Over de blinde vlekken van het sociaalecologisch project

Over de blinde vlekken van het sociaalecologisch project

dinsdag 20 december 2016 16:29
Spread the love

Nog niet zo lang geleden verscheen een nieuw boek van Dirk Holemans, Vrijheid & zekerheid. Naar een sociaalecologische samenleving. Dirk Holemans is politiek actief bij Groen. Hij is coördinator van de sociaalecologische denktank Oikos en hoofdredacteur van het gelijknamige tijdschrift.

In zijn publicaties toont hij zich als een van de belangrijkste ideologen van Groen. Jef Mariën schreef voor Sprokkels, het intern ledenblad van de beweging Christenen voor het Socialisme, een kritische boekbespreking over het boek van Holemans (december 2016). Met toestemming van de auteur en Sprokkels plaatsen wij deze bespreking ook op onze blog. (red. Beweging CAB)

Dirk Holemans schreef met zijn boek ‘Vrijheid & zekerheid. Naar een sociaalecologische samenleving’ een tegendraads en expliciet ideologisch verhaal. Enkel een nieuw groot verhaal ter linkerzijde kan sterk genoeg zijn om het neoliberalisme en het rechts nationalisme te overwinnen.

Het wordt een open verhaal, zegt hij, dat zowel als een opvolger als een kritiek op de progressieve ideologieën van het liberalisme en het socialisme moet gelezen worden. De auteur zet de begrippen vrijheid en zekerheid als een Siamese tweeling neer en analyseert hoe die begrippen de voorbije decennia vorm hebben gekregen. Maar hoe gaan we daar vandaag mee om? Holemans pleit voor een nieuw samenlevingsmodel en maakt zich sterk dat we, behoudens enkele reserves, daar hoopvol kunnen naar uitkijken. Want de weg naar een sociaalecologische samenleving ligt open: een samenleving waar mensen, gelijk en vrij, zich kunnen ontplooien, binnen de grenzen van de planeet.

Productie- en consumptiesamenleving

In de 20ste eeuw was de sociale welvaartstaat het progressieve antwoord op de industriële vrijemarkteconomie. Vanaf de jaren vijftig genoten burgers van een toenemende vrijheid terwijl, als gevolg van het sociaal pact, de sociale zekerheid toenam. We moeten er wel mee rekening houden dat die welvaartsstaat werd opgebouwd in de periode van de productiesamenleving en midden de jaren zestig roept de materiële overvloed vragen op over het belang van welzijn. In die periode ontstaan dan ook nieuwe bewegingen die kritisch aankijken tegen de doorholeconomie waar we steeds harder moeten werken om meer te consumeren.

Het is het begin, stelt de auteur, van een emancipatiebeweging, het ecologisme, die zich kritisch opstelt tegen het productivisme en zich afzet tegen klassieke linkse stromingen zoals het marxisme. Maar in de loop van de jaren zeventig komt het neoliberalisme aan zet. De staat wordt georganiseerd volgens het principe van de vrije markt, stelt Holemans. De welvaartsstaat wordt kop van jut, de publieke sector wordt uitgekleed. Het gelijkheidsdenken moet er aan geloven, de sociale zekerheid wordt uitgehold.

Collectieve zekerheid wordt vervangen door zekerheid die ieder in hoogsteigen persoon moet najagen. De auteur wijst er nog op dat de doorbraak van het neoliberalisme niet los kan worden gezien van de deregulering van het geld- en bankwezen en van het onvermogen van links om ook maar enig weerwerk te bieden. Hij is dan ook niet mals voor de sociaaldemocraten die eind van de jaren negentig met de liberalen een regering vormen en onder de vlag van ‘de derde weg’ of van ‘de actieve welvaartsstaat’ de publieke sector uit handen geven en de ongelijkheid in de hand werken.

Ecologisme: autonomie, solidariteit en verbondenheid

Holemans maakt zich sterk dat het mogelijk is om in de 21ste eeuw het tij te keren met een sociaalecologisch project dat streeft naar een samenleving met gelijke vrijheid waar alle mensen zich kunnen ontplooien, binnen de grenzen van de planeet.

Holemans zet het ecologisme in de picture als een hedendaagse progressieve ideologie die zich plaatst in de traditie van de verlichting maar ook de nood aankaart dat we een nieuwe richting moeten uitgaan. Ecologisme is volgens de auteur een hedendaags verhaal van passionele principes dat eerst afrekent met ongeremde groei- en winstscenario’s (het productivisme) en dan voluit kiest voor solidariteit en verbondenheid in een eindige wereld waarin iedereen zich autonoom kan ontplooien.

Daar volgt ook, in schril contrast met het neoliberalisme, een ander mens- en wereldbeeld uit. Relaties tussen mensen zijn nooit louter gebaseerd op eigenbelang. Wetenschappelijk onderzoek toont juist aan dat mensen altijd al baat hebben gehad bij samenwerking. Coöperatie is een wezenlijke menselijke trek en het is de omgeving die meebepaalt welk gedrag de bovenhand krijgt. De huidige omgeving, het neoliberalisme, zo stelt Holemans, belet ons voluit te gaan voor autonomie, verbondenheid en emancipatie maar ook de discussie waarin het links-rechtspatroon zich heeft vast gereden bemoeilijkt het debat.

Het belang van de autonome sfeer

Radicaal links zal zonder enige kritische analyse steevast de overheid naar voren schuiven als oplossing terwijl rechts, evengoed verblind, enkel heil ziet in het privé-initiatief. Holemans wil hier mee afrekenen en tekent een driehoek. Op de horizontale as schrijft hij links ‘staat’ en rechts ‘markt’. Boven, aan de top zet hij ‘autonomie’.

Met deze voorstelling, zegt Holemans, zijn we bij het kernpunt van het ecologisme beland. Wie vanuit een liberale of socialistische logica het belang van de markt of van de staat aanprijst is een koele minnaar van de autonome sfeer. Wie pleit voor minder staat en minder markt, pleit ook voor minder autonomie. Nochtans is autonomie volgens Holemans ‘het vreugdevolle potentieel’ om samen de wereld vorm te geven.

Je autonomie realiseren staat voor emancipatie en heeft niks van doen met een eenzijdige individualisering. Ecologisten staan dan ook voor een combinatie van markt, staat en autonomie, waarbij het belang van de autonome sfeer niet genoeg kan benadrukt worden.

Heel wat oplossingen voor samenlevingsproblemen komen immers niet van de overheid of van het bedrijfsleven maar wel van creatieve burgers. Het komt er dus vandaag op aan die autonome sfeer te vergroten zodat mensen zich kunnen ontplooien los van markt en staat. En versta me niet verkeerd, zegt Holemans, dit is absoluut geen pleidooi voor privatisering van overheidsdiensten.

Het tijdperk van het burgerinitiatief

We moeten het geweer van schouder veranderen. We moeten de dominantie van de marktlogica breken die de overheid als dienstmaagd beschouwt en de civiele maatschappij overbodig vindt. En in navolging van André Gorz stelt hij als uitweg het revolutionair reformisme voor (p. 210): “Het is een aaneenschakeling van verregaande hervormingen die elkaar aanvullen en versterken en die tegelijkertijd het politieke bewustzijn verhogen.”

In dat revolutionair reformisme speelt de burger een centrale rol. En toegegeven, zijn voorbeeld wat dat concreet kan betekenen op het niveau van een stad (p. 213) is erg aantrekkelijk. Hij is er zich wel van bewust dat creatieve burgers het tij niet alleen kunnen keren.

Hun ondernemingen hebben slechts kans op slagen als ze de steun krijgen van het middenveld (zoals Samenlevingsopbouw bijvoorbeeld) en van een overheid die opportuniteiten biedt aan de burgerinitiatieven en tegelijkertijd er voor zorgt dat publieke dienstverlening voor iedereen toegankelijk is.

Wat mede een dijkbreuk zou kunnen veroorzaken in onze vastgelopen wereld die wordt beheerst door groei en winst zijn volgens de auteur ‘de commons’ en hij biedt een overzichtelijke beschrijving van wat commons nu precies zijn, wat hun rol vroeger was en welk perspectief zij ons vandaag bieden.

In het laatste deel van het boek (Nieuwe toekomstsystemen in de steigers) gaat de auteur heel concreet in op de talrijke voorbeelden die ook in de vorige delen ter ondersteuning of ter illustratie van zijn analyse werden opgenomen. Het is hem niet te doen, schrijft hij, om het ‘vergroenen’ van bestaande systemen.

Wat prutsen aan een fundamenteel fout systeem lost niets op want het blijft dan nog altijd een fout systeem. Hij dringt dan ook aan op een echte structuurverandering en hij ziet op vier domeinen (voedsel, energie, geld- en bankwezen, arbeid en basisinkomen) hoopvolle ontwikkelingen. Wij kunnen ons in grote mate terugvinden in wat hij schrijft maar vooral in de bijdrage over arbeid en basisinkomen diept hij het verschil tussen ecologisme en links zo ver uit dat het voor ons de gelegenheid is om toch op enkele valkuilen of blinde vlekken te wijzen in het werk van Dirk Holemans.

Blinde vlekken

Holemans beschrijft in zijn boek links en de vakbonden zoals ik die niet ken. Zonder het expliciet te stellen acht hij de vakbonden mede schuldig aan het door hem zo verfoeide productivisme. Van links, zowel van de sociaaldemocraten als alles wat zich daar links van situeert, heeft hij geen hoge dunk. Ten gronde zijn en blijven het ‘etatisten’ die geen oog hebben voor de autonome sfeer, de plaats waar mensen mekaar in verbondenheid ontmoeten en zich als persoon ontplooien.

Het zal wel dat links en de vakbonden ooit harde voorvechters zijn geweest van het belang van een toegenomen productie (in functie van herverdeling) en een belangrijke rol weggelegd zagen voor de overheid. Maar hen dat vandaag voor de voeten gooien, doet de werkelijkheid geweld aan.

Holemans gaat hier helemaal voorbij aan het feit dat duizenden vakbondsmilitanten en linksen sterk geëngageerd zijn in de strijd voor een duurzame samenleving die de grenzen van de planeet erkent. En zowel bij de vakbonden als bij links is er, zoals van oudsher, opnieuw veel aandacht voor ontplooiing en zelfrealisatie van personen.

Mensen moeten krachtig gemaakt worden om bewust van de eigen mogelijkheden zich, vrij en gelijk, een volwaardige plaats in de samenleving te bevechten. Daarom spreken we liever over ‘vrijheid en gelijkheid’ dan over ‘vrijheid en zekerheid’.

De auteur schetst in zijn boek verder een mens- en wereldbeeld dat vandaag door radicaal links nog meer wordt uitgewerkt dan hij dat doet. Getuige daarvan het boek van Dirk Van Duppen (De supersamenwerker) dat wij hier vorige maand besproken hebben. Nadenken, schrijven en discussiëren over commons, over het belang van initiatieven van onderuit en van lokale besturen (i.v.m. voedsel, wonen, energie, enz.) gebeurt er even intens als bij het ecologisme. Waar hebben we het dan over?

We hebben het over een duidelijk verschil. Links van de sociaaldemocraten wordt er gepleit voor een ecosocialisme dat inzet op democratie, sociale (herverdelende) rechtvaardigheid en gelijkheid. Holemans besteedt ook aandacht aan wat hij ecologische rechtvaardigheid noemt, hij ziet de spanning tussen ecologisme en gelijkheid maar pleit toch, gezien de urgentie, voor maatregelen zoals een koolstoftaks, vliegen duurder maken, enz.

Hij ontwikkelt ook enkele pistes die de pil voor de sociaal zwakkeren, die nu net het minst verantwoordelijk zijn voor de ecologische crisis, moet verlichten. Maar hoe zorgvuldige je ook de last op lage inkomens en andere inkomenstrekkers wil compenseren, het hek is dan van de dam. Vakbonden en links waarschuwen daarom dat het weer de werkende bevolking is die de kost van ‘de transitie’ zal betalen.

Veel hangt natuurlijk af van het standpunt dat men inneemt en Holemans denkt helemaal niet in het kader van de tegenstelling tussen ‘arbeid en kapitaal’. Met betrekking tot het basisinkomen waar hij voorstander van is, zonder de sociale zekerheid uit te schakelen, stelt hij dat het basisinkomen zou kunnen dienen om het loonverlies bij een substantiële arbeidsduurvermindering te compenseren. Het spreekt vanzelf dat binnen de arbeidersbeweging en bij links daar anders over wordt gedacht, precies omwille van de noodzaak van een herverdelende rechtvaardigheid.

De auteur beschrijft bladzijden lang hoe op heel veel verschillende domeinen mensen het heft in eigen handen nemen en autonoom en in verbondenheid aan een duurzame samenleving werken. Opmerkelijk is dan ook dat hij de kracht van autonomie, als hij het over arbeid heeft, toespitst op de rol en de betekenis van de autonome arbeid en er zich met een paar regels van afmaakt als het over autonomie gaat in de betaalde arbeid.

Holemans toont in zijn boek op indrukwekkende wijze aan hoe lokale burgerinitiatieven en lokale besturen ‘het goede en duurzame samenleven’ gestalte geven. Hij blijft echter in gebreke bij het stellen van de vraag naar de machtsverhoudingen.

In het eerste deel van het boek, bij de beschrijving van het naoorlogse sociaal pact, geeft hij wel te kennen dat het veroveren van macht, gelijkheid en zekerheid, nooit zonder strijd heeft plaats gevonden en hij merkt ook op dat er al vrij snel ‘korte metten’ werd gemaakt met die gelijkheid en zekerheid. Hoe komt dat?

Dat heeft met machtsverhoudingen te maken. In een opiniestuk voor De Standaard (22-23/10/16) ‘Angst waart weer door Europa’ beroept hij zich op de econoom Karl Polanyi (die ook in zijn boek vaak wordt geciteerd) die stelde dat veranderingen in het productieproces nieuwe machtsverhoudingen oproepen die verbonden zijn met nieuwe productiewijzen.

Als dat gold voor de industriële revolutie, is dat vandaag evenzeer het geval, maar die lijn trekt Holemans niet door in zijn boek. Hij weigert de vinger op de wonde te leggen: het kapitalisme namelijk als grootste oorzaak van de ecologische crisis. Hij gaat ervan uit dat de doorbraak van steeds meer burgerinitiatieven en lokale besturen de economie, via nieuwe vormen van regulering, weer op de rails kan krijgen, dat wil zeggen opnieuw ingebed in het sociaal weefsel van de samenleving en in dienst van de noden van de samenleving.

Maar dat is dan zonder het kapitalisme gerekend. Holemans is bijzonder scherp voor het neoliberalisme. Maar als je geen strategie ontwikkelt om af te rekenen met de taaie productie- en eigendomsverhoudingen van het kapitalisme, riskeren de talrijke waardevolle burgerinitiatieven blijvend gemarginaliseerd, gerecupereerd of doodgeknepen te worden.

De strijd voor een sociaalecologische samenleving is ook de strijd voor een rechtvaardige sociaaleconomische samenleving. Beiden zijn, als we echt naar een oplossing zoeken, onlosmakelijk met elkaar verbonden. We zouden dus best niet in gespreide slagorde aan de slag gaan. Samenwerking tussen de ruime ecologische beweging, de vakbonden (in het boek over het hoofd gezien), en links is geboden, hoe moeilijk dat vandaag ook mag lijken. Maar we kunnen ons niet langer aan de verantwoordelijkheid onttrekken om daar werk van te maken. Als het boek van Dirk Holemans deze discussie in een stroomversnelling kan brengen, is het niet voor niets geschreven.

Jef Mariën

Dirk Holemans, Vrijheid & zekerheid. Naar een sociaalecologische samenleving (Uitg. EPO 2016, 374p., 24,90€). 

take down
the paywall
steun ons nu!