In zijn P.C. Hooft-prijstoespraak, die in De Standaard verscheen onder de titel ‘Geweld moet je laten zien, ook al maakt het je medeplichtig’, geeft Arnon Grunberg een gewiekste apologie van geweld en medeplichtigheid.
Met veel erudiete referenties, zoals naar Susan Sonntag, Walter Benjamin en George Bataille, veegt hij de vloer aan met het ‘sentimentalisme’ van de tere zieltjes en het ‘luie denken’. En hij citeert daarenboven zonder het te zeggen ook nog Carl Schmitt, met name als hij beweert dat alleen totaal geweld een einde kan maken aan alle geweld. Hij had Nietzsche ook nog van stal kunnen halen. Die laatste misbruikt door de nazi’s, de vorige niet toevallig een tijdlang lid van de partij.
Het recht van de sterkste is en blijft voor eeuwig en een dag het onrecht van de sterkste. Het is de herenmoraal van de bullebakken. De macho-ideologie van de uitverkorenen tegenover de overtolligen. Helaas, je kan, met hoeveel referenties ook, niet recht praten wat krom is.
Grunbergs interpretaties zijn dan ook niet koosjer. Benjamins duistere tekst ‘Kritik der Gewalt’ is geen apologie voor geweld en onderdrukking. Wel integendeel. Het is een kritiek van het geweld van bovenaf (het recht als mythische kracht) en een verdediging van het geweld van onderuit (om de eis tot gerechtigheid kracht bij te zetten), zoals de algemene politieke staking.
Batailles boek over erotisme en zijn ‘Tranen van eros’ dan: dat elke liefdesdaad verkrachting zou zijn en pijn het hoogste genot, is ‘interessant’ misschien, maar vooral ook ziek. Het kan geen basis zijn voor welke moraal of politieke positie dan ook.
In de roman mag en moet het geweld, de dubbelzinnigheid, de grensoverschrijding en de immoraliteit worden getoond, dat is waar, maar de verheerlijking ervan hoort niet thuis niet in het echte leven.
Geweld is geen traditie, zoals Grunberg beweert, maar een noodlottig atavisme. Men kan de esthetiek van de roman niet oppompen tot een ethiek, laat staan er politieke theorie mee bedrijven. En dat is precies wat Grunberg doet.
Uiteraard krijgen dus ook de messiassen van de geweldloosheid ervan langs in zijn toespraak. De Messias komt altijd een dag te laat, zegt Grunberg. Die theologische grap van Kafka, ligt in het verlengde van de structuur van het messianisme volgens Gerschom Scholem: de Messias is een verlosser die je alleen kunt verwachten, want elke gekomen Messias is een valse.
Maar het levert geen bewijs van het ongelijk van de Messias: ‘Zalig zij die hongeren naar gerechtigheid … Zalig zij die omwille van de gerechtigheid worden vervolgd …’ Dat messianisme komt nog altijd op tijd.
Het is maximalistisch misschien maar je kan niet onder het minimum van de moraal uit: ‘Doe een ander niet aan wat je zelf niet wil dat een ander je aandoet’. Dat is de onomstotelijke basis voor alle moraal, daarover zijn denkers van Hillel over Kant tot Martha Nussbaum het eens. Of zijn dat allemaal luie, sentimentele denkers?
In het interview naar aanleiding van zijn prijs in de DSL, onder de titel ‘Ik heb altijd gevaarlijk willen zijn’, geeft Grunberg en passant zijn zuster, die in een nederzetting op de Westelijke Jordaanoever woont, als voorbeeld van dat gevaarlijke leven. Ze is in elk geval een goed voorbeeld van medeplichtigheid. De zionistische kolonies vormen oorlogsmisdaden onder het internationaal recht: het verplaatsen van bevolking in bezet gebied.
Het maakt integraal deel uit van de etnische zuivering van Palestina – zoals de Israëlische historicus Ilan Pappé het moedig noemde en documenteerde – die al zeventig jaar aan de gang is, en van de apartheidspolitiek die ermee gepaard gaat; apartheid die eerst door de Israëlische vredesorganisatie B’Tselem werd vastgesteld en vervolgens door Human Rights Watch en recent nog door Amnesty International in een rapport werd bevestigd.
Dat verheerlijken als gevaarlijk leven, is verwerpelijk.
Het was tot voor kort in sommige landen zoals Frankrijk en Duitsland verboden om op te roepen tot een boycot van Israël, omdat dat zogenaamd antisemitisme zou zijn, tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens deze landen tot de orde riep.
Het is niet bij wet verboden om het apartheidsregime van Israël te verdedigen en dat zal helaas niet gauw gebeuren. Toch is die filosofische hasbara voor kolonisten, of ze nu familie zijn of niet, verachtelijk.
De verdedigers van onderdrukking, geweld en apartheid zijn even walgelijk als zij die verkrachten met een goed geweten en er zelfs mee pronken op sociale media.
Dat uw zus in de voorhoede zit van een echte ‘omvolking’, de etnische zuivering van Palestina, is niets om mee te uit te pakken, beste Arnon.