Dit weekend komen in Antwerpen vijfentwintig mensen onherroepelijk op straat te staan. Zij zullen de nacht moeten doorbrengen zonder dak boven het hoofd, en dat terwijl de temperaturen ‘s nachts nog steeds flirten met het vriespunt. Het gaat om uiterst kwetsbare mensen die geen sociaal netwerk meer hebben om op terug te vallen, die kampen met verslavingen, medische aandoeningen en die tussen de mazen van het sociale en medische vangnet vallen.
Voor deze mensen is de Antwerpse nachtopvang één van de laatste toevluchtsoorden. Het is hun garantie op een bed, brood en bad. Maar die nachtopvang moet functioneren met het water aan de lippen. Reeds sinds de zomer van 2017 is de maximumcapaciteit van de opvang bereikt, en de afgelopen maanden was de opvang steeds volzet.
De groep van mensen die nergens meer terecht kan groeit in Antwerpen. Dat heeft te maken met een nijpend tekort aan betaalbare woningen, met de prijsstijging van service flats voor ouderen, de ellenlange wachtlijsten voor psychiatrische opvang en de stijgende juridische kosten die vluchtelingen moeten ophoesten. Het duwt de meest kwetsbare groepen de absolute armoede in.
Dat weet het Antwerpse bestuur. Maar toch wordt er pertinent ondergeïnvesteerd in de opvang. De stad Antwerpen komt louter tegemoet aan de minimale wettelijke verplichting die ze als bestuur heeft, namelijk mensen opvangen tijdens de wintermaanden zodat ze niet doodvriezen. Dat de opvang kampt met een schrijnend tekort aan middelen en dat medewerkers al maanden smeken om een verhoging van die middelen, daar heeft het Antwerpse bestuur geen oor naar.
Omdat er geen extra middelen vrijgemaakt worden, moet de winteropvang vanaf dit weekend afgebouwd worden. Dat betekent een capaciteitsverlies van 25 plaatsen, en dus 25 mensen die op straat belanden. Zonder verdere uitleg, buiten het feit dat er geen plaats meer is voor hen.
Tot overmaat van ramp start de Ronde van Vlaanderen dit weekend vanuit Antwerpen. Het betekent dat alle goedkope hotels volgeboekt zijn en er dus onmogelijk plaats kan gevonden worden voor diegenen die uit de boot vallen.
Hulpverleners die in de opvang werken voelen zich volstrekt machteloos. Zij weten zich in een situatie gewrongen waarin ze mensen, zeer tegen hun zin en zonder boe of ba de straat moeten opsturen. Omdat er een latente dreiging is vanuit het stadsbestuur om de opvang te privatiseren, bestaat er een grote angst bij de hulpverleners om luidkeels te protesteren. Alle communicatie gebeurt via de woordvoerder van het kabinet van Fons Duchateau. Op die manier worden zowel hulpverleners als hulpbehoevenden monddood gemaakt en voltrekken zich drama’s in alle stilte en anonimiteit.