Nee, bepaald vrolijk word je in eerste instantie niet tijdens het lezen van Lieven De Cauters laatste boek. De rode draad die doorheen de verschillende essays loopt is dat we ons middenin een ecologische catastrofe bevinden. Het pessimisme primeert : “Ik denk dat de klimaatwetenschappers en Greta Thunberg gelijk hebben: our house is on fire. We zien een nog altijd aan de gang zijnde bevolkingsexplosie, immer toenemende urbanisatie, uitputting van landbouwgronden, enorme pollutie, stijgende uitstoot en een angstwekkende terugval van biodiversiteit. Als je alle lijnen samen legt, dan zie je een grote versnelling. Alle parameters staan op rood. Dus het ziet er voor de komende eeuw echt niet goed uit, nee.”
Je meldt heel expliciet bevolkingstoename als een probleem. Dat is nogal omstreden.
“Ja, het is zelfs een taboe. Maar ik denk dat het gewoon fout is om te stellen dat bevolkingsaangroei geen rol speelt.”
Toch moet je …
“Ja, ik ken de tegenargumenten heel goed. Ik weet dat de bevolkingsexplosie zich bijvoorbeeld voor een groot deel afspeelt in Afrika en Azië en dat het daarom discutabel is dat een witte Europeaan dit aankaart. Ik vind dat een terechte, niet onredelijke opmerking. Maar, los daarvan is er wel het brute feit dat negen miljard van een soort met een serieuze voetafdruk, een probleem is. Het Antropoceen uit de titel van mijn boek, het geologische tijdperk van de mens, kan je niet denken zonder het gewicht van de wereldbevolking in ogenschouw te nemen, en met alle vlees van onze voedselproductie erbij is dat letterlijk een gigantisch gewicht, 97 % van de biomassa op aarde.”
Maar het zijn natuurlijk vooral mensen uit het Westen die een veel te grote afdruk hebben.
“Ik geloof gewoon niet dat het enkel aankomt op verdeling. De loutere kwantiteit van de bevolkingsgroei is een catastrofe. Zelfs als Westerlingen een voetafdruk zouden hebben van een gemiddeld iemand uit het Globale Zuiden, zal dat niet volstaan om een ecologische catastrofe af te wenden. Te meer daar ook de mensen uit de opkomende economiën een steeds grotere voetafdruk hebben. Ik denk echt dat weldenkend links het probleem van overbevolking te makkelijk negeert. In de korte periode dat ik leef is de wereldbevolking al meer dan verdubbeld. In 1960 waren we met drie miljard, nu zijn we met acht miljard. Misschien maak ik nog de verdriedubbeling mee. Je kan gewoon niet ontkennen dat dit een deel van het probleem is.”
Als alle parameters op rood staan, is er dan nog enige plaats voor optimisme?
“Sommige effecten van de wereldwijde pandemie stemmen me hoopvol. Er is bijvoorbeeld wel een tendens om minder te gaan vliegen nu. Om kantoorruimtes af te stoten waardoor minder mobiliteit nodig is. Ook de radicaliteit waarmee we maatregelen hebben afgedwongen tijdens de coronacrisis is ongezien. Dat kan ter inspiratie dienen voor wat we moeten doen tegen de ecologische catastrofe. Het aantal levens dat door klimaatverandering op het spel staat is immers vele malen groter dan bij deze pandemie. Het gaat trouwens niet alleen over mensenlevens. Klimaatverandering draagt evengoed bij tot een biodiversiteitscrisis. Enorm veel soorten zijn aan het uitsterven. We zitten middenin de sixth mass extinction. Dat zijn we nu aan het mee-maken, in de dubbele betekenis van het woord.”
Privatisering als misdaad
Wanneer ik je boek las had ik soms het gevoel dat er twee Lieven De Cauters zijn. Er is de Lieven De Cauter die lyrisch over de commons schrijft en op die manier aansluiting zoekt bij het anarcho-communisme van filosofen als Negri en Hardt. Maar er is ook de Lieven De Cauter die een passionele verdediger is van de klassieke welvaartstaat. Daar lijkt toch een zekere spanning op te zitten.
“Ik geloof in ieder geval niet in het communisme. En onder communisme versta ik hier iets heel specifieks, namelijk de vernietiging van de commons en het privébezit ten voordele van de staat, of van de partij die staat geworden is. Ik acht het bewezen dat dit niet werkzaam is. Ik geloof natuurlijk ook helemaal niet in het neoliberalisme. De utopie dat je alles kan overlaten aan privaat initiatief. Dat leidt tot de vernietiging van de commons en neutralisering van de staat. Daarvan is evenzeer bewezen dat het een ramp is. Die logica zal de planeet vernietigen en het leiden tot verdere sociale afbraak. En, ik geloof ook evenmin in wat je de laatste redplank van links zou kunnen noemen, namelijk het anarcho-communisme van mensen als Negri. Dat is zo onvoorstelbaar naïef. Ik bedoel, de weinige, kleine experimenten met zelforganisatie zijn historisch zo lamentabel kort, dat ze hun onmacht hebben bewezen. Je kan natuurlijk iedere keer beweren dat dit soort initiatieven dan vernietigd worden door de staat, maar dat lijkt me wat flauw. ”
Ok, maar wat rest er ons dan?
“Ik geef toe, ik ben radicaal in mijn kritieken, maar zeer gematigd in mijn oplossingen. Waarom niet streven naar het juiste evenwicht tussen het private, het gemeenschappelijke en de staat? Je zou kunnen zeggen dat de welvaartsstaat, met al zijn nadelen, nog niet zo slecht scoort op dat vlak. In het model van de klassieke welvaartsstaat heb je een relatief sterke staat die actief herverdeelt, een zeer actief middenveld gebaseerd op zelforganisatie en een sterke private sector. Ik geef toe, wat ik verkondig is niet spannend. Maar de juiste politieke ordening is voor mij dus een evenwicht tussen anarcho-communisme, staatscommunisme en een vorm van kapitalisme.”
Ook al ben je iemand die uiteindelijk gematigde oplossingen voorstaat, tegelijk ben je ook een activist die openlijk pleit voor burgerlijke ongehoorzaamheid. Je beschouwt de zogenaamde patattenoorlog van Wetteren waarbij wetenschappers en activisten een proefveld met genetisch gemanipuleerde aardappelen vernietigden bijvoorbeeld als een paradigmatische case. Waarom precies?
“Om allerlei redenen. Je krijgt, één dag, één actie, zeer goed voorbereid, twee partijen die op bijna filmische wijze tegenover elkaar staan. Enerzijds de wetenschap die verkocht en verknocht is aan de multinationals anderzijds de activisten; een stelletje ongeregeld van bioboeren, filosofen, bio-ingenieurs en ecologisten. Die coalitie voert een symbolische aardappelruil uit door de genetisch gemanipuleerde gewassen te vervangen door niet-gemanipuleerde gewassen. Een vernietiging zou ik het dus zeker niet noemen. Door die ene actie wordt zoveel deining veroorzaakt dat voor eeuwig en een dag alles is veranderd. Barbara Van Dijck wordt ontslagen, dus je krijgt een actiecomité, je krijgt een publieke opinie die wakker geschud is, heel veel persaandacht. Je krijgt coalities, leerprocessen, mensen die elkaar leren kennen. Het was wat de filosofe Isabelle Stengers zou noemen, een evenement, met een duidelijk ‘voor’ en ‘na’. Dus in die zin was het zeer paradigmatisch.”
Hoe sta je zelf eigenlijk tegenover GGO’s?
“Ik ben geen tree hugger, geen sektarische tegenstander van GGO’s. Maar ik heb wel reserves tegen vormen van bio- en geo-engeneering. We weten nog veel niet over de mogelijke schadelijke effecten van dat soort interventies. Zeker als het over geo-engeneering gaat, speel je op een schaal die onverantwoord is. Maar één van de grootste bezwaren tegen GGO’s is natuurlijk dat het om een privatisering van commons gaat. Van de natuur en van kennis. Dat is wat mij betreft een misdaad.”
Zoöpolitiek
De coronamaatregelen hebben aanleiding gegeven tot heel wat discussie, ook filosofische discussie. Eén van je leermeesters, de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben heeft zich van meet af aan gemengd. Volgens hem moeten alle coronamaatregelen als autoritair verworpen worden. Ik vermoed dat je het daar niet mee eens bent?
“Agamben is mijn mentor, ja. Ik beschouw hem als vriend. Hij is hier bij mij te gast geweest, we hebben uren en dagen met elkaar gediscussieerd. Hebben tijd doorgebracht in Rome, Venetië, Amsterdam, Parijs. De Engelse versie van mijn doctoraat is trouwens ook opgedragen aan Agamben. Dus ja, grote bewondering en sympathie voor de man. Maar ik heb natuurlijk ook de plicht, zowel ten aanzien hem als ten aanzien van mezelf, om kritisch te zijn. Ik vind zijn opvatting van biopolitiek te overtrokken.
Leg uit.
“Agamben ziet biopolitiek, een politiek die zich inlaat met het biologische leven dus, als per definitie autoritair. Biopolitiek eindigt voor hem altijd in het concentratiekamp, in een politiek van de dood. Vandaar dus dat hij zich ook van meet af aan gekeerd heeft tegen eigenlijk zowat alle coronamaatregelen. Maar zijn positie omtrent biopolitiek vertrekt volgens mij van een zeer eenzijdige, en eigenlijk foute lezing van Foucault. Als je Foucault met een welwillend oog leest, dan moet je toegeven dat het gros van zijn drie, uiteindelijk zeer fragmentarische uiteenzettingen over biopolitiek, eerder een zoektocht uitdrukken. Zeker, biopolitiek kan de deur openzetten naar een vernietigingspolitiek. Dat is zo. Maar biopolitiek is onmiskenbaar ook, en in de eerste plaats zelfs, de zorg van de staat voor het leven en welzijn van de bevolking. Urbanisme, de uitbouw van de sociale zekerheid of de opkomst van de volksgezondheid hebben ons leven vooral sterk verbeterd. Dus de biopolitiek weg te zetten als totaal verdacht, vind ik historisch onjuist.”
Maar het is toch wel zo dat Foucault ook sterk de nadruk legt op de nieuwe vormen van macht die gepaard gaan met de opkomst van de biopolitiek?
“Ja, maar tegelijk onderschat Foucault de mate waarin biopolitiek van onderuit ontwikkeld werd. Foucault beschouwt biopolitiek teveel als een top-down proces. Dat is echter niet helemaal zo. Kijk maar naar het ontstaan van de eerste vormen van ziekteverzekering, de ziekenkas gebaseerd op mutualiteit, wederkerigheid, het zit nog altijd in de woorden die we ervoor gebruiken, dat is biopolitiek van onderuit. Hetzelfde geldt voor de hele sociale zekerheid, werkeloosheidsuitkering en pensioen gaat ook terug op kassen die de arbeiders samenlegden uit doordachte solidariteit. Een zorg voor het leven van onderuit.”
Hoe komt het dat Foucault dat niet inzag?
“Eén van de redenen is dat de analyses van Foucault zich voornamelijk beperken tot de 17de en 18de eeuw. Eigenlijk heeft hij altijd nagelaten om de 19de en 20ste eeuw grondig te bestuderen. Moest hij dat wel gedaan hebben dan zou duidelijk geweest zijn dat biopolitiek niet louter van bovenaf werd opgelegd.”
In je boek introduceer je een nieuw begrip, zoöpolitiek. Wat moeten we daaronder verstaan?
“Inderdaad, tegenover de biopolitiek – die ik dus als globaal positief beschouw – plaats ik de zoöpolitiek. Eigenlijk is mijn notie van zoöpolitiek een verder bouwen op een onderscheid dat gemaakt wordt door Agamben. Hij maakt een fascinerend onderscheid tussen bios en zoè, dat wil zeggen tussen het met rechten bekleedde leven en het naakte, rechteloze leven. Maar, hij trekt daar niet de conclusie uit dat er ook zoiets zou kunnen bestaan als een zoöpolitiek, dat wil zeggen een politiek die zich toelegt op het aansturen van het naakte, rechteloze leven die haaks staat op biopolitiek.”
Kan je een concreet voorbeeld geven van wat je zoöpolitiek noemt?
“De manifestatie bij uitstek van de zoöpolitiek is de mens zonder geldige verblijfspapieren, de “illegaal”, die niks heeft buiten het eigen lijf. Die reductie van iemand tot naakt leven is meteen ook een overgang naar een mogelijke doodspolitiek, een thanatopolitiek. Denk in dat verband aan alle mensen die men laat verdrinken in de Middellandse Zee. Er bestaat ook een duidelijke relatie tussen zoöpolitiek en neoliberalisme. Het neoliberalisme heeft de biopolitiek systematisch afgebouwd en die vervangen door een zoöpolitiek. De dehumanisering van de migrant is innig verbonden met een algehele precarisering. Het is dezelfde zoöpolitieke wending. Ook wanneer je in een precaire situatie vertoeft, word je uiteindelijk gereduceerd tot loutere lichamelijkheid. Eigenlijk kan je het ook zo zeggen: zoöpolitiek is dehumanisering, neoliberalisme is precarisering. Dehumanisering leidt tot precarisering, precarisering leidt tot dehumanisering. Zo kan je de relatie tussen neoliberalisme en zoöpolitiek het best samenvatten. Het toont meteen ook aan dat er een duidelijk verband bestaat tussen wat er binnen de grenzen van een land plaatsvindt en wat er buiten die grenzen gebeurt. Het is niet toevallig dat uitgesproken rechtse en neoliberale partijen ook pleiten voor een hard beleid aan de buitengrenzen en dat diezelfde partijen tegelijk weigeren om doortastende maatregelen te nemen om de circulatie van Covid te beperken. Kijk maar naar wat er momenteel gebeurt in het India van Modi of het Brazilië van Bolsonaro.”
Tijdens de coronacrisis weerklonk er ook veel bezorgdheid over het feit dat experten, in casu virologen, de plaats van verkozen politici innamen. Deel je die bezorgdheid?
“Nee, eigenlijk niet. Ik vind het ook een totaal verkeerde diagnose. Radicaal fout! Als we in een pandemie zitten, dan is het wel degelijk goed en verantwoord dat virologen macht verwerven. Uiteraard met een democratische controle daarop uitgeoefend. Het geldt ook voor andere zaken. Als het gaat over het klimaat en de biodiversiteit zijn het wel degelijk de klimatologen en biologen die het voor het zeggen moeten hebben. Uiteraard, wie anders? Ik vind science based policy zeker geen vies woord. En waarom zou science based policy depolitiserend zijn? Het lijkt me net uitermate politiek! Kijk maar naar het aantal neoliberale dogma’s die gesneuveld zijn sinds het uitbreken van corona. Als dat geen politiek is, weet ik het ook niet meer.”
Wanneer je zegt dat coronamaatregelen kunnen dienen ter inspiratie voor het aanpakken van de ecologische catastrofe, dan doet me dat denken aan het pleidooi dat onder meer Andreas Malm houdt voor een ‘ecologisch leninisme’. Hieronder verstaat hij: een sterke staat die via planning, grote infrastructuurwerken en uitzonderingsmaatregelen de effecten van de ecologische catastrofe weet op te vangen.
“Ik ben het ongeveer eens met die positie. Sterke staten, ja dat hebben we nodig. En dat heeft de passage van corona ook bewezen. Plots is de staat die tijdens het neoliberalisme alleen maar het glijmiddel was voor economie en bedrijven, nu een staat die uitdrukkelijk ‘nee’ zegt en het heft in handen neemt. De staat heeft het redden van levens, de volksgezondheid centraal gesteld en die volksgezondheid laten primeren op de eisen van de economie. Dat is een enorme breuk. En het gebeurde niet alleen hier, strenge lockdowns vonden over nagenoeg heel de wereld plaats. Met andere woorden, het lukt ons wel om simultaan harde en toch vrij ordentelijke maatregelen te nemen wanneer het huis in brand staat. Dat is een belangrijk besef. Want de ecologische crisis is vele malen omvangrijker dan de coronacrisis. We zullen moeten teruggrijpen naar verschillende vormen van uitzonderingstoestanden waarin de staat een centrale rol zal spelen, en vooral suprastaten zoals de EU en de VS. Maar uiteindelijk is de enige goede oplossing een global governance, een wereldwijde coördinatie, met slagkracht.”
Kom je dan niet heel dicht in de buurt van een soort groene dictatuur?
“Het punt is dat je een uitzonderingstoestand kan denken zonder dictatuur. Ook wanneer je harde maatregelen neemt kan je blijven wijzen op het belang van wettelijkheid en democratische procedures. Dat heb ik bijvoorbeeld ook gedaan tijdens deze coronacrisis door te wijzen op de ongrondwettelijkheid van de avondklok. Iets wat me overigens niet bepaald in dank werd afgenomen. Denken betekent op het eerste gezicht onverenigbare posities durven samen te brengen.”