Autonomie en Vuur.

Hebben we nood aan een bruikbaarder pessimisme?

Een kruisbestuiving tussen flamboyante denkers. Zo werd de virtuele gespreksavond aangekondigd waarin uitgever Harold Polis en filosoof Ignaas Devisch het onder modererend oog van journaliste Liesbeth Van Impe zouden gaan hebben over hun nieuwste boeken en over waar hun gedachtegangen elkaar raken, zowel klinkend als botsend.

donderdag 25 maart 2021 12:35
Spread the love

De sessie wordt ingeleid met een typisch fenomeen van deze tijd: ‘Eddy! Eddy, je microfoon staat niet op!’ Met enige vertraging komt co-organisator Eddy Strauven van filosofiehuis Het Zoekend Hert toe aan zijn welkomstwoord. Hij maakt ons warm voor ‘een gedachtewisseling met als doel te inspireren en nieuwe perspectieven te verwerven, geduid en gekruid door denkers die op heel eigen en soms eigenzinnige manieren met vuur durven te spelen’. Dat we echter niet hoeven te verstijven van de ernst, wordt benadrukt door een uitdrukkelijk verzoek om vooral op speelse wijze in dialoog te gaan.

Liesbeth Van Impe neemt de fakkel over en begint met te onderstrepen hoe graag ze dit in levende lijve had kunnen doen, maar dat het helaas is wat het is. Ze nodigt Harold Polis en Ignaas Devisch uit om ‘overantwoord kort hun boek toe te lichten’ en vervolgens ‘de botsing en de aanraking op te zoeken, hetzij dan op afstand’. Ze laat daarbij nog ‘een bruikbaarder pessimisme’ en ‘de woede die een grondigere denkoefening verdient’ vallen als mogelijke vonken voor kruisbestuiving tussen beiden.

Harold Polis & Ignaas Devisch in gesprek.

Harold Polis omschrijft zijn boek als een bundeling van essays die op ruim een decennium de vorm aangenomen hadden van een soort dagboek waarin hij voor zichzelf nadacht over de tijd waarin hij leeft. Het was pas vorig jaar, tijdens de eerste lockdown, en na sluiting van zijn laatste uitgeverij, dat hij de ruimte en de energie vond om te gaan graven in dat wat hem al die jaren had bezig gehouden. Zelfs spreekt hij van realisme, meer dan van pessimisme:

‘We hebben een gezonde dosis realisme nodig om mensen duidelijk te maken dat de bomen niet tot in de hemel groeien, de oplossingen niet eenduidig zullen zijn en dat de chaos en de orde dichter bij elkaar liggen dan iedereen denkt.’ Hij koppelt dat in zijn boek aan het begrip vrijheid, iets wat hij zelf ‘niet per se vernieuwend, maar wel hernieuwend’ noemt. De vrijheid zien als iets wat ons bindt, veel meer dan als een individuele uitlaatklep. ‘De vrijheid die je beleeft, hangt af van de vrijheid die je krijgt van anderen’, klinkt het.

Met Autonomie hoopt hij ons op te roepen om in de spiegel te kijken en bij onszelf te ontdekken hoe we met gezond verstand en moed de moeilijke momenten tegemoet kunnen treden, hoe we helder kunnen zien in de chaos. ‘Meer daden, feiten en onderzoek en minder gevoelens, retoriek en beloftes’, vat Van Impe samen.

Ignaas Devisch beschrijft liever de aanleiding van Vuur, want het boek in geen tijd samenvatten blijkt toch eerder ‘een lastige zaak’. Hij begint met te stellen dat hij nooit had gedacht ooit te schrijven over vuur, laat staan over klimaatverandering, en dat het ‘allemaal de schuld is van Peter Sloterdijk’ en van een van zijn onleesbare (en vooral verder weinig verduidelijkte) zinnen die daardoor alleen maar meer wist te fascineren: We moeten de zon herinterpreteren.

Dat hij op dat moment van ‘zonsverbijstering’ ook met zijn neus in leesvoer van één van de oudste filosofen van ons continent, Herakleitos, zat, was mogelijk geen toeval. ‘Er zit misschien 26 eeuwen tussen beide heren, maar allebei benadrukken ze het belang van het vuur’. Voor Herakleitos een vanzelfsprekendheid, voor Sloterdijk iets wat we zijn kwijtgeraakt. Dus ging Devisch op zoek naar filosofieboeken over vuur uit de meest recente eeuwen, maar was naar eigen zeggen ‘heel snel weer thuis’.

De centrale vragen: Waarom zijn we vuur als thema verloren, terwijl het zo fundamenteel is voor ons comfort, ons genot, kortom: heel wat van onze vrijheden? Wat is onze verhouding tot energie? Waar zullen we die vandaan halen op een manier dat we onszelf niet ziek(er) maken en de aardbol niet compleet uitputten? De leegte in de filosofische literatuur lijkt namelijk verbonden te zijn met het moment waarop we vuur technisch leerden temmen, waardoor we de destructieve keerzijde ervan – eerst iets vernielen om energie op te wekken – niet langer leken in te zien. Nu we steeds dieper moeten graven om de energiestroom in leven te houden, vraagt Devisch ons om weer naar boven te kijken: ‘Als die zon, met haar eindeloze energie, toch brandt, waarom doen we er dan zo weinig mee?’

Begrenzingen

Na het voorstellen van de boeken, is het tijd om de flamboyante denkers wat uit te dagen. Zo ziet Van Impe dat beide heren in hun nieuwe lectuur pleiten voor ‘iets nieuws’ en vraagt ze zich af of dat niet wat gemakkelijk gezegd is. Dat ze niet pretenderen dé antwoorden in pacht te hebben, wordt snel duidelijk. Ze willen mensen vooral aanmoedigen om kritisch na te denken over de processen zelf, over de ‘orde’, over het systeem.

Waar ze het duidelijk over eens zijn, is dat de debatten dringend uit de loopgraven gehaald moeten worden. De plaat blijft al veel te lang hangen. ‘Het is de taak van kritisch denkwerk om ook altijd de keerzijde aan onszelf voor te houden’, stelt Devisch.

Neem nu het kapitalisme, voor Polis is dat nog steeds een systeem dat kan werken, maar dat wil niet zeggen dat hij het zomaar klakkeloos aanvaardt. ‘Ik vind het fout en ethisch onverantwoord om niet na te denken over hoe het kapitalisme werkt. Het is gemaakt door mensen op basis van ideeën en inzichten, maar ook gekleurd door hoe mensen beslissingen maken en dat is geen pure ratio’, duidt hij.

Devisch omschrijft het kapitalisme als ‘het bijeen kopen van ons leven om te kunnen zijn wie we willen zijn’, iets wat volgens hem gedoemd is om te mislukken, omdat we telkens weer instant verlangen naar iets anders. We vertoeven met andere woorden in een cultuur die leeft van zichzelf te buiten te gaan. ‘We zien begrenzingen meestal alleen maar als een negatieve zaak. Alsof alles wat onze vrijheidsbeleving afremt, te vermijden is. En dat terwijl nét die begrenzingen de grond van het menselijk bestaan vormen, zowel ecologisch, sociaal-maatschappelijk als persoonlijk.’

Een oproep om afremmingen, en in één adem ook wederzijdse afhankelijkheid, misschien liever te zien als voorwaarden voor leven, in plaats van als weg te werken hinderpalen.

Bruikbaar pessimisme

Anno 2021 is het niet zo dankbaar om een criticus te zijn, omdat we volgens de sprekers niet langer zouden leven in een tijd waarin je grote alternatieven kan presenteren. ‘De orde omver werpen is niet echt nog aan de orde’, klinkt het. Daarom moet kritiek vandaag kritisch zijn ten opzichte van die bestaande orde, wetende dat je gedoemd bent om in diezelfde orde verder te functioneren. Het is dus een kwestie van ook altijd je eigen positie in vraag te stellen.

Voor Devisch is in de marge prutsen niet per se een slechte zaak, daar leeft namelijk meer vrijheid dan in het centrum: ‘Harold en ik zijn eigenlijk zeer marginaal. Het is precies daar dat je dingen kan tonen waar de orde – het centrum – geen tijd voor heeft.’

Het discours dat volgens deze denkers nu de bovenhand neemt, is dat van voortdurend dreigen met wat er ons allemaal zal worden afgenomen als … ‘De overgang die we nu meemaken zal niet zonder winnaars of verliezers verlopen. Het is niet gepermitteerd daar een al te rooskleurig beeld van te schetsen’, aldus Polis.

Voor Devisch moet het debat vanuit die optiek nog goed en wel op gang komen. ‘Samenleven is een politieke kwestie. Macht en politiek zijn onvermijdelijke kanalen langs waarheen we met elkaar in debat belanden. Ook in het debat rond energietransitie zou vooral nog die eerlijkheid – of een bruikbaar pessimisme (?) – moeten komen over het feit dat er keuzes gemaakt zullen moeten worden om sociale rechtvaardigheid en economische stabiliteit te garanderen, en dat dit niet zonder slag of stoot zal verlopen.

In Autonomie noemt Polis hen de ‘helden van de terugtocht’: mensen die zeggen dat de toekomst schitterend is, maar ook verliezers en zware debatten en moeilijke discussies zal opleveren. We moeten in de eerste plaats een draagvlak vinden om economische, maatschappelijke en ecologische belangen met elkaar te verbinden.

Licht optimisme

Dat we op een paar zonderlingen na, op korte tijd en met rasse schreden een aantal dingen hebben aanvaard (zoals het gegeven dat het klimaat door mensenhand veranderd wordt) stemt beide heren hoopvol. ‘Het besef is ver voorbij het idealisme waartoe het voordien veroordeeld was. De tijd dat ecologisch bewustzijn enkel iets voor geitenwollensokken was, is ver voorbij’, stelt Polis.

Ook Devisch ziet een sterke en groeiende bewustwording in brede lagen van de bevolking en veel beweging van onderuit. ‘Ik heb steeds meer de neiging om te zeggen dat de echte veranderingsprocessen vanop het mesoniveau komen en dat de regelgevende tanker altijd met veel achterstand volgt’, klinkt het. Dat hij de neiging heeft licht optimistisch te zijn over het feit dat ons systeem over voldoende draagkracht beschikt om de transitie die nodig is ook tot een goed einde te brengen, wordt gedragen door het besef dat ‘we tot op vandaag – hetzij wel met veel horten en stoten – de totale implosie hebben kunnen vermijden.’

Tegenspraak

Ook publieksvragen in de chat brengen nog enkele mooie hersenkronkels met zich mee. Zo durft Polis te stellen dat ‘politiek te hoog wordt ingeschat, geen oplossingen biedt, maar een platform is waar mensen van mening kunnen verschillen en op zoek moeten gaan naar voldoende draagkracht en macht om projecten ook effectief te realiseren.’ De kunst zit ‘m volgens hem in conflicten ten goede te keren en zware debatten zeker niet uit de weg te gaan, zolang de argumentatie grondig gebeurt. Zijn hoop is dat het parlement de komende jaren opnieuw een grotere rol zal spelen.

‘Politieke partijen zijn bedrijven geworden die zichzelf herhalen. Elke partij wil wel een beweging zijn, maar ze nemen de grote vraagstukken niet meer op. De meerderheden van de toekomst zullen toch gevormd moeten worden rond het tackelen van precies die grote problemen’, besluit Polis.

‘Er is nooit een blauwdruk, er zullen altijd tekorten zijn, altijd strijd. We hebben nooit een garantie voor een gouden toekomst, maar de weerbaarheid is groot’, aldus Devisch. Voor hem moet er altijd georganiseerde tegenspraak bestaan, een groep mensen die blijft wijzen op dat wat urgent is. De vlam van het debat mag niet uitdoven.

Om af te sluiten stuurt Liesbeth Van Impe ons met een boek naar bed, bij gebrek aan een bar om gezellig in na te keuvelen.

 

Meer averechtse verslaggeving:

Tot schrijfs

Lynn Formesyn

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!