Interview -

Koen Byttebier: “Landen zouden gratis geld moeten krijgen”

Geld? Professor Koen Byttebier (VUB) weet er alles van. Hij legt uit hoe ons papieren geld ontstond en welke rol banken daar precies in spelen. Maar hij heeft ook een oplossing omtrent hoe we schuldencrisissen en crashes in de toekomst beter kunnen vermijden. Geef gratis geld aan landen. Gratis? Ja.

woensdag 29 juni 2016 12:10
Spread the love

Geld, wellicht gebruikt u het dagelijks maar wat weet u er over? ‘Aan de bomen groeit het niet’ is een veelgehoorde repliek wanneer men mensen naar de oorsprong van geld vraagt. Maar mag een individu en/of samenleving genoegen nemen met een dergelijke onwetendheid over een zo bepalend samenlevingsinstrument dat mee de groeiende kloof tussen arm en rijk veroorzaakt?

En ons economisch leven kent nog meer mistige plekken. Hoe ontstonden de banken en ons bancair systeem, en waarom kregen ze zoveel macht? Henry Ford, stichter van het auto-imperium, zei ooit ‘Het is maar goed dat het volk het functioneren van het bancaire en monetaire systeem niet kent, mocht dit het geval zijn dan breekt ‘s anderendaags een revolutie uit’. Had hij gelijk? In ons tijdperk dat getekend wordt door een ‘bancaire open wonde’, die de grote mensenmassa transgenerationele offers zal kosten om te helen, kan een beter inzicht van deze essentiële materie geen overbodige luxe zijn, toch?

Dit is een elk geval de opinie van Koen Byttebier, al ruim twee decennia professor aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) waar hij zijn studenten fundamentele economische inzichten meegeeft. Hij is een expert in het monetair-, financieel-, handels- en vennootschapsrecht en schreef hierover reeds een twintigtal boeken. Zijn voorlaatste boek ‘Nu het gouden kalf verdronken is’ dient als leidraad bij ons vraaggesprek om geschoeid met zevenmijlslaarzen halt te houden bij verschillende scharniermomenten in de geschiedenis van ons monetaire- en bankwezen. En we beginnen bij het begin. Het papiergeld zoals we dat nu kennen, hoe en waar ontstond dat eigenlijk?



Professor Koen Byttebier

Byttebier: In het westen ontstond papiergeld tijdens de late middeleeuwen als resultaat van een praktijk waarbij mensen hun gouden, zilveren of andere muntstukkengeld, tot dan de gangbare geldvorm, bij een amalgaam van financiële instellingen ‘avant la lettre’ in bewaargeving gaf. Zo verzamelden deze toenmalige financiële instellingen aanzienlijke voorraden muntstukkengeld van hun cliënteel. De bewaargever kreeg in ruil aanvankelijk een schuldbewijs op naam ter waarde van zijn deposito en de bewaarnemer verbond zich om op elk gewenst moment de bewaarde muntstukken aan hun rechtmatige eigenaar terug te geven.

De praktijk onderwees dat de bewaargevers het terugvorderen van deze muntstukken vaak een hele tijd uitstelden. Dit inzicht benutten de instellingen om hun voormalige dienst van bewaring uit te breiden met het uitlenen van dezelfde muntstukken aan derden, waardoor in wezen de grenzen van het civiele bewaargevingcontract werden miskend.

Later, en belangrijker voor de evolutie naar het papieren geld, verschenen er schuldbewijzen aan toonder die het loketverkeer moesten vergemakkelijken. Ze werden vooraf, ter waarde van afgeronde bedragen, voorbereid. Vanaf nu kreeg een klant bij zijn ‘bewaarnemer’ van muntstukken, in ruil voor zijn muntstukken, schuldbewijzen aan toonder terug. Geleidelijk aan evolueerden deze schuldbewijzen zelf verder tot een nieuwe en makkelijke betaalvorm om allerlei aankopen te verrichten. In dit mechanisme herkennen we de blauwdruk van ons huidig papiergeld.

Nog later zou de creatieve instelling-bewaarnemer, om het handelsverkeer te vergemakkelijken, bijvoorbeeld om investeringen mogelijk te maken, een kredietverleningsysteem opbouwen. Hierbij brachten bankiers meer schuldbewijzen in omloop dan ze muntstukken in bewaring hadden, waardoor het civielrechtelijke bewaargevingsmechanisme nog verder geëxtrapoleerd werd. Het is hierbij opmerkelijk hoe ‘inventief’ het handelswezen steeds geweest is om de grenzen van het civiele recht te verschuiven. Dit alles gebeurde uiteraard in een tijdperk waarin er amper werkelijke regulering was, maar het recht vooral gevormd werd uit de gebruiken.

Al deze evoluties samen brengen ons bij een volgend scharniermoment in de geschiedenis van het westerse bankwezen. Namelijk het moment waarop de geldcreatie van overheidsaangelegenheid verschoof naar het private bankwezen dat de emittent werd van privaat gecreëerd papiergeld.

DWM: De geldcreatie bij private banken onderbrengen, is dat niet om problemen vragen?

Byttebier: Achteraf beschouwd, zou men deze vraag kunnen opwerpen, maar in die tijd hadden de overheden uiteraard nog geen ervaring met deze praktijken. Pas op het moment dat de samenleving werd geconfronteerd met excessen van deze nieuwe praktijken, vooral dan een te omvangrijke private geldcreatie, hebben overheden van zekere westerse landen gepoogd om het ‘te’ inventieve banksysteem te corrigeren, bijvoorbeeld door de oprichting van een centrale bank die een monopolie heeft op geldcreatie (en later door een toenemende overheidsregulering). Later zou het private bankwezen deze maatregelen zelf gaan ontlopen door de creatie van giraal geld uit te vinden.

Het is vooral belangrijk om hierbij te begrijpen dat heel ons monetaire – en banksysteem bij aanvang een niet tevoren doordachte oefening is geweest die in de praktijk, met vallen en opstaan, geconstrueerd werd. Zie het gerust als een ‘trial and error’ proces waarbij men tijdens de ontwikkeling van de respectievelijke systemen de steeds opduikende, en dikwijls ongewenste, verschijnselen ad hoc aanpakte zonder echt te beseffen waarheen de algehele constructie uiteindelijk zou leiden.

Christus, Boedha en Calvijn

DWM: Ons economisch onderstel ontwikkelt zich met andere woorden op een stuurloze manier. Dit moet onvermijdelijk tot botsingen of crisismomenten leiden. Kende de late middeleeuwen eveneens bancaire – en financiële crisissen?

Byttebier: Absoluut. Geld is op zich een kunstmatig gegeven dat essentieel op het vertrouwen van zijn gebruikers steunt. Wanneer de bewaargevers van muntstukkengeld aan het einde van de late middeleeuwen vaststelden dat de banken enorme hoeveelheden papiergeld emitteerden zonder dat ze over eenzelfde hoeveelheid dekking in muntstukkengeld beschikten, verloren de bewaargevers in sommige gebieden hun vertrouwen in het papiergeld en de bewaarinstellingen.

Hierdoor waren er aan het einde van de middeleeuwen gebieden waar de vertrouwensconstructie instortte. De banken konden er hun schuldeisers niet langer terugbetalen en gingen failliet. Soms sleurden de banken elkaar mee de dieperik in omdat ze elkaar onderling eveneens kredieten hadden verleend waarvan de terugbetaling niet langer mogelijk was. Dergelijke faillissementen van banken vormden trouwens de aanleiding tot overheidstussenkomsten. Historisch gezien stellen we vast dat de overheid in de geschiedenis van het bankwezen vooral ingrijpt wanneer het slecht gaat en er zich aanpassingen opdringen.

Historisch gezien stellen we vast dat de overheid in de geschiedenis van het bankwezen vooral ingrijpt wanneer het slecht gaat en er zich aanpassingen opdringen.

DWM: Een andere merkwaardige evolutie, welke parallel met het ontstaan van het bankwezen in onze contreien ontstaat, is het zich vrijmaken van het kerkelijke interestverbod. Een wending die nochtans volgens verschillende denkers, Plato – Aristoteles – Jezus en Boeddha om er enkele te noemen, ten alle prijzen vermeden moest worden. Volgens deze wijsgeren zou interestheffing in haar schoot desastreuze gevolgen met zich meedragen. Onstilbare hebzucht zou het streefdoel worden ten koste van de morele waarden en de solidariteit in de samenleving. Was de bezorgdheid van de wijsgeren terecht?

Byttebier: Inderdaad is het opvallend hoe een aantal van de grote klassieke filosofen, waaronder Plato en Aristoteles, bancaire praktijken, waaronder interestheffing, zeer ongenegen waren en hierin een mechanisme van onrechtvaardige verrijking zagen. Een gelijkaardige visie treft men aan in de leer van Christus.

Op grond van deze leerstelsels, ontwikkelde zich vanaf de vierde eeuw een Kerkelijk leer die onderwees dat interestheffing nefast was. De reden was dat interestheffing gezien werd als het verrijken van de rijke(n) op de kap van de arme(n). Want bij interestheffing krijgt de rijke, die geld uitleent, meer terug dan hij uitleent en de behoeftige, die geld moet ontlenen, moet meer terugbetalen dan hij ontleende. De prille kerk zag dit opzet terecht in strijd met de leer van Christus die immers zelf een radicaal altruïstische en solidaire levenswandel voorstond. Met betrekking tot ‘uitlenen’ heeft Christus zelfs onderwezen dat je dat dient te doen zonder zelfs te mogen hopen terugbetaald te worden, laat staan om meer terugbetaald te worden dan je uitgeleend hebt.



Martin Luther

Het kerkelijk interestverbod evolueerde aldus tot een regel die ruim een millennium de ontwikkeling van een bancaire sector in toom heeft gehouden; de regel werd initieel door kerkvaders onderwezen, vervolgens door concilies afgekondigd en zelfs door koningen in hun edicten overgenomen. Als gevolg hiervan determineerde de regel het financiële landschap gedurende vele eeuwen.

Gaandeweg zouden de laat middeleeuwse bankiers het interestverbod naast zich neerleggen en ongekende rijkdommen najagen. Een extreem middeleeuws voorbeeld hiervan vormde waarschijnlijk het huis van Fuger, een Duits handels- en bankiersgeslacht, dat door haar drang naar ongebreidelde rente, waarschijnlijk tot de rijkste families ooit mag gerekend worden. De rentezucht zorgde er tevens voor dat bankiers meer en meer risico’s namen, onder andere door zoveel mogelijk (ongedekte) kredieten te verlenen. Dit werd gaandeweg in de hand gewerkt door evoluties in het Christelijke denken en vooral dan door de opkomst van het protestantse denken.

Voor het protestantisme, dat vanaf de zestiende eeuw bloeide, het eerst in de Duitse gebieden, was de praktijk van interestheffing niet langer een obstakel om een vroom christen te zijn. Luther twijfelde nog bij momenten en waarschuwde voor de mogelijke excessen van hebzucht, ondermeer in preken gericht tegen het huis van Fuger.

Maar vanaf Calvijn aanvaardde men de interestheffing volledig, wat de doorbraak voor het prekapitalistische denken betekende. Tot dan functioneerde het katholieke denken voor meer dan duizend jaar als een buffer tegen ongebreidelde verrijking. Met het omhelzen van het interestprincipe, ontwikkelde de samenleving zich geleidelijk in de richting van het huidige maatschappijontwrichtende neoliberalisme. De wijsgerige bezorgdheid van de genoemde auteurs was dus zeker gefundeerd.

 

Vietnam

DWM: Welke reden heeft een overheid om de geldcreatie aan een privéspeler over te laten?

Byttebier: Feitelijk heeft de overheid nooit bewust of doordacht voor dit systeem gekozen. De historische bemoeienis van ‘de overheid’, wat dat begrip in verleden tijden ook betekende, was er vooral één van ageren tegen excessen. Nogmaals, en ik kan het niet genoeg benadrukken, heel ons bancaire systeem steunt op een ‘trial and error’ proces dat historisch is gegroeid.

Er groeiden hierbij bepaalde handelsgebruiken waarop vaak correcties noodzakelijk waren. Eén hiervan was, als gezegd, de creatie van een centrale bank, onder bevoegdheid van de staat, met vaak een monopolie op de geldemissie om de bankiers en de bankiershebzucht enigszins in toom te houden. Maar deze laatsten bedachten als antwoord hierop de girale geldcreatie, die vandaag nog steeds bestaat, waarbij kredieten aan de klanten van de banken werden toegestaan via boekingen op rekeningen, wat in wezen een techniek van geldcreatie ‘uit het niets’ is.

Deze ontwikkeling is historisch gegroeid. Op die manier heeft het bancaire systeem zoals dat op de dag van vandaag verder bestaat, ook nooit het voorwerp van een breed maatschappelijk debat uitgemaakt, of is hierover ook nooit systematisch ‘gestemd’ in de toenmalige parlementen in de westerse landen. Dit maakt de legitimiteit van het bestaande monetaire- en bancaire systeem vrij precair, vandaar ook het bekende citaat van wijlen Henry Ford.

DWM: Te meer dat men aanvankelijk geld nog voor muntstukken of edelmetalen kon inwisselen. Maar in 1971 stopt deze mogelijkheid nadat president Nixon de dollar van de goudstandaard loskoppelde.

Byttebier: Inderdaad, het akkoord van Bretton Woods verplichtte de VS om de emissie van dollars te blijven baseren op haar goudvoorraad. Anderzijds moesten de andere landen hun wisselkoersen aan deze van de dollar binden, waardoor een buitenlandse goudopvordering mogelijk werd. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig bevocht Amerika een zeer dure oorlog in Vietnam. De oorlogsindustrie soupeerde een hele hap uit de Amerikaanse begroting en zorgde er bovendien voor dat eventuele buitenlandse goudopvorderingen niet langer door de Amerikanen verzekerd kon worden.



De Amerikaanse oorlog in Vietnam

Op dat moment zegden de VSA, bij monde van de Nixon-administratie, eenzijdig de voordien gemaakte afspraken op. Sindsdien creëren de centrale banken, wanneer ze papiergeld verspreiden via de andere banken, en banken wanneer ze giraal geld creëren, geld uit het niets. In theorie dekken de banken zich wel in via allerhande vorderingen en beleggingen, in grote mate steunend op onderlinge verbintenissen, maar het blijft een bizarre vaststelling dat de bevoegdheid tot geldcreatie grotendeels in privé handen ligt en niet bij de overheid.

In theorie dekken de banken zich wel in via allerhande vorderingen en beleggingen, in grote mate steunend op onderlinge verbintenissen, maar het blijft een bizarre vaststelling dat de bevoegdheid tot geldcreatie grotendeels in privé handen ligt en niet bij de overheid.

DWM: Ontstaat mede hierdoor onze moderne kredieteconomie?

Byttebier: Inderdaad. De kredieteconomie ontstond in essentie reeds vanaf de zeventiende eeuw toen de prille bankiers meer papiergeld in omloop gingen brengen dan zij muntstukken in edele metalen in voorraad hadden. Verschillende economische spelers zoals; overheden, banken, private ondernemers en particulieren verkregen hierbij gaandeweg massaal kredieten en werden m.a.w. kredietnemers. Na de volledige demonetarisering van het goud in 1971 was het hek helemaal van de dam en zien we dat de wereld een onmetelijke schuldenlast is gaan opbouwen, waardoor het systeem verder is gaan ontsporen, met de cyclische financiële crisissen tot gevolg.

DWM: Is het correct om te stellen dat gedurende al die tijd het bancaire- en monetaire systeem een omgekeerde logica heeft gebruikt. Ging men door zomaar geld uit te lenen de spreekwoordelijke kar niet voor het paard spannen?

Byttebier: Niet helemaal. Wanneer men een huis wil kopen heeft men meestal niet voldoende geld om dit cash te betalen. Dan is een lening niet zo tegennatuurlijk. Hetzelfde doet zich voor wanneer een bedrijf een bepaalde investering wil maken. Maar de kredietverleners moeten natuurlijk vooraf minutieus onderzoeken of een particulier, een bedrijf of een overheid capabel zal zijn om het krediet met interest terug te betalen. Doet men dit niet, of te weinig, dan dreigt het systeem te ontsporen, wat nu al een aantal keren in de geschiedenis is voorgevallen.

Een voorbeeld ter illustratie. Na de analyse van de Amerikaanse hypothecaire kredietmarkten tussen 2007 en 2008 wordt duidelijk dat vele banken faalden om dit te doen. Als gevolg van goedkoop gehouden kredieten, dreef men ook de huisprijzen kunstmatig de hoogte in, waardoor vele Amerikanen meerdere hypotheken namen, in sommige gevallen om meerdere woningen te financieren. Dit getuigde van een onverantwoord optimistische kijk op de groei van de Amerikaanse economie, met name dat deze voldoende meerwaarde zou genereren om al deze kredietnemers een voldoende inkomen te garanderen om deze kredieten terug te betalen.

In dat soort omstandigheden wordt de kredietmassa te groot in verhouding tot een realistische economische groeiverwachting, waardoor de terugbetaling van de kredieten problematisch wordt en de financiële sector in de problemen komt. Tussen haakjes, een deel van het Amerikaanse bankwezen heeft deze problemen goed voorzien en heeft geanticipeerd door de kredieten onder te brengen in speciale beleggingsvehikels, waardoor de gevolgen van een te ongebreidelde kredietverlening ten dele werden afgewikkeld op de beleggers.

Schaduwen achterna hollen

DWM: Promoot het heersende neoliberalisme de egoïstische hebzucht en verafschuwt ze de solidariteit?

Byttebier: Absoluut, men kan deze stellingen zelfs woordelijk terugvinden in de filosofische werken en romans van Ayn Rand, één van de toonaangevende neoliberale auteurs die ook één van de filosofische grondleggers van het economisch neoliberalisme is geweest. In haar visie mag de overheid geen solidariteitssysteem uitbouwen omdat men dan van de actieve en goede burgers afpakt om het aan de slechte elementen binnen de samenleving, de zorgvragers, af te staan. Bovendien geeft men door zo te handelen aan de behoeftigen verkeerde impulsen, waardoor ze niet langer voor zichzelf willen zorgen.

Rand’s gedachtegoed is in de loop der tijden enorm populair geworden, en heeft duidelijk republikeins Amerika sterk geïnspireerd. Eén van de economen die het gedachtengoed is bijgetreden was economie Milton Friedman, Nobelprijswinnaar voor de economie in 1976, die poneerde dat de overheid te groot en te duur was, sociale zekerheidsprogramma’s geprivatiseerd dienden te worden en de mensen zichzelf meer moesten beredderen. Als gevolg van de implementatie van deze denksystemen zien we vooral vanaf de jaren ‘80, wereldwijd, toenemende aanvallen op het model van de welvaartstaat, in wezen een systeem van wederzijdse solidariteit dat correcties op het kapitalisme pur sang wou bieden, zoals we dit vooral sterk in tal van West-Europese landen kenden.

Alan Greenspan, tussen 1987 en 2006 de voorzitter van de Amerikaanse Centrale Bank of Federal Reserve System (Fed) was evenzeer een volger van Rand’s doctrine. Onder zijn bevoegdheid werd het Fed ingeschakeld als instrument om de economie aan te zwengelen. Hiervoor ging men zoveel mogelijk geld (easy money) en kredieten (easy credits) toestaan door de rentevoeten laag te houden. Als keerzijde zag Amerika haar overheidsschuld met biljoenen toenemen en werd ook de Amerikaanse bevolking in tal van hoedanigheden kredietnemer.

DWM: Het neoliberale monetarisme stimuleert niet alleen de economische investeerders, het zorgt tevens voor samenlevingsproblemen en ecologische catastrofes.

Byttebier: Welja, het economisch liberale en neoliberale denken vertaalt zich in de praktijk in een productie om de productie en een consumptie om de consumptie. De economie moet immers almaar blijven groeien, onder meer om die massale private geldcreatie terug te verdienen. Op die manier is iedereen zijn schaduw beginnen achterna hollen. Hierdoor worden ook enorme hoeveelheden prularia geproduceerd en geconsumeerd welke we rationeel gezien niet nodig hebben, maar die de media en reclamespots ons als noodzakelijk voorspiegelen. Bovendien gaan de verschillende nationale economieën met elkaar concurreren en wil ieder van hen de hoogste economische groeicijfers voorleggen.

Het economisch liberale en neoliberale denken vertaalt zich in de praktijk in een productie om de productie en een consumptie om de consumptie. De economie moet immers almaar blijven groeien, onder meer om die massale private geldcreatie terug te verdienen.

Vanzelfsprekend zorgt deze ontwikkeling, die zijn roots in de zeventiende eeuw kende, voor roofbouw op de grondstoffen, de natuur en de atmosfeer van onze planeet. Deze handelswijze zal vanaf de jaren tachtig, toen in de VSA en het VK, onder Ronald Reagan en Margaret Tatcher, toen het neoliberale gedachtengoed volop werd geïmplementeerd, buitenproportionele afmetingen aannemen.

Reagan paste bijvoorbeeld de leer van het ‘consumentisme’ toe. Een simpele economische doctrine die voorhoudt dat men een slabakkende economie moet stimuleren door meer te consumeren zodat men de ondernemingen helpt en de tewerkstelling veilig stelt. Later zou Bush Jr. zelfs spreken van een ‘duty to consume’, een ‘plicht om te consumeren’. Maar de VSA hebben niet genoeg rekening gehouden met hun hoge loonkost om hun productie veilig te stellen. Als gevolg zag men vooral in de jaren ’90 van de vorige eeuw een mondiale verschuiving van de productie naar lage loonlanden in Azië en Latijns-Amerika. In de VSA en het westen verdween een groot deel van de tewerkstelling, verminderde de koopkracht en kwam men zelfs in een economische malaise terecht, waardoor de hoop nog meer kwam te rusten op een nog sterkere specialisatie en op nog meer hoogtechnologische producten.

Nieuwe Monetriare Wereld Orde

DWM: Terwijl de hebzucht van de neoliberale doctrine ons maatschappelijk en ecologisch pijn doet, blijven haar adepten roepen dat er geen alternatief is. U bent het hier niet mee eens en stelt in uw boek een nieuwe, op altruïsme gebaseerde, economie voor. Kan u uw voorstel toelichten?

Byttebier: Als alternatief stel ik een systeem voor dat altruïstische wortels heeft en een dubbele doelstelling belichaamt. Enerzijds moet ons mondiaal energie- en grondstoffenverbruik in toom worden gehouden en anderzijds is er nood aan een mondiaal solidariteitsprincipe dat ijvert voor een rechtvaardige herverdeling van de welvaart. Hiervoor moeten we het huidige systeem radicaal veranderen. Eerst en vooral, en dit is essentieel, dient de geldcreatie opnieuw bij de overheden te worden gelegd, waarbij ik pleit voor de oprichting van een Nieuwe Monetaire Wereld Orde (NMWO), met in alle landen vertakkingen. Het NMWO brengt een Nieuwe Wereldmunt uit waardoor ook het wisselkoersensysteem ophoudt te bestaan. Landen krijgen toegang tot geheel ‘gratis’ geld, wat ik een landelijke allocatie noem.

Waarom moet een land gratis geld krijgen? Omdat het anders (zoals nu) afhankelijk is van belastingheffingen en, wanneer dit niet volstaat, kredieten die ze aangaat bij hebzuchtige privéspelers, om haar politiek project te financieren. Automatisch komt ze hierdoor in een cascade terecht waarbij de overheid alsmaar een grotere belastinghonger krijgt omdat ze ondertussen een enorme overheidschuld opbouwt, die ze met interest moet terugbetalen. Geen enkel land kan dit volhouden.

Waarom moet een land gratis geld krijgen? Omdat het anders (zoals nu) afhankelijk is van belastingheffingen en, wanneer dit niet volstaat, kredieten die ze aangaat bij hebzuchtige privéspelers, om haar politiek project te financieren. Automatisch komt ze hierdoor in een cascade terecht waarbij de overheid alsmaar een grotere belastinghonger krijgt omdat ze ondertussen een enorme overheidschuld opbouwt, die ze met interest moet terugbetalen. Geen enkel land kan dit volhouden.

De VS heeft momenteel ongeveer achttien biljoen (duizend miljard) dollar schulden! België heeft een overheidsschuld van ruim vijfhonderd miljard dollar. Het huidige model is daarom zeer duur voor de landen, en haar belastingbetalende burgers, en in hoge mate winstgevend voor de banken en hun aandeelhouders. Wanneer het model helemaal ontspoort, overkomt een land wat Griekenland is overkomen… Verder mag men niet uit het oog verliezen dat een substantieel deel van de overheidsschuld het gevolg is van verleden bailouts van banken. In de literatuur wordt dit aangeduid als een ‘privatization of gains and socialization of losses’. Op die manier benadeelt een op neoliberale leest geschoeid beleid, zoals dat van onze huidige regering, de armste segmenten van de bevolking ten voordele van de ondernemers en rijke elite. Is dit het soort van economie dat we rechtvaardig vinden en wensen te behouden?

In mijn model presenteren de verschillende overheden jaarlijks hun politieke project en bijhorende begroting aan het NWMO. Nadien volgt een nauwkeurige begrotingscontrole door alternerende panels die telkens zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van andere deelnemende landen. Bij de controle kijkt men niet alleen of de begrotingsinschatting correct is en volstaat om de behoeften van elk land, met inbegrip van diens sociaal project, te dragen, maar eveneens naar de ecologische kost van het voorgestelde project. Op de toegekende allocatie van gratis geld hoeven de landen natuurlijk ook geen interesten te betalen, waardoor het systeem geen overheidsschuld genereert en landen en daardoor ook hun bevolking zich zullen kunnen onttrekken aan de druk van een belastingsfinanciering.




DWM: Uw model sluit kredietverlening niet helemaal uit maar stelt een gedifferentieerde kredietverlening voor.

Byttebier: Inderdaad, hoe meer een financieringsbehoefte het algemeen belang dient, hoe goedkoper de toegang tot nieuw gecreëerd geld dient te zijn. De overheid die door middel van de gezondheidszorg, onderwijs en andere instellingen het algemeen belang bij uitstek dient, krijgt haar geld geheel gratis (via niet terug te betalen ‘allocaties’). Bij de private spelers wordt er een verschil gemaakt tussen burgers, NGO’s en bedrijven waarbij de aard van het project en van de financieringsbehoefte de hoogte van de rente bepaalt. Iemand die zijn eerste huis wil kopen krijgt bv. een zeer goedkope lening of eventueel zelfs een lening aan negatieve rente (die in wezen neerkomt op een vorm van subsidie). Wil men daarentegen in de Amazone petroleum ontginnen dan zal dit door zeer hoge interesten ontmoedigd worden.

DWM: U wilt tevens het vergaarbare kapitaal begrenzen. Hoe moeten we dit zien?

Byttebier: Inderdaad, dit steunt op een inzicht dat al aanwezig was bij de prille klassieke filosofen dat een samenleving de vermogensvergaring door individuen dient te begrenzen, zo niet dreigt de onrechtvaardigheid extreme proporties aan te nemen. Wat in onze huidige wereld duidelijk het geval is, waar immers sommigen miljardenfortuinen beheren en anderen moeten toekomen met één dollar (of zelfs minder) per dag en nog steeds honderden miljoenen mensen dakloos zijn of honger lijden.

Bij wege van eerste denkoefening stel ik in mijn boek een vermogensplafond van vijf miljoen USD (omgezet in Nieuwe Wereld Munt) voor. Overschrijdt een vermogen dit bedrag, dan dient de eigenaar ervan vanaf dan een deel van zijn inkomen aan algemeen belang dienende projecten te geven. Deze maatregel ligt in het verlengde van het gedachtegoed van Plato en de eerder aangehaalde denkers en dient om altruïstische morele waarden zoals wederzijdse solidariteit te bewaren.

Utopisch?

DWM: Vreest u niet om als naïeveling gebrandmerkt te worden door een op altruïsme gebaseerd monetair- en banksysteem voor te stellen? Hoe reageren collegae en andere deskundigen op uw model?

Byttebier: Wellicht klinkt mijn voorstel voor sommigen utopisch, maar dit mag ons niet tegenhouden om over de huidige systemen grondig na te denken en ze in vraag te stellen. Gezien bepaalde gevolgen van het kapitalisme en het neoliberale gedachtengoed, waaronder de extreme kloof tussen arm en rijk en de gevolgen van de milieuverontreiniging, is dat zelfs onze morele plicht.

Binnen de academische sfeer werd mijn boek en model alvast positief onthaald. Toen ik verleden week voor een vereniging van bankiers sprak, was ik zelfs daar aangenaam verrast door de grote welwillendheid van de toehoorders. Een vertegenwoordiger van de nationale bank kwam me nadien zelfs voor mijn werk feliciteren. Vanuit de politieke wereld kreeg ik nog geen reacties. Gezien het felle neoliberale karakter van de huidige regeringscoalitie, is dit wellicht niet verwonderlijk.

DWM: De huidige Belgische regering voert duidelijk een neoliberaal economisch beleid. Hoe verhoudt zich dit tot de aanwezigheid van de CD&V in deze regering?

Byttebier: Deze aanwezigheid lijkt me vanuit ideologisch oogpunt merkwaardig. Zeker wanneer men de radicale leer van Christus en de oproep van bv. de Kerk zorg te dragen voor de armen en de onderdrukten, plaatst naast het huidige regeringsbeleid dat vooral de armen treft. Men zou stilaan beter moeten weten. In bepaalde andere landen blijkt de impact van een jarenlang volgehouden neoliberaal beleid immers almaar schrijnender, zo bv. in het VK waar de kloven tussen armen en rijken almaar groter worden en ondertussen één vijfde van de bevolking zich geen tandarts meer kan permitteren omdat dit te duur is geworden. België dreigt stilaan eenzelfde weg op te gaan. Men zou zich dan ook bij wijlen effectief kunnen afvragen waar de “C” van CD&V nog voor staat, een onwennigheid waar uitspraken van bepaalde van de CD&V-leden occasioneel trouwens ook van getuigen.

take down
the paywall
steun ons nu!