De zee duwt een kind haar lichaam uit.
Zij is een arm geamputeerd.
En een been, koude krassen in vel en vlees.
Bebloede ribben tot aan een hart van drie.
Vader, dat ik u van tranen tot tranen schrijven moet. Moet.
Deze vluchtweg is oeverloos verminkt. Etter op etter.
De laatste vluchthaven braakt een verlaten boot.
Strand en water. Wolken en zon. Een ventje, alleen.
Hoe schraal stil uw zoon slaapt aan de zee, zal ik hier eindeloos schreeuwen.
Dat zijn rood T-shirt doorweekt is, als waanzin.
De blauwe korte broek kletsnat. Kanker bij kanker.
Omdat een gezicht bijna in zand verdwijnt. Haast u. Haast u.
Hij blijft ruw hard liggen in mijn hoofd, handjes verdraaid naast het lichaam.
Vader, dit gaat nooit over. Nooit.
En dan nog een kind.
En dan nog een kind.
Voor Alan