De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Vrouwe Justitia. Foto: pxhere.com/Public Domain
Walter De Smedt

De stille hervormingen van justitie

In deze juridische analyse gaat Walter De Smedt verder in op de thema's die hij behandelde in zijn artikel 'Justitie, sterke arm van de nieuwe welvaartstaat?

maandag 18 maart 2024 10:53
Spread the love

 

In de artikelen Justitie , sterke arm van de nieuwe welvaartsstaat werd aandacht gegeven aan de rol van justitie bij het invoeren van een maatschappijhervorming naar neoliberale leest. Er gebeurden ook andere ingrepen die minder heftig lijken maar die het reilen en zeilen binnen het gerecht gevoelig hebben gewijzigd, zowel als er plannen zijn om er andere door te voeren die nog verder gaan.

Voor de burger en zelfs voor de jonge magistraten is dat het nieuwe normaal. Dat daarbij enkele basisprincipes werden gewijzigd mag evenwel niet aan de aandacht ontgaan. Het is immers steeds de vraag of wat gewijzigd wordt in overeenstemming is met wat de natie van justitie verwacht en of er meer doelmatigheid, behoorlijkheid en eerlijkheid door verkregen wordt.

De organisatie

Voor de burger is de rechtbank deze waarvoor hij moet verschijnen. Dat is dan de kamer die zijn zaak behandelt en die is samengesteld uit één of drie rechters. Wanneer het om de zwaarste misdaden gaat is dat een hof dat bestaat uit drie beroepsrechters en een assisenjury van burgers. In strafzaken zit er ook altijd een procureur bij, en die zit aan dezelfde toog als de rechters.

Maak als niet jurist maar uit wie wat doet en hoe dat verloopt. De verwarring wordt nog groter omdat de politiefeuilletons die als zoete broodjes de TV avond opvullen veelal van Engelstalige komaf zijn en die een geheel ander beeld geven, namelijk dat van het Angelsaksisch systeem dat behoorlijk wat verschilt met het onze.

Naast de kamer waar de burger terecht komt is er ook een gehele organisatie waarin de rechters van die kamer een plaats en een bevoegdheid hebben. Ook de procureur past in een organisatie die verschillend is van de rechterlijke. Die organisaties kunnen maar één doel hebben, zowel de rechter als de procureur in staat te stellen hun opdrachten zo goed mogelijk uit te voeren.

Justitie is er immers niet voor de rechters, noch voor de procureurs of de advocaten, maar voor wat wel meer de rechts onderhorige, dat is de burger, wordt genoemd. Het is deze laatste overweging die zou moeten uitmaken hoe het allemaal in mekaar zit. Dat is echter niet de enige overweging wanneer er wijzigingen werden en worden doorgevoerd.

Voorheen had de gerechtelijke organisatie een “ bottom up” vorm. De rechtbank was inderdaad de kamer die het dossier behandelde. Wat er op die kamer gebeurde was de opdracht en de verantwoordelijkheid van de kamer voorzitter. Wie er niet akkoord mee was kon door de rechtsmiddelen van beroep en cassatie een andere beoordeling vragen.

Uit deze behandeling door andere rechters kwam ook wat de rechtspraak wordt genoemd, een algemeen idee van wat soortgelijke zaken als resultaat kunnen hebben. Dat zorgde voor rechtszekerheid, een voorzienbare uitkomst voor andere zaken.

De commentaren van andere juristen als de advocaten en de universiteitsprofessoren zorgden voor bijkomende gegevens, wat de rechtsleer wordt genoemd. Uit al deze gegevens kon ook de wetgever, onze vertegenwoordigers, een debat houden over de wenselijkheid om het één of het ander te wijzigen.

In strafzaken is er buiten deze bottom up werking een belangrijke actor bij gekomen. Het strafrechtelijk beleid, wat al dan niet bij de vervolging belangrijk is, wordt nu door de persoonlijke opvatting van één persoon, van de justitieminister, bepaalt.

De procureurs-generaal mogen er wel hun mening bij geven maar dat is enkel een niet bindend advies. De mening van de minister is dat daarentegen wél: de procureurs zijn verplicht zijn richtlijnen onverkort uit te voeren.

Justitieminister Annemie Turtelboom, van opleiding economiste, creëerde een organisatiemodel voor het beheer van de budgetten, personeel en de materiële middelen, maar ook voor de organisatie van de “expertise”. Zij wou op een andere wijze dan voordien “eenheid” in de rechtspraak bekomen.

Rechtbanken werden samengevoegd tot grotere entiteiten. Aan het hoofd ervan werden superchefs aangeduid. Waar voorheen de algemene vergadering van alle rechters door stemming van een reglement uitmaakte hoe het op de rechtbank moest verlopen werd dat de enkele bevoegdheid van de korpschef.

Die wordt bijgestaan door adjuncten die hij zelf mag aanduiden. Magistraten worden nu ook “geëvalueerd”, niet op grond van hun uitspraken, maar door een gesprek. Al jaren lang wordt er ook gekibbeld over de werklastmeting. Dat heeft zelfs een communautair tintje gekregen omdat sommigen beweren dat de Vlamingen harder werken dan de Walen.

Welke parameters daarbij moeten worden gebruikt is een inherente struikelsteen. Hoe kan je de éne erg simpele zaak met de meest ingewikkelde vergelijken? Is de productie meer waard dan de kwaliteit? Weet niet iedereen op de rechtbank wie wat doet en wie er de kantjes van af loopt?

Een ander onderwerp dat commissie vergaderingen aan de gang houdt is de financiering van justitie en het beheer van de centen. Het wordt voorgesteld dat het een vraag is die de magistratuur zelf toekomt om aan eigen beheer te doen. Daarbij zou justitie een dotatie krijgen die door een interne regeling binnen de rechtbanken een verdeling van gelden moet verkrijgen.

Maar wie moet wat en op grond van alweer welke parameters? In deze aanhoudende discussie worden enkele elementen onbesproken gelaten. Dat justitie reeds vele jaren ondergefinacierd is kan niet worden betwist. Dat het de verantwoordelijkheid is van de wetgever om dat goed te maken ook niet.

Daarom is het eigen beheer door de magistratuur een valkuil. Met enkel het verlenen van een dotatie, hoe groot die ook moge zijn, is het politiek beheer verlost van het probleem en zit de magistratuur opgezadeld met wat er kan gedaan worden met wat het politiek beheer er voor over heeft. Gaat het geld naar nieuw rood voltapijt voor cassatie of naar een vredegerecht waar het water doorheen de versleten ramen loopt?

Is de Antwerpse rechtbank prestigieuzer dan deze van Mechelen? Wie gaat er beslissen over een betwisting over de aanwending van geld tussen de rechtbank en de aannemer van slecht uitgevoerde werken? Is het beheer van geld wel de core bussines van een rechter?

Blijft hij daar niet beter van weg  Is de nieuwe “top down” organisatie, de eenheidsrechtspraak incluis, wel de meest passende organisatievorm om betwistingen tussen burgers onderling of tussen hen en de overheid op te lossen?

Geef aan de Keizer wat de Keizer toekomt. Het is aan de wetgever om te beslissen wat een goede rechtsbedeling waard is, aan de uitvoerende macht om er “uitvoering” aan te geven, en hou de magistraten weg van wat hun opdracht niet is en wat het wél is erg bemoeilijkt en bezwaard.

Wie kent het verschil tussen een rechter en een procureur? Voorheen was het gemakkelijk uit te leggen: De procureur is een procespartij die de misdrijven opspoort en vervolgt, de daders overlevert aan de beoordeling van de rechtbank. Het voorlopig onderzoek gebeurde door een rechter, de onderzoeksrechter.

Die rechter is geen procespartij en moet daarom onafhankelijk en onpartijdig zijn en ten laste als ter ontlasting onderzoeken. Die rechter kan ook wat een procureur niet kan, schenden van door de grondwet gewaarborgde rechten. Een onderzoeksrechter moet door de griffier alle verrichtingen doen opnemen in één dossier en telkens hij een beslissing neemt deze verantwoorden door een geschreven motivering.

Er is ook een daadwerkelijk toezicht op wat de onderzoeksrechter doet. Dat gebeurt door de rechters van de raadkamer, een kamer van de rechtbank, de kamer van inbeschuldigingstelling, een kamer van het hof van beroep, en bij de behandeling voor de strafrechter ook in een openbaar en tegensprekelijk debat waarin alle partijen hun zeg hebben zodat ook de maatschappij er zicht op heeft, gerechtigheid zichtbaar gebeurt.

Omdat de procureur ook een officier van gerechtelijke politie is kan hij daden van politie stellen. Daaruit ontstond de gewoonte voor de procureur om, buiten de opsporing, ook onderzoek te doen. Wat strafbaar is, is ook onderworpen aan een bepaalde termijn. Eens die termijn is verlopen wordt gesteld dat vervolging niet meer noodzakelijk is en de openbare vordering van de procureur verjaard is.

Omdat vele klachten en aangiften geen strafbare feiten opleveren of onderzoek niet dienstig kan gebeuren ontstond een andere gewoonte. Het dossier werd dan door de procureur opzijgelegd tot de verjaring was ingetreden, wat seponeren wordt genoemd. Daartegenover staat het recht van een slachtoffer of een belanghebbende om bij de onderzoeksrechter een burgerlijke partijstelling te doen.

Daardoor was die rechter verplicht het “geseponeerde” dossier bij de procureur op te vragen en er een eigen onderzoek over te doen. Op voorstel van de commissie Franchimont, een commissie van professoren en magistraten die de knelpunten in de strafprocedure moest wegnemen, werd het gebruik van het sepot in de wet opgenomen. Het recht van de procureur om te seponeren werd aldus gelegaliseerd.

Vraag is evenwel wat dat recht juist inhoudt. Is het een gewijzigdbevoegdheid om een definitieve beslissing te nemen of gaat het enkel om een beslissing die de verjaring doet lopen, die kan herzien worden en door een burgerlijke partijstelling kan worgewijzigd?

Omdat een procureur geen rechter is en hij, net als de verdediging, het slachtoffer en de benadeelde een procespartij is, komt het de procureur niet toe de plaats van de rechter in te nemen en zelf over schuld en boete te oordelen. Hier zit echter een knelpunt dat meer te maken heeft met de feitelijkheid dan met de rechtsgrond.

De procureurs gebruikten hun bevoegdheid als officier van gerechtelijke politie om steeds meer aan opsporingsonderzoeken te doen, dermate dat heel wat meer zaken op die wijze worden afgehandeld. Met dergelijk opsporingsonderzoek kan de procureur rechtstreeks dagvaarden voor de strafrechter. Maar hij kan het ook seponeren, ook wegens redenen van “opportuniteit”. Wat opportuun is wordt dan enkel door de procureur beoordeeld.

Uit voorgaande verschillende wijzen van onderzoek moeten enkele overwegingen worden opgemerkt. De procureur is een procespartij en die moet de wapengelijkheid met de andere partijen respecteren. De procureur is niet gehouden ter ontlasting te onderzoeken. Maar vooral is er op wat de procureur doet wanneer er met het geseponeerde dossier niets gebeurt geen enkel extern toezicht zoals dat op het onderzoek door de onderzoeksrechter wél en op verschillende wijze gebeurt.

Dit gebrek aan transparantie is de commissie Franchimont niet ontgaan. Daarom werd aan de procureur de bevoegdheid gegeven om publieke kennisgevingen te doen wanneer het openbaar belang het vereist. Van deze mogelijkheid die ook aan de advocaat van de verdediging werd gegeven wordt door de procureurs slechts zelden en veelal met weinig kennisgeving gebruik gemaakt.

Zelfs in de besprekingen van parlementaire onderzoeken als deze over het Bendeonderzoek of recentelijk over de aanslag te Brussel door Lassaoued, dossiers waarin het openbaar belang nadrukkelijk aanwezig is, weigeren parketmagistraten verwijzend naar hun beroepsgeheim om dienstige kennisgevingen te doen. Vraag is hoe je in een dossier als dat over de Bende aanslagen nog van een beroepsgeheim kan spreken.

Deze plicht tot geheimhouding van het vooronderzoek steunt op de overweging dat lekken het onderzoek kunnen schaden of een inbreuk kunnen maken op de rechten van de er in genoemde personen. Het feit dat het bendedossier waarvan de verjaring met een wet werd verlengd niet meer vatbaar is voor de toepassing van de vereisten van een eerlijk proces en het ook feitelijk niet meer mogelijk is daarover een doenbare procedure te houden kunnen de bewering van het volgehouden beroepsgeheim niet langer ondersteunen.

Tegenover voorgaande elementen en overwegingen staan de meerdere plannen om er verandering in te brengen. Dat was het geval met de eerste versie van de afkoopwet. De procureur kon met de verdediging een vertrouwelijk akkoord maken over de prijs van de gerechtigheid om de strafvervolging en dus het gehele strafproces te beëindigen, zelfs wanneer de zaak reeds voor een strafrechter was gebracht. Een uitspraak over schuld en boete werd niet langer door de rechter bepaald maar ontweken door een akkoord tussen de procespartijen.

Er is ook het aangehouden plan om de onderzoeksrechter te vervangen door een rechter van het onderzoek. Deze zou dan niet meer onderzoeken en enkel tussen komen wanneer door de grondwet gewaarborgde rechten moeten worden geschonden en toezien op de behoorlijkheid van het enkel door de procureur gevoerde onderzoek. Hoe dergelijke wijze van onderzoek verloopt kan je in de meeste Engelstalige politiefeuilletons merken.

In dat systeem wordt het onderzoek door de procespartijen gevoerd, enerzijds door de politie, anderzijds door de verdediging. Het openbaar ministerie brengt de zaak voor de rechter. De rechter heeft er geen onderzoekende opdracht in maar heeft wel een toezicht op de behoorlijkheid van het proces. Er zijn echter ook andere verschillen tussen de Angelsaksische en de continentale wijze van afhandeling.

In het Angelsaksisch model is er een volkomen wapengelijkheid tussen alle procespartijen, zit het het openbaar ministerie niet naast de rechter, heeft het geen magistratentoga, en heeft de verdediging recht op een eigen onderzoek en een cross examination, de ondervraging van de getuige. En vooral ligt de beslissing over de schuld niet bij de rechter, noch bij de procureur, maar bij een volksjury, zoals dat in ons revolutionair proces ook was.

Als je de ver gevorderde plannen om de onderzoeksrechter bij ons af te schaffen vergelijkt met het Angelsaksisch systeem valt op dat wat er van wordt overgenomen vooral een versterking van de macht van de procureur uitmaakt. Als je er het door het college van procureurs-generaal gesteunde plan om de huidige assisenjury en ook de burgerlijke partijstelling af te schaffen aan toevoegt wordt het echt problematisch.

Wat zou onze strafprocedure zijn geworden indien al deze plannen uitvoering mochten hebben gekregen? Vervanging van het onderzoek door de onderzoeksrechter door enkel dat van de procureur? Vervanging van de rechterlijke uitspraak door een door de procureur genomen sepot of een akkoord met de verdediging?

Afschaffing van de assisenjury en de burgerlijke partijstelling? Voeg daar het ultieme plan van gewezen justitieminister Koen Geens aan toe om een Brussels High Court op te richten, een Engelstalig college van zakenadvocaten dat betwistingen tussen grote firma’s moest berechten, een door de grondwet verboden uitzonderingsrechtbank. Wordt het dan niet helemaal bedenkelijk?

Opmerkelijk is ook dat in het debat tussen magistraten onderling als met de advocaten voorgaande elementen niet aan bod komen. De door de magistraten verenigingen gevoerde onderhandelingen gaan enkel over de materiële kanten van hun statuut, en niet over de inhoudelijke opdrachten en bevoegdheden.

Het verschil in statuut tussen de zetelende magistratuur, de rechters, en de staande, de procureurs, wordt er geheel in ontweken. De voornaamste vraag, deze over een toezicht op de wijze waarop nu reeds de procureurs dossiers afhandelen is nochtans vatbaar voor kritiek. Wat weet de burger nog over wat er geseponeerd wordt in dossiers zoals de verschillende opsporingsonderzoeken waarin een partijvoorzitter betrokken is wegens mogelijke zedenfeiten?

Wat zit er achter de vergetelheid van het opsporingsonderzoek over de recente aanslag te Brussel? Wat gebeurt er met de nieuwe klachten die binnen stromen na de verontwaardiging door de TV reeks Godvergeten? Zitten er in de geseponeerde dossiers ook uitingen van klassenjustitie?

Als je de stille hervormingen naast de meer spraakmakende legt wordt het plaatje toch wel erg problematisch. Feit is dat de terechte vraag van de burger voor meer transparantie en menselijkheid en de nu daaraan toegevoegde vraag voor gelijkberechtiging er niet door beantwoord wordt.

Dat ook parlementaire onderzoeken er niet in geslaagd zijn de knelpunten weg te nemen mag ook worden aangehaald. Dat kantoren van zakenadvocaten een grote rol spelen in de hervormingen is eveneens een niet te ontkennen fenomeen.

Of de stille hervormingen al dan niet deel uit maken van de sterke arm die justitie een actor maakt in de nieuwe welvaartsstaat is de beantwoorden door het resultaat van de wijzigingen die allen een gevoelige versterking van de uitvoerende macht en een verzwakking van de rechterlijke uitmaken.

steunen

Steun voor een nieuwe website

We hebben uw hulp nodig voor een essentiële opfrissing van de website. Om die interactiever, sneller en gebruiksvriendelijker te maken hebben we 30.000 euro nodig. Elke bijdrage, groot of klein, helpt. Met uw donatie ondersteunt u onafhankelijke journalistiek die de verhalen blijft brengen die er echt toe doen. Laat uw hart spreken.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!