Over ironische romantiek

dinsdag 14 februari 2023 08:00
Spread the love

 Naar aanleiding van Valentijn en als voorpublicatie uit  De speelzieke eros, een boek over de liefde, buigt filosoof Lieven De Cauter zich over de tegenstelling tussen ironie en romantiek. In drie talen (Nederlands, Engels en Spaans, u wordt snel duidelijk waarom). 

 

Over ironische romantiek

 

Ana, mijn recent hervonden Spaanse geliefde, klaagt erover dat ik niet romantisch ben. Sterker nog, ze beweert dat ik antiromantisch ben. Enfin, ze plaagt er me mee. Al te vaak haal ik met een opmerking of een kwinkslag alle romantiek onderuit, zegt ze. Het is tijdens ons weerzien na zowat twintig jaar in Parijs, de lichtstad van de liefde, en toevallig ook nog in het weekend van Valentijn, een soort van running gag geworden. En ik vrees dat ik niet meer van haar speelse verwijten afraak.

Het romantische hoogtepunt van ons weerzien bestond erin dat zij mij op onze tweede en laatste dag tegen avondval meetroonde naar de Sacré-Coeur. Ik moet toegeven dat ik die tocht naar boven met frisse tegenzin ondernam, uit vrees voor de toeristenmassa.  Boven maakte Ana een selfie met de verlichte Eiffeltoren vagelijk achter onze kussende hoofden. Ze had even te voren geweend toen we daar zo stonden te kijken naar de al nachtelijke stad en ze had mij niet willen zeggen waarom. Maar dat het niets met mij te maken had. Op dat wenen kom ik nog terug. Beginnen we met het lachen.

We hebben er veel om gelachen, om die antiromantiek van mij, maar het heeft me er ook toe aangezet mijn positie enigszins cultuurfilosofisch te expliciteren en zo uiteraard ook te verdedigen. Goedkope romantiek is valse romantiek, romantiek wordt snel ‘cheesy’, zei ik haar, en ik ben absoluut geen fan van ‘cheesyness’, moeilijk vertaalbaar,  meligheid komt in de buurt, klef is ook niet slecht (zit ook dichter bij die ‘kazigheid’ maar om in bij etenswaren te blijven:), het gaat om versuikering, sentimentele kitsch. Dat is het: mijn ironie is een wapen tegen klef, melig, zeemzoeterig gedoe. Misschien is dat de echte romantiek: zich verre houden van de valse romantiek. Maar toch  vond ze dat maar een flauw excuus en bleef ze me als antiromantisch bestempelen. Als een soort van spelbreker.

Dus moest ik meer argumenten uit de kast halen. Ik begon over de vroege Duitse romantiek, over Schlegel, over Lawrence Sterne en E.T.A. Hoffmann, Lord Byron en zo vele anderen, ik noemde Baudelaire en zijn bijna cynische humor, ik noemde Pessoa, de surrealisten, toch de laatste grote romantische beweging, want zij stelden het irrationele als een soort protest tegenover de rationele zakelijkheid van de moderne wereld. Maar met humor en zonder versuikerde beeldtaal. Ik verwees naar Walter Benjamin en zijn concept van de ‘romantische ironie’. En toen ze alweer op de nachtbus zat van Madrid naar León, ik vertaalde voor haar een lang citaat uit mijn Benjaminboek op whatsapp:

‘In tegenstelling tot Hegel (of hij zich hiervan bewust was, blijkt niet uit de tekst), zegt Benjamin dat de vroeg-romantische ironie geen uitdrukking is van de subjectieve wil, maar dat zij een objectieve functie heeft in de opneming van de reflexiviteit in het werk zelf. Hij onderscheidt twee begrippen van ironie: de ironie van de vorm en de ironie van de inhoud. Wat het laatste betreft, geeft hij toe dat het gaat om een subjectiviteit die haar willekeur en afstand ten opzichte van de materie (de inhoud) tot uitdrukking brengt. Maar de ironie van de vorm noemt hij positief en objectief. Het is deze ironie van de vorm die de illusie verstoort. Dit verplettert het werk niet zozeer, maar versterkt het juist, omdat deze ironie van de vorm de reflexiviteit en het idee van kunst in het werk blootlegt. Benjamin verwijst naar de komedies van Tieck, maar men zou ook kunnen verwijzen naar de romans van Laurence Sterne, die tot op de dag van vandaag de ironie op voorbeeldige wijze belichamen (en dus vele malen zijn nagevolgd): de narratieve conventies zijn het voortdurende onderwerp van ironisch spel. Dit is wat Benjamin “formele ironie” noemt, en het is hierin dat het kunstwerk op zichzelf reflecteert als een artefact binnen een kunstvorm, waarmee de zelfkritiek van schoonheid (als de verschijning van een gesloten, levende totaliteit, als illusie) in gang wordt gezet.’

Bij de lectuur van dit brokstuk vroeg ik me af: is Sterne romantisch? Toch eerder een verlichtingsfiguur, een vrijdenker. A sentimental journey is niet sentimenteel. Deze ironie van de vorm werkt uitstekend om de versuikerde kitsch van het romantische moment tegen te gaan. Ook natuurlijk de ironie van de inhoud, die een lucide, misschien een tikkeltje narcistische afstandelijkheid tegenover de blinde passie markeert. Ik geloof werkelijk dat het de kern van de liefde versterkt, door haar van valsheid te vrijwaren.

Om haar nog bezig te houden tijdens haar nachtelijke busrit, stuurde ik haar een tekst over de grap in de kunst en zei haar dat ze het document moest openen en het woord pijp moest zoeken. Om een lang verhaal kort te maken, want het is een lange en heel academische tekst vooral over de functie van humor in Hegels esthetiek en wel als symptoom van het verval van de kunst, van de Kunstreligion: ‘Ceci n’est pas une pipe’ betekent voor Magritte, die niet vies was van schuine grapjes, ongetwijfeld ook: ‘this is not a blow job’. Dit is niet pijpen. Het zal zeker niet geholpen hebben om haar te overtuigen dat ik romantisch ben.

Om te bewijzen dat ik wel degelijk romantisch ben, begon ik al chattend te rijmen (in het Engels, mijn Spaans is nog niet goed genoeg):

 

you make me so very very happy,

that I cannot be but foolish and merry.

and rhime, like a drunken poetaster,

in the ciaroscuro of his nightly extasy,

deep colored passionate harmony

with the touch of lightness, with delightful irony.

 

Haar Spaanse adhoc vertaling klonk beter: ‘… como un poeta borracho en el claroscuro de su noche extasiada, profunda armonía apasionada, con un toque de luz, y deliciosa ironia.’

Waarop ik:

“Watch out or I ‘ll write you the whole night,

outlandish expressions of my delight.”

Zij antwoordde in een veel dieper register:

“Tengo tus dientes grabados en mi vientre, en mi corazón y en mi sexo.. “

het spoor van je tanden staat gegrift in mijn buik, in mijn hart en in mijn geslacht.

Ze voegde er (onromantisch) aan toe dat het eerste waar was, de twee laatste metaforisch. Ik zei al rijmelend dat we hier dus een echte dichter hadden op de bus. En dat ik, in alle ernst, overtuigd was dat ze moest schrijven, dat historias de cristal. Memorias por un amnesiaco haar debuut zou kunnen zijn: verhalen van glas. Memoires voor iemand met geheugenverlies. De roman van onze liefde die zij voor mij, allesvergeter, opschrijft.

Ik besloot mijn argumentatie als volgt: ‘de ware romanticus moet antiromantisch zijn, zoals de ware mysticus antimystiek. Romantiek zonder ironie is voor mij goedkoop, want ik ben een echte romanticus. Maar in de spreektaal, volgens de gangbare opvatting van romantiek, ben ik, dat geef ik grif toe, antiromantisch.  Hoewel, het me stoort dat je het zegt. Juist jij, jij van alle mensen! Jij mijn meest romantische liefde.’

Ik ontmoette Ana in het jaar onzes heren 1986 in Salamanca, daarna vervoegde ze me in Madrid, waar we een heerlijke tijd hadden. Ik ging haar een keer opzoeken. Zij kwam in de zomer van 1987 naar Brussel. Maar geen van beiden durfden we springen en zo hebben we elk ons leven uitgebouwd, elk aan onze kant. Toch zijn we contact blijven houden, met verjaardagen en zo, en altijd zijn van elkaar blijven houden. In 2003 hebben we elkaar stiekem gezien, gedurende 36 uur, in Istanbul, waar ik heen moest voor de startbijeenkomst van het World Tribunal on Iraq. En nu, na de coronaperiode, beiden vrij, hebben we elkaar teruggevonden via skype. Als ik het vertel zeggen vele mensen: hoe romantisch, of het lijkt wel een roman. Volgens Ana zijn onze schaarse ontmoetingen gescandeerd door glas en tranen. Vandaar de titel van die gedroomde roman. Ze antwoordde op mijn oproep tot schrijven:

‘We hebben nog een laatste hoofdstuk in Parijs, door het glas van een taxi terwijl ik je in de regen zie en ik weer wil huilen. De reden voor mijn tranen aan de Sacré-coeur was dat ik voelde dat ik gelukkig was en ik vond dat ik het recht had om eindelijk gelukkig te zijn.’

Ik was diep ontroerd, maar wilde haar oppeppen tijdens haar ellenlange nachtrit:

‘if i could tomorrow I would take a plane

that would take me all the way to Spain.

Even if you move me to tears with your grief,

I feel an unspeakable relief.

To laugh and cry at the same time,

is a favorite definition for happiness of mine.’

Misschien is dat tegelijk lachen en wenen wel een benadering van wat ik met ironische romantiek voor ogen heb. Ciaroscuro: zwaarte met lichtheid, gevoeligheid met luciditeit combineren. Het blijft een moeilijke oefening. Tegengif voor teveel meligheid is levensnoodzakelijk, mijn tweede natuur. Dus noem mij maar gerust antiromantisch. Maar als ik deze tekst publiceer op Valentijnsdag, op de eerste verjaardag van onze nieuwe liefde, is dat niet het toppunt van romantiek?  Het is in elk geval een manier om mijn liefde voor jou van de daken te schreeuwen.

 

 

[English]

 

 On ironic romanticism

 

Ana, my recently regained lover, complains that I am not romantic. In fact, she claims I am anti-romantic. She teases me with it. Too often I undermine all romance with a remark or a quip, she claims. It has become something of a running gag during our reunion after some twenty years in Paris, the city of lights, the city of love, and coincidentally on Valentine’s weekend. And I fear that I will never get rid of her playful reproaches.

The romantic highlight of our reunion consisted of her taking me up to the Sacré-Coeur at dusk on our second and last day. I must admit that I made that trek up with fresh reluctance, fearing the tourist crowds.  At the top, Ana took a selfie with the illuminated Eiffel Tower vaguely behind our kissing heads. She had wept moments before as we stood there looking at the already nocturnal city like that, and she hadn’t wanted to tell me why. But that it had nothing to do with me. To that weeping I will come back to. Begin with the laughing.

We laughed a lot about it, about this anti-romanticism of mine, but it also prompted me to make my position somewhat culturally philosophically explicit and so, of course, defend it. Cheap romance is false romance, romance quickly becomes “cheesy,” I told her, and I’m definitely not a fan of “cheesyness,” hard to translate, corny comes close, tacky isn’t bad either (is also closer to that “cheesiness” but to stay in food:), it’s about saccharification, sentimental kitsch. That’s it: my irony is a weapon against tacky, corny, chamomile stuff. Maybe that’s the real romance: keeping away from false romanticism. Yet she thought that was just a lame excuse and continued to label me as anti-romantic. As a kind of killjoy.

So I had to pull out more arguments. I started talking about early German Romanticism, about Schlegel, about Lawrence Sterne and E.T.A. Hoffmann, Lord Byron and so many others, I mentioned Baudelaire and his almost cynical humor, I mentioned Pessoa, the Surrealists, after all, the last great Romantic movement, for they set the irrational as a kind of protest against the rational pragmatism of the modern world. But with humor and without sugar-coated imagery. I was referring to Walter Benjamin and his concept of “romantic irony. And when she was already on the night bus from Madrid to León, I translated for her a long quote from my Benjamin book on whatsapp:

‘Unlike Hegel (whether he was aware of this is not clear from the text), Benjamin says that early Romantic irony is not an expression of subjective will, but has an objective function in the inclusion of reflexivity in the work itself. He distinguishes two notions of irony: the irony of form and the irony of content. As for the latter, he admits that it involves a subjectivity that expresses its arbitrariness and distance from matter (content). But the irony of form he calls positive and objective. It is this irony of form that disrupts the illusion. This does not so much crush the work as strengthen it, because this irony of form exposes the reflexivity and idea of art in the work. Benjamin refers to the comedies of Tieck, but one could also refer to the novels of Laurence Sterne, which to this day embody irony in exemplary ways (and thus have been imitated many times): narrative conventions are the constant subject of ironic play. This is what Benjamin calls “formal irony,” and it is herein that the artwork reflects on itself as an artifact within an art form, initiating the self-critique of beauty (as the appearance of a closed, living totality, as illusion).

Reading this chunk, I wondered: is Sterne romantic? Surely more of an enlightenment figure, a freethinker. A sentimental journey is not sentimental. This irony of form works excellently to counteract the sugar-coated kitsch of the romantic moment. Also, of course, the irony of content, which marks a lucid, perhaps a tad narcissistic detachment in the face of blind passion. I truly believe that it strengthens the core of love, safeguarding it from falsity.

To keep her still occupied during her night bus ride, I sent her a text on the joke in art and told her to open the document and look for the word pipe. To make a long story short, because it is a long and very academic text mainly about the function of humor in Hegel’s aesthetics and as a symptom of the decay of art, of the Kunstreligion: ‘Ceci n’est pas une pipe’ undoubtedly meant to Magritte, who was not averse to oblique jokes, ‘this is not a blow job’ as well. This is not a blow job. It certainly won’t have helped to convince her that I am romantic.

To prove that I am indeed romantic, I started rhyming while chatting (in English, my Spanish is not good enough yet):

 

you make me so very very happy,

That I cannot be but foolish and merry.

And rhime, like a drunken poetaster,

in the ciaroscuro of his nightly ecstasy,

deep colored passionate harmony

with the touch of lightness, with delightful irony.

 

Her Spanish adhoc translation sounded better: ‘… como un poeta borracho en el claroscuro de su noche extasiada, profunda armonía apasionada, con un toque de luz, y deliciosa ironia.’

To which I:

“Watch out or I ‘ll write you the whole night.

outlandish expressions of my delight.”

She replied in a much deeper register:

“Tengo tus dientes grabados en mi vientre, en mi corazón y en mi sexo…. ”

The trace of your teeth is etched in my belly, in my heart and in my sex.

She added (unromantically) that the former was true, the latter two metaphorical. I said while rhyming that we thus had a real poet here on the bus. And that I was convinced, in all seriousness, that she should write, that historias de cristal. Memorias por un amnesiaco could be her debut: stories of glass. Memoirs for someone with amnesia. The novel of our love that she writes down for me, all forgetful.

I concluded my argument as follows: “the true romantic must be anti-romantic, as the true mystic is anti-mystic. Romanticism without irony is cheap for me, because I am a true romantic. But in the vernacular, according to the common understanding of romance, I am, I freely admit, anti-romantic.  Although, it bothers me that you say it. Especially you, you of all people! You my most romantic love.’

I met Ana in the year ours 1986 in Salamanca, then she joined me in Madrid, where we had a wonderful time. I went to see her once. She came to Brussels in the summer of 1987. But neither of us dared to jump, and so we each carved out our lives, each on our side. Yet we kept in touch, with birthdays and such, and always have loved each other. In 2003 we secretly saw each other, for 36 hours, in Istanbul, where I had to go for the launch meeting of the World Tribunal on Iraq. And now, after the corona period, both free, we found each other again via Skype. When I tell many people say: how romantic, or it’s like a novel. According to Ana, our scarce encounters were scanned by glass and tears. Hence the title of that dreamed novel. She answered my call to write:

‘We have one last chapter in Paris, through the glass of a cab as I see you in the rain and I want to cry again. The reason for my tears at the Sacré-coeur was that I felt I was happy and I felt I had the right to finally be happy.’

I was deeply moved, but wanted to cheer her up during her miserable night drive:

‘if i could tomorrow I would take a plane

that would take me all the way to Spain.

Even if you move me to tears with your grief,

I feel an unspeakable relief.

To laugh and cry at the same time,

is a favorite definition for happiness of mine.’

Perhaps that simultaneous laughing and weeping is an approximation of what I envision with ironic romance. Ciaroscuro: combining heaviness with lightness, sensitivity with lucidity. It remains a difficult exercise. Antidote to too much corny is vital, my second nature. So feel free to call me anti-romantic. But if I publish this text on Valentine’s Day, on the first anniversary of our new love, isn’t that the eptiome of romanticism?  In any case, it is a way of shouting my love for you from the rooftops.

 

 

[Spanish]

Sobre el romanticismo irónico

 

Ana, mi recién redescubierta amante, se queja de que no soy romántico. De hecho, afirma que soy antirromántico. De todos modos, se burla de mí por eso. Demasiado a menudo socavo todo el romance con una broma o una ocurrencia, afirma. Se ha convertido en una especie de chiste recurrente durante nuestro reencuentro después de unos 20 años en París, la ciudad de las luces y del amor,  casualmente también el fin de semana de San Valentín. Y temo no librarme ya de sus juguetones reproches.

El momento más romántico de nuestro reencuentro fue cuando me llevó al Sacré-Coeur al atardecer de nuestro segundo y último día. Debo admitir que emprendí ese viaje con nuevas reticencias, temiendo las multitudes de turistas.  En la cima, Ana se hizo un selfie con la Torre Eiffel iluminada vagamente detrás de nuestras cabezas besándose. Había llorado un momento antes mientras estábamos allí de pie contemplando así la ciudad ya nocturna, y no había querido decirme por qué. Pero que no tenía nada que ver conmigo. Volveré sobre ese llanto. Empecemos por las risas.

Nos reímos mucho de ello, de este antirromanticismo mío, pero también me impulsó a explicitar un poco mi posición filosófica cultural y, por supuesto, a defenderla. El romanticismo barato es falso romanticismo, el romanticismo se vuelve rápidamente ‘cursi’, le dije, y definitivamente no soy fan de la ‘cursilería’, difícil de traducir, cursi se acerca, hortera tampoco está mal (también se acerca más a esa ‘cursilería’ pero para quedarse en comida:), se trata de sacarificación, cursilería sentimental. Eso es: mi ironía es un arma contra lo hortera, cursi y manzanilla. Quizá ese sea el verdadero romanticismo: alejarse del falso romanticismo. Sin embargo, le pareció una excusa poco convincente y siguió tachándome de antirromántico. Como una especie de aguafiestas.

Así que tuve que sacar más argumentos. Empecé a hablar del primer Romanticismo alemán, de Schlegel, de Lawrence Sterne y E.T.A. Hoffmann, Lord Byron y tantos otros, mencioné a Baudelaire y su humor casi cínico, mencioné a Pessoa, a los surrealistas, al fin y al cabo, el último gran movimiento romántico, porque establecieron lo irracional como una especie de protesta contra el pragmatismo racional del mundo moderno. Pero con humor y sin imágenes edulcoradas. Me refería a Walter Benjamin y su concepto de “ironía romántica”. Y cuando ya estaba en el autobús nocturno de Madrid a León, le traduje por whatsapp una larga cita de mi libro Benjamin:

A diferencia de Hegel (si era consciente de ello no queda claro en el texto), Benjamin afirma que la ironía romántica temprana no es una expresión de la voluntad subjetiva, sino que tiene una función objetiva en la inclusión de la reflexividad en la propia obra. Distingue dos nociones de ironía: la ironía de la forma y la ironía del contenido. En cuanto a este último, admite que se trata de una subjetividad que expresa su arbitrariedad y distancia de la materia (el contenido). Pero califica de positiva y objetiva la ironía de la forma. Es esta ironía de la forma la que desbarata la ilusión. En lugar de aplastar la obra, esto la refuerza, porque esta ironía de la forma expone la reflexividad y la idea del arte en la obra. Benjamin se refiere a las comedias de Tieck, pero también se podría hacer referencia a las novelas de Laurence Sterne, que hasta hoy encarnan la ironía de manera ejemplar (y por ello han sido imitadas muchas veces): las convenciones narrativas son objeto constante del juego irónico. Es lo que Benjamin denomina “ironía formal”, y es en ella donde la obra de arte reflexiona sobre sí misma como artefacto dentro de una forma de arte, iniciando la autocrítica de la belleza (como apariencia de una totalidad viva y cerrada, como ilusión)”.

Al leer este trozo, me pregunté: ¿es Sterne un romántico? Seguramente más una figura de la ilustración, un librepensador. Un viaje sentimental no es sentimental. Esta ironía de la forma contrarresta perfectamente la cursilería azucarada del momento romántico. También, por supuesto, la ironía del contenido, que marca un desapego lúcido, quizá un poco narcisista, frente a la pasión ciega. Creo sinceramente que refuerza la esencia del amor, alejándolo de la falsedad.

Para que siguiera ocupada durante el viaje nocturno en autobús, le envié un texto sobre el chiste del arte y le dije que abriera el documento y buscara la palabra pipa. Para abreviar, porque se trata de un texto largo y muy académico sobre todo acerca de la función del humor en la estética de Hegel y como síntoma de la decadencia del arte, de la Kunstreligion: “Ceci n’est pas une pipe” significaba sin duda para Magritte, que no era reacio a las bromas oblicuas, “esto no es una mamada” también. Esto no es una mamada. Desde luego, no habrá ayudado a convencerla de que soy romántico.

Para demostrar que, efectivamente, soy romántico, empecé a rimar mientras charlaba (en inglés, mi español aún no es lo bastante bueno):

 

me haces muy muy feliz,

Que no puedo ser sino tonto y alegre.

y rima, como un poeta borracho,

en el claroscuro de su éxtasis nocturno,

armonía apasionada de colores profundos

con el toque de ligereza, con deliciosa ironía.

 

Su traducción ad hoc al español sonaba mejor: “… como un poeta borracho en el claroscuro de su noche extasiada, profunda armonía apasionada, con un toque de luz, y deliciosa ironía”.

A lo que yo:

“Ten cuidado o te escribiré toda la noche,

expresiones extravagantes de mi deleite”.

Respondió en un registro mucho más grave:

“Tengo tus dientes grabados en mi vientre, en mi corazón y en mi sexo…. ”

la huella de tus dientes está grabada en mi vientre, en mi corazón y en mi sexo.

Añadió (de forma poco romántica) que lo primero era cierto y lo segundo metafórico. Dije mientras rimaba que así teníamos a un verdadero poeta en el autobús. Y que, en serio, estaba convencido de que debía escribir, que historias de cristal. Memorias por un amnesiaco podría ser su debut: cuentos de cristal. Memorias para alguien con amnesia. La novela de nuestro amor que ella escribe para mí, todo olvidado.

Concluí mi argumentación de la siguiente manera: el verdadero romántico debe ser antirromántico, como el verdadero místico es antimístico. El romanticismo sin ironía me resulta barato, porque soy un verdadero romántico. Pero en la lengua vernácula, según la interpretación común del romanticismo, soy, lo admito libremente, antirromántico.  Aunque me molesta que lo digas. Especialmente tú, ¡tú más que nadie! Eres mi amor más romántico”.

Conocí a Ana en el año nuestro 1986 en Salamanca, luego se unió a mí en Madrid, donde lo pasamos de maravilla. Fui a verla una vez. Llegó a Bruselas en el verano de 1987. Pero ninguno de los dos se atrevió a saltar, así que cada uno se labró su vida, cada uno por su lado. Sin embargo, seguimos en contacto, con los cumpleaños y demás, y siempre nos quisimos. En 2003, nos vimos en secreto, durante 36 horas, en Estambul, donde yo tenía que ir para la reunión de lanzamiento del Tribunal Mundial sobre Iraq. Y ahora, tras el periodo corona, ambos libres, nos hemos reencontrado a través de Skype. Cuando se lo cuento, mucha gente dice: qué romántico, o es como una novela. Según Ana, nuestros escasos encuentros fueron escudriñados por cristales y lágrimas. De ahí el título de esa novela soñada. Respondió a mi llamada para escribir:

‘Tenemos un último capítulo en París, a través del cristal de un taxi mientras te veo bajo la lluvia y quiero volver a llorar. La razón de mis lágrimas en el Sacré-coeur era que me sentía feliz y sentía que tenía derecho a ser feliz por fin”.

Me sentí profundamente conmovido, pero quise animarla durante su miserable viaje nocturno:

‘si pudiera mañana cogería un avión

que me llevaría hasta España.

Aunque me hagas llorar con tu dolor,

Siento un alivio indescriptible.

Reír y llorar al mismo tiempo,

es una de mis definiciones favoritas de felicidad“.

Quizá esa risa y ese llanto simultáneos sean una aproximación a lo que preveo con el romance irónico. Claroscuro: combinar pesadez con ligereza, sensibilidad con lucidez. Sigue siendo un ejercicio difícil. El antídoto contra el exceso de cursilería es vital, mi segunda naturaleza. Así que siéntete libre de llamarme antirromántico. Pero si publico este texto el día de San Valentín, en el primer aniversario de nuestro nuevo amor, ¿no es el colmo del romanticismo?  En cualquier caso, es una forma de gritar a los cuatro vientos mi amor por ti.

 

 

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!