Naar aanleiding van de politiemoord op George Floyd brak, ondertussen meer dan een jaar geleden een ongeziene opstand uit in de VS. Maandenlang werd in zowat alle steden van de VS op straat gekomen. Politiekantoren werden in brand gestoken, winkels geplunderd. Confrontaties met ordediensten waren van een intensiteit die niet meer gezien was sinds de opstanden van de jaren zestig. De eis om de politie als instituut op te heffen en af te schaffen, werd in enkele weken tijd mainstream. De angst zat zo diep dat agenten zelfs mee gingen knielen met betogers, in de hoop de gemoederen ietwat te bedaren.
Het is van belang om het enorme historische gewicht van de opstand in de VS te erkennen. Wat zich aftekende was een diepe, existentiële crisis van de raciaal geordende kapitalistische orde en het structurele geweld waar die orde zich van bedient om zichzelf in stand te houden. Nooit eerder in de geschiedenis van dat land kwamen mensen in dergelijke grote aantallen op straat om de afschaffing van de raciale orde te eisen. Tijdens de eerste maanden van de rebellie waren er per dag gemiddeld 140 demonstraties. Op basis van data-analyse wordt geschat dat in mei en juni 2020 tussen de vijftien- en zesentwintig miljoen mensen op straat kwamen. Nooit eerder ook in de Amerikaanse geschiedenis werden protesten tegen het structurele geweld dat zwarte mensen moeten ondergaan in die mate gedragen door niet-zwarte mensen van kleur en witte mensen. De opstand van 2020 was een zeer uitgesproken multiraciaal anti-racistisch protest. In geen tijd ging de rebellie internationaal en kregen antiracistische bewegingen wereldwijd wind in de zeilen.
Dat alles was en is voor de gevestigde raciaal-kapitalistische orde uitermate bedreigend. Zoals dat gaat in periodes van openlijke rebellie heerst er aan de zijde van de macht aanvankelijk consternatie, verwarring en paniek. Daarna komt dan een periode waarin zowel wordt geslagen met bikkelharde repressie als wordt gezalfd met inderhaast geïmproviseerde toegevingen, in de hoop om radicale fracties in de protesten te kunnen scheiden van gematigde groepen. Maar wanneer de traangaswolken samen met initiële paniek zijn weggetrokken, komt het tegenoffensief.
In het geval van de BLM-opstand in de VS en elders nam dat tegenoffensief de vorm aan van een permanente aanwakkering van een morele paniek rond vage begrippen als ‘wokeness’, ‘cancel culture’ of ‘critical race theory’. Het dienstdoende narratief is kinderlijk eenvoudig. Het gaat ongeveer als volgt: er bestaat een kleine minderheid van ‘woke’ extremisten die alles wat ‘ons’ – de aard van dat ons mag u zelf invullen – lief is wil vernietigen, afnemen, wijzigen en censureren. Die extremisten houden zich schuil in de donkere krochten van (doorgaans Amerikaanse) campussen alwaar ze zich elkaar onderwijzen in schimmige (doorgaans van oorsprong Franse) theorieën. Met hun doorgeslagen dogmatiek vormen ze een bedreiging voor vrijheid en democratie. Waar ze op uit zijn, is de vernietiging van de Westerse beschaving.
Loony Left
Dit narratief is veel ouder dan doorgaans wordt gedacht. Wat nu wokeness of cancel culture wordt genoemd, luisterde vroeger naar de naam ‘politieke correctheid’, ‘identity politics’ of ‘cultuurmarxisme’. Reeds in 1991 waarschuwde toenmalig Amerikaans president George Bush ervoor dat politieke correctheid “de vrije meningsuiting bedreigt, ook op Amerikaanse campussen”. Het is prijzenswaardig om racisme, seksisme en haat te willen bestrijden, zo vervolgde Bush, maar activisten vervangen “oude vooroordelen door nieuwe”. Ze verklaren “bepaalde onderwerpen, uitdrukkingen en zelfs gebaren tot verboden terrein. Wat begon als een strijd voor beschaving is ontaard in conflict en censuur.” Dat was 1991 dus.
Ook in het Groot-Britannië van de jaren tachtig zien we dit soort retoriek al opduiken. Daar werd niet zozeer gesproken over politieke correctheid als wel over de ‘loony left’. De door Thatcher aangestuurde conservatieven en hun media probeerden aan de hand van al dan niet verzonnen of uitvergrote anekdotes aan te tonen dat lokale, linkse besturen zichzelf verloren in krankzinnige regelgevingen rond diversiteit. Eén van de bekendste controverses in dat verband was die rond het kleuterliedje Baa Baa Black Sheep in 1987. Een reporter van de Daily Mail beweerde in een artikel dat het lokale linkse bestuur bevolen had om de tekst aan te passen. Verontwaardiging alom. Ziedaar het ‘gekke links’ dat zichzelf bezighoudt met het wijzigen van de tekst van kleuterliedjes. Alleen, het verhaal was helemaal verzonnen. Gedurende de jaren tachtig vond er op deze manier een heuse campagne plaats tegen de ‘loony left’. In de tabloids verschenen tussen 1981 en 1987 meer dan drieduizend artikels met dergelijke verhalen over de loony left. Het grootste deel ervan was onwaar, uitvergroot of uit de context gerukt.
Urban legends
De campagne die de rechterzijde vandaag voert, is dus geenszins nieuw. Het maakt deel uit van een strategie die reeds meer dan dertig jaar aangewend wordt om nieuwe vormen van sociale strijd in diskrediet te brengen. Op een meer formeel niveau kunnen we twee fundamentele momenten in het opzetten van een dergelijke campagne onderscheiden. Ten eerste moet er uit de veelheid van contestatie en protest een heldere, goed te identificeren tegenstander geconstrueerd worden: een organisatie, een club, een gecoördineerde groep activisten met een plan – dat worden dan de ‘politieke correcten’, ‘cultuur marxisten’, ‘wokies’. Het vermeende bestaan van die vijand moet, ten tweede, voortdurend geproduceerd worden door middel van een niet aflatende anekdotiek die qua verhouding tot de waarheid veel overeenkomsten vertoont met urban legends.
Eigen urban legends, en aan legendes tout court, is niet per se dat ze onwaar zijn, maar dat de oorsprong ervan in een gebied ligt waarin het ware niet kan onderscheiden worden van het onware, waarin feit en fictie, gebeurtenis en verzinsel elkaar versterken en uitvergroten. De overtuigingskracht van legenden ligt exact daarin, ze kunnen waar zijn en ze roepen genoeg emotie op om als waar te kunnen ervaren worden. Dit is bijvoorbeeld wat er recent gebeurde toen Twitter roodgloeiend stond van verontwaardiging over feministen die opriepen om sneeuwwitje voortaan te verbieden. Niemand had daartoe opgeroepen. De feministen in kwestie bestonden niet. Er was enkel een zijdelingse opmerking gemaakt in een lokale Californische krant over consent in oude Disneyfilms. Van een oproep tot boycot was geen enkele sprake.
Net omdat iets als wokeness slechts bestaat dankzij de permanente aanvoer van legenden, moet de rechterzijde op heel actieve wijze haar legenden fabriceren en reproduceren, zelfs wanneer allang bewezen is dat het om halve waarheden, uit de context gerukte gebeurtenissen of verzinsels gaat. Zo ontstaat uiteindelijk een narratief dat geen basis heeft in de werkelijkheid maar wel wordt aangegrepen om de werkelijkheid te verklaren. De hele ‘war on woke’ is zo een narratief.
In het opbouwen van dat narratief wordt de rechterzijde op structurele wijze geruggensteund door een media-infrastructuur die steevast effect boven waarheid verkiest. Het waarheidsgehalte van de aanleiding voor een debat is voor alle commerciële media – zonder uitzondering – van ondergeschikt belang. Dat bewijst de column van Mia Doornaert haast iedere keer opnieuw. Wat telt is het emotionele effect dat gepaard gaat met het ‘debat’, de storm aan reacties die het losweekt en de bijhorende clicks. Hedendaagse media zijn immers in wezen info-affectieve netwerken: informatie wordt voortgestuwd door affecten, waardoor het affect ook belangrijker wordt dan de aard van de informatie. Dit is de ware betekenis van het woord sensatie-media. Vanuit die optiek bestaat een objectief en structureel bondgenootschap tussen (extreem-)rechts en commerciële mediaplatformen, inclusief sociale media.
Veelheid
De ontwikkeling van het ‘woke’-narratief heeft een kwalijke impact op de reële antiracistische strijdbewegingen. Er vindt een onvermijdelijke reductie plaats van de oorspronkelijke veelheid en diversiteit die zo kenmerkend is voor de strijdbewegingen. Hét feminisme, hét anitracisme of dé ecologische beweging bestaan niet. Onder die termen, die op bedrieglijke wijze een eenheid suggereren, woekert steeds een veelheid en diversiteit waarbinnen coalities en verbanden ontstaan of net fricties en distantiëringen. Iedereen die actief is in die bewegingen weet dat. Wat geconstrueerde en gemediatiseerde discussies over ‘wokeness’ echter doen, is die oorspronkelijke en vaak conflictueuze veelheid reduceren tot een fictieve, aan de reële bewegingen opgelegde eenheid door middel van een allesverklarend narratief. Het is een vorm van reductie die, als ze hegemoniaal wordt, iedere reële en broodnodige discussie tussen de veelheid aan stromingen, tendensen en praktijken uiteindelijk onmogelijk maakt.
Niet alleen verstoren narratieven rond politieke correctheid of wokeness de reële discussies binnen bewegingen, ze vertroebelen ook de originele inzetten van die bewegingen. Dergelijke narratieven zijn bliksemafleiders, aandachtsvangers en zijn daardoor ook een vorm van zich voltrekkende geschiedvervalsing. Met iedere nieuwe rel rond wokeness schrijven de heersende klassen hun versie van de geschiedenis neer – of pogen ze dat te doen. Wat zij willen dat vergeten wordt, is de blijvende aanleiding voor het strijden, namelijk het structurele geweld waarmee het raciale kapitalisme zichzelf noodgedwongen in stand houdt. De moord op George Floyd betekende een zeldzame vorm van publieke visibiliteit van dat geweld. Iedere ‘discussie’ over wokeness probeert die visibiliteit terug te dringen, vervangt de plotse, onbedoelde visibiliteit van het geweld door de permanente visibiliteit van het spektakel.
Offensief
De vanuit de rechterzijde gevoerde ‘war on wokeness’ zorgt soms voor desoriëntatie. Want hoe verhoud je je best tegenover een dergelijke narratief? Er voortdurend op reageren zorgt, zeker in een medialandschap dat bepaald wordt door het ritme van sociale netwerken, voor extra exposure en verspreiding van het bewuste narratief. Reageren is aandacht geven en op die manier ook vaak ongewild legitimeren. Het andere extreem dan maar? Niet reageren? Dat lijkt verkieselijk, maar het blijft ook wrang aanvoelen omdat op die manier geen enkele rem gezet wordt op de verspreiding van een narratief dat het racistische status quo wil gehandhaafd zien. Niet reageren draagt onvermijdelijk bij tot verdere normalisering.
Er is echter nog een derde mogelijkheid die voorbij het binaire reageren of niet-reageren valt. Wat nooit mag vergeten worden, is dat het hele narratief rond wokeness reactionair is, dat wil zeggen, een reactie is, een verdedigingslijn is die opgetrokken wordt om een aanval terug te dringen. Het is een poging om verloren terrein terug te winnen. Dat maakt ook de fundamentele zwakte uit van iedere reactionaire of conservatieve politiek; een dergelijke politiek zal altijd existentieel verbonden blijven aan wat het verwerpen wil, bestaat slechts omwille van wat ze het bestaan niet wil gunnen. Het is die zwakte die genadeloos dient uitgebuit te worden. De beste manier om dat te doen, is affirmatief en offensief zijn. Blijven worden. Nieuwe terreinen bezetten, zelf de agenda’s opmaken en het speelveld uittekenen. Praktijken blijven ontwikkelen die niet kunnen gevangen en gereproduceerd worden aan de hand van gekende mediaformats maar die alle mogelijke formats net ondergraven. Blijven putten uit de energie van de straat.
Foto: Daniel Arauz, Wikimedia Commons / CC BY 2.0