Als het over racisme gaat, is het een schema dat vaak terugkeert: racisme heeft te maken met ‘domheid’, een gebrek aan kennis bij de daders. Logische gevolgtrekking: om racisme tegen te gaan moeten we kennis bijbrengen. Zo werd er naar aanleiding van het racisme op Pukkelpop her en der gepleit voor verplicht onderricht in koloniale geschiedenis.
Maar de daders op Pukkelpop hadden helemaal geen gebrek aan kennis omtrent het koloniale verleden van België. Het lied dat ze zongen legde haarfijn bloot wat het kolonialisme in Congo inhield: georganiseerde moord, plundering en marteling. Door het lied luidkeels te scanderen maakten ze voor iedereen duidelijk dat ze volstrekt geen probleem hebben met het Belgische, genocidale kolonialisme.
Racisme is geen onwetendheid, het is niet achterlijk en is evenmin geen reliek uit een donker en irrationeel verleden. Racisme is altijd het tegendeel geweest van een gebrek aan kennis, het is in wezen een vorm van kennisproductie. De constructie van een wereldbeeld waarbij een persoon plots ‘de ander’ wordt, een lagere plaats wordt toegekend binnen een al evenzeer geconstrueerde hiërarchische orde, gebeurt niet spontaan. Het veronderstelt intellectuele arbeid, kennisoverdracht en geduld om een dergelijk wereld- en mensbeeld te construeren en het vervolgens ingang te laten vinden.
Dat valt ook allemaal heel nauwkeurig historisch vast te stellen. De opkomst van het moderne racisme hangt in belangrijke mate samen met de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende en achttiende eeuw. Het was toen wetenschappers levende wezens begonnen te classificeren in verschillende soorten dat ze snel ook de stap maakten naar het categoriseren van mensen op basis van uiterlijke kenmerken.
Eén van de meest sprekende voorbeelden daarvan is Johan Friedrich Blumenbachs werk Over de natuurlijke variëteiten binnen de mensheid (1776). Binnen de mensheid als soort onderscheidde Blumenbach op basis van uiterlijke kenmerken vijf soorten: Caucasiërs, Amerikanen, Ethopiërs, Maley en Mongolen. Caucasiërs – waarmee Blumenbach ‘wit’ bedoelde – werden beschouwd als het oorspronkelijke ras waaruit alle andere rassen voortkwamen. Voorts beschouwde Blumenbach het ook als het meest nobele ras. Er werd op die manier een link gelegd tussen witheid, schoonheid en een nobele inborst. Andere auteurs uit de achttiende eeuw zoals Linneaus gingen dan weer eigenschappen als rationaliteit, intelligentie, rechtvaardigheid of gewoon beschaving toekennen aan witheid. Alles wat niet wit was beschikte niet over die eigenschappen, of slechts in heel beperkte mate.
Doorheen de achttiende, negentiende en twintigste eeuw is een enorme kennisproductie ontstaan die dit schema – witheid – eindeloos gereproduceerd, gekopieerd, gediversifieerd en gevulgariseerd heeft. Dat gebeurde door middel van wetenschappelijke verhandelingen, verhalen, kunstwerken, krantenartikels maar evengoed door praktijken waarin al wie niet wit is gedwongen wordt om de eigenschappen te vertonen die op hen geprojecteerd werden.
In de negentiende eeuw kwam daar onder invloed van de romantiek nog het nationalisme bij dat volk en afkomst als categorieën introduceerde. Mensen werden onderverdeeld in volkeren en volkeren werden op hun beurt gerangschikt naar gelang hun vermeende superioriteit. En ook dit ging gepaard met een enorme kennisproductie waarvan de axioma’s vandaag ongestoord en nagenoeg ongewijzigd blijven doorwerken.
Het laatste wat we dus kunnen zeggen over de verschillende moderne racismen (pseudowetenschappelijk, cultureel, etc.) is dat ze het gevolg zijn van een gebrek aan kennis. Hun ontstaan en voortbestaan ging gepaard met een overvloed aan kennisproductie. Met een enorm enthousiasme werden mensen benoemd, gecategoriseerd en geëvalueerd. Schedels werden gemeten, huidskleuren vergeleken, gemeenschapsvormen moesten als volkeren benoemd worden, lichamen en culturen werden tot de kleinste vezel ontleed en bediscussieerd. En uiteraard hing en hangt dit alles samen met het in standhouden van de brute en totale exploitatie van mensen van kleur.
Deze kennisproductie wordt net zoals de exploitatie tot op vandaag verdergezet. Misschien zelfs meer dan ooit. Probeer gewoon maar eens het aantal publicaties te tellen dat het afgelopen jaar verscheen over ‘moslims’, ‘nieuwkomers’, ‘vluchtelingen’ of ‘multiculturaliteit’ – allemaal begrippen die codewoorden zijn voor mensen van kleur. Het opereren van die categorieën zelf is al een vorm van hiërarchisering en de wetenschappelijke studies, opiniestukken reportages, documentaires, interviews, analyses en onderzoeken die aan een enorm tempo verschijnen dragen daar enkel verder toe bij.
Racisme is dus geen onwetendheid maar een heel specifieke vorm van weten die samenhangt met verschillende vormen van exploitatie (en deze ook mogelijk maakt). Racisme gelijkgestellen met onwetendheid is de hele productie van kennis die eraan ten grondslag ligt ontkennen, en daarmee ook racisme zelf. Het is een vorm van geveinsde witte onschuld, want niet-weten of een gebrek aan scholing, leunt al dicht aan bij een verschoningsgrond. ‘Ach, arme stakkers, ze wisten niet beter.’