobeler kan zijn als de andere. Direct daarmee verbonden is echter de vraag hoe je daar mee omgaat, als je meent die aanspraken te kunnen maken. Een waarheid kan een wapen worden en kan bedoeld of onbedoeld, wonden slaan.

Dat de ene mens, door talent, hard werken of door genade, er vanaf een bepaalde leeftijd meer in zal slagen te excelleren, lijkt evident. Mozart is hoog gehalte. Einstein ook. En bepaalde verpleegkundigen hebben school gemaakt, een bijna heilige status bereikt, en een plek in alle geschiedenisboeken ontvangen. Veel vertegenwoordigers van nederige maar nobele taken valt deze eer wellicht toch niet te beurt. (Sommige vrouwen mochten schitteren, in de beroepen zoals Marie Curie en Marie Thumas, en soms ook als moeder. , Zeker als het dames van aanzien waren, zoals keizerin Maria Theresia, of… ja, welke moeders worden eigenlijk als rolmodellen voorgesteld? Weinig, ook al is dit “eerste beroep” evident van groot belang voor de familie, het kind en de samenleving. Als icoon wordt een nederig-nuttige-nobele persona als de moeder wel eens meer eer bewezen, alleszins in de christelijke traditie.) Vele grote romans gaan daar over: het verschil tussen laaghartige en modale, banale mensen en nobele, grote, grootste mensen: niet alleen “De gebroeders Karamazov” van Dostojevski.

 

Inperkende factor gezocht

Maar dan komt de verwante vraag: wat doe je daar mee. Minachting voor sommige anderen ervaren en wellicht haar ook betonen, het lijkt soms noodzakelijk. Die houding kan echter ook licht in een destructief kwaad verkeren. Wat kan een antidotum vormen? Echte compassie, actief meeleven en steun bieden, het lijkt een houding die dit soort kwaad kan voorkomen. Een waarde die destijds vrij centraal stond in christelijke ethiek, en die wellicht her-opvissen verdient.  Zal dit lukken zo lang het eigenlijk heel goed gaat met de wereld? Mede-lijden, het heeft net als lijden ( bij mens, kind en dier) een heel negatieve bijklank gekregen voor velen, zo lijkt ons. Om niet als een distel hoog op te schieten en neer te kijken (of te schieten) op brave kleine luiden, kan het toch een nuttige houding vormen. Het is in een comfort- en consumptiecultuur wellicht wat ondergesneeuwd, maar “innerlijk mee” wat gewicht dragen van de last van de andere, op weg in zijn heel persoonlijke bestaan, het zal toch voor altijd een wonderbare, nuttige vaardigheid en houding blijven: in sociale, maatschappelijke context én in de intermenselijke sfeer.

 

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!