De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De dalai lama van links

De dalai lama van links

vrijdag 16 december 2016 08:30
Spread the love



“de supersamenwerker”

Op 11 september bracht de Dalai Lama in Brussel voor 10,000 mensen zijn boodschap van de 21ste eeuw: barmhartigheid door openheid, universele verantw

oordelijkheid, macht en zorg. En die baseerde hij niet op religieuze argumenten maar op de wetenschap. Zo verklaarde hij: ”Wetenschappers hebben zinvolle kennis vergaard over ons bewustzijn en onze emoties. En ook over de methode om destructieve gedachten aan te pakken.”

Met het boek De supersamenwerker (EPO, 2016) verklaren Dirk Van Duppen en Johan Hoebeke zowaar een gelijkaardige theorie. Hun boodschap is een pleidooi voor een solidaire samenleving en dat veronderstelt een houding van generositeit, maar ook van optimisme (vertrouwen in de andere) en mildheid (…) Deze drie houdingen leveren, in termen van evolutionaire fitness, de grootste opbrengst (…).

Dat kan vandaag wetenschappelijk aangetoond worden en dat stemt tot optimisme. Er is een groot potentieel aan empathie, altruïsme, solidariteit en samenwerking onder de mensen.”

Is links dan een soort godsdienst zonder god nu wetenschappelijk bewezen.?

Er is natuurlijk niets mis met de lovenswaardige poging om de ideologie van het neoliberalisme – de wet van de sterkste – met wetenschappelijke argumenten te willen weerleggen. Maar je moet dan tegelijkertijd niet in een gelijkaardige valkuil trappen door te beweren dat het wetenschappelijk bewezen is dat de mens van nature een sociaal wezen zou zijn. Want hoe verklaar je dan alle conflicten en tegenstellingen in de wereld? En tussen de mensen onderling?

Neoliberalisme en wetenschap

Maar laten we beginnen bij het begin. Het neoliberalisme is in hoofdzaak een economisch project met een ideologisch-wetenschappelijk jasje aan. Zo is de idee van het vrije initiatief als basis van de economische ontwikkeling de voornaamste stelling van het liberalisme. ‘Volgens Adam Smith is rijkdom het product van arbeid (verricht door landbouwers en arbeiders) en kapitaal (land, machines en investeringen). De winst op de verkoop wordt verdeeld bij middel van loon en intrest. Vraag en aanbod, die door de onzichtbare hand van de markt telkens weer een evenwicht vinden, bepalen de prijs van de verkoop.

De neoklassieke liberalen reduceren bovendien de waarde van de producten tot de schaarste en het subjectieve nut ervan. En als reactie op de eeuwige terugkeer van crisissen pleiten neoliberalen voor de totale vrije concurrentie en het privaat karakter van de economie. Zonder inmenging van de staat, die volgens hen de schuldige is van alle economische mislukking.

Een weerlegging van al deze theorieën kan je in De supersamenwerker nauwelijks terugvinden. Het kan natuurlijk een keuze zijn zich niet te willen toeleggen op de weerlegging van de economische theorie van het neoliberalisme en zich wel te concentreren op de ideologisch filosofische of antropologische onderbouw ervan. En als je die definieert als het gevecht van de mens voor zijn eigenbelang (meer nog: een aangeboren, agressieve competitie gedreven uit hebzucht en egoïsme) dan biedt dit boek een sterke weerlegging.

Vooreerst is het al zeer opmerkelijk dat gedragingen van de mens die eeuwen als ondeugden werden beschouwd (tenzij voor dappere krijgers) nu onder de mantel van het neoliberalisme plots verheven werden tot hoogstaande eigenschappen ter ontwikkeling van het menselijk bestaan. Allicht was de mensheid tot dan toe niet verstandig genoeg om dat in te zien. En was er daarom nood aan een wetenschappelijke verklaring. En daarvoor hebben de neoliberale denktanks hun best gedaan, ze zochten het licht en hebben het gevonden in de evolutieleer en de genetica.

Het zit in de genen

‘Hij trekt op zijn vader of zijn moeder.’, wordt dikwijls gezegd. Er is een duidelijk verband en overdracht van eigenschappen van de ouders bij de voortplanting. Erfelijkheid speelt dus een grote rol in wie we zijn. Niet alleen uiterlijk maar ook karakterieel, qua intelligentie en sociale gedragingen. Kortom, ons gehele bestaan wordt bepaald door erfelijke factoren. Dat is de eerste grondslag van het neoliberalisme.

Er zijn echter wel verschillen in de overdracht. Een andere neus of ogen dan de ouders bijvoorbeeld. Er is dus geen identieke overdracht: er zijn goede, minder goede en slechte eigenschappen die onderling strijd voeren in de genetische samenstelling van de reproductie. Sinds de ontdekking van het DNA spreken de reductionisten van de strijd door hebzuchtige genen voor het tot stand komen van hogere organismen. De voorplanting en de strijd van die hogere organismen voor het betere bestaan vormen vervolgens de ‘struggle for life‘ en de ‘survival of the fittest‘ Dat is de natuurlijke voortgang van de evolutie. De tweede grondslag van het neoliberalisme.

In De supersamenwerker lezen we: ‘Volgens de reductionisten vindt alle selectie plaats door competitie van genen, met een winnaar en een verliezer. In deze universele competitie trekken de individuen met de hoogste winst aan het langste eind in de strijd om het voortbestaan (…) Alle evolutie door competitie’ blz. 249. Deze zogenaamd wetenschappelijke verklaring van de hebzucht en de competitieve strijd van de mens wordt in het boek tegengesproken zowel op het vlak van de genetica als van de evolutietheorie.

Want de selectie berust niet op competitie maar op mutatie. Er bestaan dus geen hebzuchtige genen. De verandering van erfelijk materiaal geschied door de wijziging van de chemische samenstelling van het DNA door allerlei uiterlijke en innerlijke factoren als ziekten, besmetting, substitutie, uv-stralen van de zon of andere bestraling enz.

Maar dit alles gebeurt op een totaal toevallige en willekeurige wijze. Zo zijn er in de loop der tijden massa’s mutaties geweest die al dan niet leidden tot een betere of slechter capaciteit om te overleven. Een mutatie die bijvoorbeeld leidt tot een geboorte zonder longen zal niet lang overleven. Wie of wat bepaalt dus de waarde van de mutatie? De natuur zelf, niet de competitie. De mens noch zijn genen leveren ook maar enige actieve bijdrage aan de genetische verbetering van zijn organisme, laat staan in concurrentie met anderen.

Het zit in de evolutie

Een ander element dat in het boek veel aandacht krijgt is de ‘culturele evolutie’. De biologische evolutie gebaseerd op de mutatie van het DNA heeft na miljarden jaren geleid tot de huidige mens en alle andere diersoorten. Veel verandert daar niet meer aan. Maar door de ontwikkeling van het zenuwgestel en de hersenen is de mens in staat een evolutie te verwezenlijken die buiten de fysieke ontwikkeling gebeurt: de culturele evolutie. Hier gaat het om ons ingrijpen op de natuur rondom ons, de organisatie, de technieken, de gewoontes en verhoudingen die de mens gebruikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Dit voltrekt zich op een totaal andere wijze dan de biologische, weliswaar wel gesteund op de capaciteiten die door genetische evolutie zijn bereikt.

De neoliberalen hebben daar natuurlijk ook een wetenschappelijke verklaring voor, namelijk ” the struggle for life” en “the survival of de fittest” kortom “het sociaal-darwinisme. Met ander woorden, de geschiedenis is één gevecht onder individuen en groepen de sterkste wint en het best kan overleven. Hoe meer besten, hoe idealer de maatschappij.

En daar gaat het boek de mist in. Er is wel een grote verontwaardiging omdat die theorieën niet stroken met onze (zogenaamde) sociale instincten en dat ze gebruikt worden om racisme te verdedigen en eugenetica te verantwoorden tot zelfs ondersteuning van economische maatregelen als “there is no alternative”. Maar verontwaardiging is nog geen wetenschappelijke verklaring. Of menen de auteurs, door boekdelen te vullen met de laatste wetenschappelijke snufjes, écht te hebben bewezen dat de mens geen zelfzuchtige agressieve strijder maar supersamenwerker is?

De supersamenwerker in het brein

De ontdekking van de spiegelneuronen en daaraan gekoppelde empathie is een geweldige verruiming van onze kennis over de mens, maar het zegt ons enkel dat we alles nadoen. Zonder het te weten, beleven wij alles mee wat anderen doen. Dat maakt ons tot superimitators en belevers van wat anderen doen. Het maakt ons tot goede leerlingen en bezorgt ons zelfs zelfbewustzijn.

Evolutief ligt het bovendien aan de basis van al onze communicatie capaciteiten zoals de taal en schrift. Daar kan je nog een hele rij hormonen tegenaan gooien die maken dat wij ons goed of minder goed voelen, en ja, zelfs ons liefdesleven leidt tot evolutionaire hoogtepunten. Maar dat alles leert ons nog niet hoe we moeten leven. Dat bewijst enkel dat we een groot vermogen hebben tot communiceren.

In de passage van het ‘altruïstisch brein’ staat letterlijk: ”ons brein reageert spontaan vanuit een ingebakken morele standaard”. Dat beeld van onszelf kan dan door empathie versmelten met het beeld van een ander. Er zou dus toch een aangeboren eigenschap of gen bestaan van een moreel gevoel tot altruïsme en prosociaal gedrag? Wat de auteurs weerleggen bij het neoliberalisme wordt hier glansrijk toegepast. “Wij zijn van nature (genetisch dus) empathisch, altruïstisch en samenwerkers.”

Maar is dat niet volkomen in strijd met de evolutieleer en de geschiedenis van de culturele evolutie? Er is de mens geen enkel moreel idee, rechtvaardigheidsbesef of altruïstische gevoel aangeboren. Elke mens wordt volkomen hulpeloos en onwetend geboren. Alles moeten wij leren door ervaring en de communicatie met de anderen. Daarom zijn de opvattingen over goed en kwaad ook zo verschillend in andere gemeenschappen. Er bestaat zelfs geen universele opvatting van goed en kwaad. Elk kind dat geboren wordt, heeft geen enkele kennis of wetenschap. Het vertrekt volkomen van nul. In het boek worden experimenten aangehaald van baby’s die het verschil tussen goed en kwaad al kennen voor ze kunnen spreken. Alsof er vóór die tijd geen non-verbale communicatie zou bestaan En zelfs als pasgeboren baby’s al een besef zouden hebben van goed en kwaad, dan hebben ze het geleerd in de moederschoot door de gedragingen van de moeder.

Heel de culturele evolutie van de homo sapiens is van nul vertrokken. Het is niet omdat de hersenen van de zoogdieren groter zijn geworden dat ze een hoger besef van goed en kwaad zouden ontwikkeld hebben. A fortiori zou dat wel gebeurd zijn door het de ontwikkeling van de cortex bij zoogdieren, de neocortex bij primaten tot uiteindelijk de prefrontale cortex van de mens.

Althans, die indruk wordt in het boek gewekt door de theorie te ontwikkelen dat de prefrontale cortex een controlerende functie zou bezitten die de menselijke gedragingen zouden sturen in de goede richting. ‘ Mensen kunnen hun driften en emoties afremmen. Dan stapt het zelfbewuste brein in en neemt het bevel over’ blz.38.

Alsof dat brein dus weet wat goed en kwaad is, een soort verlicht geweten dus. Verder in de tekst over het altruïstisch brein wordt zelfs dat geweten gebaseerd op de christelijke leer. ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet.’ Mooi gezegd natuurlijk. Maar wat is daar nu wetenschappelijker aan dan de sermoenen van een hagenprediker?

Anders gezegd, waar haalt het brein die wijsheid dan vandaan?

De auteurs denken het antwoord te hebben gevonden in de oergeschiedenis van het leven op aarde. Van de oersoep tot de oercel, zeg maar, het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten. En uiteindelijk de meercellige wezens tot alle planten, diersoorten en de mens. Dat getuigt allemaal van een gigantische chemische en biologische samenhang en een samenleven in wederzijds noodzakelijke symbiose tussen verschillende organismen. Dat betekent aldus de auteurs dat de mens slechts kan overleven als sociaal wezen.

Een mooie vergelijking misschien, maar wel een “Just so Story”. Want dat vertelt nog altijd niet hoe de hersenen weten wat dat sociaal leven inhoud. Voor de één is dit sociaal en voor de ander dat. Ook Marc Coucke en Fernand Huts vinden zichzelf zeer sociaal.

Over de evolutionaire experimentele psychologie wil ik het niet eens hebben, vermits die de proefpersonen beschouwen als abstracte objecten die door de proef de waarheid aan het licht zullen brengen. Het zijn daarentegen allemaal in het nu levende wezens, het zijn volwassenen, kinderen, baby’s of dieren, die besmet zijn of opgevoed in een eeuwen geëvolueerde cultuur die niet altijd dezelfde is geweest. Toch denkt de experimentele psychologie op basis van proeven nu de algemeen geldende waarheid over de menselijke psyche te onthullen. Nee, op die wijze komen we niet te weten of, en hoe het sociaal gedrag is ingegeven door de hersenen.

Bovendien toonde Margriet Sitskoorn in haar boek ‘het maakbare brein’ aan dat de hersenen geen vaststaand, alles beheersend apparaat is. Maar een gebruiksinstrument dat voortdurend verandert naargelang onze gedragingen of ervaringen. Zelfs bij beschadiging door beroerten of ziekten waarbij delen van de hersenen wegvallen, blijken de overgebleven delen na intense oefeningen de weggevallen functie over te nemen. Waar blijft dan die functie van het ingebakken sociaal gevoel en solidariteit. Zo komen we er dus niet.

De oorsprong der menselijke opvattingen

De onduidelijkheid over de culturele evolutie, of de maatschappelijke geschiedenis van de mens, is waarschijnlijk de oorzaak van de verwarring over de oorsprong van onze intenties of bedoelingen, de waardevorming of morele oordelen van de mens. Om daarover echter meer duidelijkheid te krijgen is het nuttig eerst een algemene beschouwing te wijden aan de fundamenten van het hele bestaan.

Het kan natuurlijk nuttig zijn een heel boek te schrijven over de samenhang (of samenwerking) van de dingen, maar je kan nog een groter boek vullen over de tegenstelling der dingen. Alles bestaat uit en door tegenstelling. Begin maar met het kleinste atoom. Die bestaat uit positieve protonen en negatieve elektronen en houden door voortdurende spanning en beweging de atoom in stand. En niet enkel de atomen, maar alles bestaat zo uit tegenstellingen. Elektriciteit doet door de spanning van positief naar negatief de lamp branden en motoren draaien.

Er is dag en nacht, zomer en winter, warm en koud, leven en dood, vroeger, nu en morgen, niet weten en kennis. Niets is en blijft zoals het was maar is voortdurend in verandering volgens een onontkoombare wet van de tegenstellingen. Je mag zoveel verbeeldingskracht of morele wensen koeteren dat zal niets veranderen aan de omwenteling van de aarde. Daar zijn zelfs geen nieuwe wetenschappelijke experimenten voor nodig. Zo ook kan de menselijke geschiedenis niet anders verlopen dan door de wet der tegenstellingen.

In De supersamenwerker wordt bijzonder veel aandacht besteed aan de ontdekking en de werking van verschillende neuronen in de hersenen (spiegel-, VEN-neuronen, enz.) die bijdragen tot het kennen ervaren en aanvoelen van de anderen en het andere, en uiteindelijk leiden tot het bestaan van ons bewustzijn, het zelfbewustzijn van de mens. Dat is nu juist de basis van de menselijke intelligentie. Door op dergelijk geperfectioneerde wijze de buitenwereld in ons te kunnen opnemen, zijn wij ook in staat (door de cortex) de gelijkenissen te zien. Of de samenhang, of oorzaak en gevolg. Maar dat alles komt voort uit waarneming en vaststellingen. Bijvoorbeeld: dit voelt hard en koud. Iets is zwaar. Het doet pijn als je het op je hoofd krijgt en je kan er zelfs dood van gaan. Het kan ook dienst doen om iets stuk te slaan of te breken.

Kortom, zo ontstaat bijvoorbeeld het begrip ‘steen’ en dat begrip zat niet in onze hersenen vóórafgaand al die ervaringen. Alle begrippen komen bijgevolg voort uit de veelvuldige ervaringen van de mens. die worden opgeslagen in het geheugen.

De culturele evolutie

Zo moeten we ook de hele culturele evolutie overschouwen. Er zijn geen vooraf bepaalde of ingegeven, of noem het aangeboren of evolutionair ingebouwde eigenschappen die de culturele evolutie bepaalden. De mens is stenen werktuigen gaan gebruiken omdat dat praktisch was en omdat hij (of zij) door het rechtop lopen de handen vrij had. En omdat de mens door het zakken van de huig de begrippen kon mede delen (praten) en zo kon organiseren, ontdekte zij (of hij) dat het veel efficiënter was dieren gezamenlijk te omsingelen om er op te jagen. Zo ontstond een nieuwe vorm van samenleven: de stam met gezamenlijke jacht en dus gezamenlijke buit.

Tot mensen ontdekten dat je dieren kon temmen en kweken, waar je bijgevolg niet meer moest op jagen. En anderen ontdekten dat je kon zaaien en oogsten. Toen veranderde de maatschappij volkomen. De wet: “Op elk dier in het woud mag worden gejaagd” veranderde in: “afblijven van gekweekte dieren en planten”. En wie zich daar niet aan hield, werd gevangen en moest in de stam komen werken als huisslaaf (kost en inwoon). Was dit onrechtvaardig? Of het begin van de hebzucht, de oorzaak van alle kwaad in de wereld? Nee. Dat was een nieuwe vooruitstrevende maatschappij die eeuwen heeft standgehouden en grootse dingen heeft voortgebracht. De productie groeide zodanig dat men grote voorraadschuren moest aanleggen met nieuwe wetten “ Gij zult niet stelen”. Voor de ruil en het beheren ontstonden grote steden zoals Egypte, Athene en Rome.

Tot de mens ontdekte dat je meer kon halen uit de landbouw door lastdieren voor een ploeg te spannen in plaats van honderden slaven de grond te laten bewerken. Toen werd het beheer van de grond belangrijk. Veldheren bevochten de gronden voor de boeren en de boeren moesten in ruil daarvoor zorgen voor hun onderhoud. Die veldheren werden de landheren. Die bijbehorende pachtwet heeft ook eeuwen bestaan in de middeleeuwen.

Tot de mens ontdekte dat je meer en sneller kon produceren door ambachtslieden samen te laten werken in werkplaatsen met elk een onderdeel van de productie. Zij die in staat waren om dat te verwezenlijken, waren rijke burgers die door handelsactiviteiten rijkdom wisten te vergaren. Toen werd de wet: “Wie de productie op touw zet, is ook de eigenaar van het product”.

Is dit onrechtvaardig of hebzucht? De meerwaarde die dat voortbracht werd beheerd door private eigenaars. Maar het bracht ook een gigantische vooruitgang opgang door de nieuwe aankoop van grondstoffen en steeds grote productie.

Tot de mens ontdekte dat dit gigantisch gegroeide productiecontingent beter gemeenschappelijk beheerd wordt dan de chaotische privaateenheden die produceren zonder planning vaak tegen elkaar op en zo de markten verstoren met crisissen van overproductie. Maar ja, dan weer bestaat het conflict tussen de oude wet van het privaat beheer en de nieuwe wet van het gemeenschappelijk beheer.

Hieruit blijkt dat de culturele evolutie niet een aaneenschakeling is van pogingen om de maatschappij uit te bouwen volgens een ingeboren beeld van empathie, altruïsme en solidariteit, maar een voortdurende tegenstelling tussen oude productiemethoden en nieuwe, die heel de maatschappij in tegenstelling brengt met oude samenlevingsvormen. De ideeën van een samenleving zijn dus niet eeuwig en ingebakken in de geest, maar veranderen telkens door de verandering van de concrete materiële manier waarop de overlevingsmiddelen worden voortgebracht. Dat gebeurt niet zonder slag of stoot: het begint telkens met een nieuwe groep mensen die uiteindelijk door zijn innerlijke vooruitstrevende kracht van de nieuwe productie overwint en zo zijn algemene orde opdringt aan al wie achterblijft. Dat is de ware wet der tegenstelling, de drijvende kracht in de geschiedenis.

Denken de auteurs nu echt de wereld te kunnen veranderen door de tegenstelling solidariteit tegen individualisme te gaan uitvechten of propageren? Er zouden twee groepen zijn in de maatschappij: de egoïsten (neoliberalen) versus de solidairen (linksen of socialisten…). Pas als dat gevecht is uitgevochten, zal de maatschappij veranderen.

Tja, zowel de christelijke leer als de verlichting verkondigen samen al al tweeduizend jaar de broederlijkheid. Met het gekende resultaat. Moeten we dan iedereen gaan overtuigen een samenwerker te worden, terwijl heel de maatschappij dagelijks al met miljoenen mensen samenwerkt? Samen ‘s morgens op de bus zitten of voorbeeldig aanschuiven in de file op weg naar het werk? Het gaat dus niet om de geest van samenwerking maar wel om het beheer van die samenwerkende vennootschap. Die moet van chaotische privaat karakter over gaan in geordend gemeenschappelijk beheer.

De Rechten van den Mens

Wat baat het dan een ganse lijst van vrome abstracte wensen op te stellen als de Verklaring van de Rechten van den Mens? “Alle mensen worden vrij en gelijk geboren.” Dat betekent voor elke reële situatie iets anders. Liberalen verdedigen met klem de vrijheid van ondernemen en menen zelfs oorlogen te moeten voeren om die westerse waarden te verdedigen. Gelijkheid is een fictie. Als iedereen in de beginnende fabriekjes evenveel had verdiend als de baas, dan was er nooit een meerwaarde geweest om te herinvesteren. De ongelijkheid is niet het probleem, wel het gebruik van die ongelijkheid. Als de gemeenschap alle meerwaarde zou opstrijken, dan is er een enorme ongelijkheid. Maar als die vervolgens beheerd wordt ten voordele van de gemeenschappelijke economie, dan komt dat iedereen ten goede. En als je dat egoïsme wil noemen, prima: van privaat egoïsme naar gemeenschaps- egoïsme

Waarden zijn dus zeer betrekkelijk verschillend in concrete omstandigheden. En ze zijn altijd materieel. Zij komen niet voort uit ons brein maar uit het hebben en bestaan zelfs niet in het abstracte zijn. Waren en waarden zijn zeer verwante begrippen. Als de waarden niet omgezet kunnen worden in waren, dan zijn ze niets waard. Ik kan jou bijvoorbeeld liefhebben zoveel ik wil maar als ik jou niet geef wat je nodig hebt dan is mijn liefde waardeloos voor jou.

Toch beweren de auteurs dat de waarden voortkomen uit de intrinsieke gevoelswereld in de hersenen, bijvoorbeeld het rechtvaardigheidsgevoel. Dat gevoel wordt dan gecontroleerd en gestuurd door frontale en prefrontale cortex. Op welke basis dan? Rechtvaardig is rechtvaardig, aldus de auteurs. Maar als we niet rechtvaardig handelen, is dat dan de fout van de cortex? Omdat die misschien slecht is beïnvloed door het neoliberalisme?

Dat is helaas allemaal larie. Het gevoel is een perfect instrument om de werkelijkheid te vatten en er een begrip over te vormen, dus onderdeel van geheel onze intelligentie. En hoe we met die werkelijkheid moeten omgaan komt niet voort uit vooringenomen waarden maar uit het leerproces van de concrete ervaringen door trial and error voor iedereen telkens opnieuw. Kinderen moeten leren dat je je aan vuur verbrandt door er aan te voelen. Angst voor spinnen overwin je, door de confrontatie. Ja zelfs roedeldieren worden aangeleerd hoe zich te gedragen in de roedel Op dat gebied heeft de mensheid niet veel meer te leren. We leven in een tamelijk samenwerkende en georganiseerde samenleving, maar de roedelleiders zijn te verdeeld en de roedels zo gegroeid dat er nood is aan één roedel.

Conclusie. Het neoliberalisme komt niet voort uit het egoïsme of individualisme, maar uit een inmiddels verouderde economische opvatting als zou die alleen maar kunnen beheerd worden door private bezitters. En het heeft dan ook geen zin een campagne op te zetten tegen het egoïsme maar voor solidariteit, generositeit, optimistisch vertrouwen en mildheid onder de mensen.

Willen wij daarmee de neoliberalen soms bekeren en tot betere gedachten brengen? Wat wij elkaar moeten bijbrengen is dat wij de voortbrengers zijn van de goederen en diensten en dat private beheerders dat gigantisch product voortdurend en telkens opnieuw in verval storten door de chaotische en tegenstrijdige manier van werken. Uiteindelijk is dit een ramp voor alle mensen, ook henzelf.

De auteurs hebben geen inspanningen gespaard om een boeiende wetenschappelijk ontdekkingstocht op touw te zetten, maar ze hebben ons allicht om tactische redenen op een dwaalspoor gebracht.

Misschien kunnen ze in de toekomst hun bekwaamheden gebruiken om even tactisch een klasseninzicht bij te brengen aan onze geliefde werkende en samenwerkende burgers?

take down
the paywall
steun ons nu!